De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 20 juli pagina 12

20 juli 1940 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

'rouwen en vrouwenleven Wat is een schoolkind? WIE eenmaal door de hooge groene deur is gegaan en als n onder velen het veege lijf heeft gedeponeerd ergens in de viervoudige rij van uni forme schoolbanken.... heeft zijn eerste entree in de maatschappij ge maakt. Hij heet nu schoolkind" en blijft dat voorloopig. Het is natuurlijk een gewichtige levenspromotie, van kleuter naar schoolkind. ... de overgang is alzijdig markant en het is niet de verwonderen, dat de school, die in de komende jaren zo'n gewichtige rol gaat spelen in het leven van het jonge menschenkind, mét al het andere ook haar naam heeft gehecht aan al haar bezoek(st)ers. Alle belangstelling van paedagogen, psychologen en leerkrachten bij het onderwijs ging uit naar het leerende" stukje mensch, dat daar zat, tegenover lessenaar en schoolbord, de bronnen van alle wijsheid, om zich in een zeker aantal jaren de noodige levensbekwaamheid te vergaren. En hoe inge wikkelder de samenleving werd, hoe hooger menschenvernuft cultuur en be schaving deed stijgen. .. . hoe grooter die belangstelling werd. Nietwaar. .. . er hing onherroepelijk veel af van de juiste beantwoording van vragen als de volgende: wat moeten onze kin deren leeren op welke manier brengen we hen dat het snelst in de grootst mogelijke hoeveelheid en met het meeste effect bij? Zodoende verdween de ziel van het schoolkind in het wezen van de luisterende, leerende scholier. En hoe ijveriger en intenser de bemoeiingen rond de laatste werden, des te minder, dacht men er aan om zich af te vragen: heeft het kind, waaruit we deze scholier gepeld hebben, geen specifiek eigen leven, geen karakteristieke men taliteit, behoeften en moeilijkheden? De baby en de kleuter en sinds eenige tientallen jaren ook de grootere jongens en meisjes in de puberteit genieten óók volop de belangstelling. .. . maar waar het de vertegenwoordig(st)ers van deze ontwikkelingsphasen betreft, doet men, gesteund en geleid door de inzichten van de nieuwe en nieuwere psychologie, serieuze pogingen om het innerlijk, de ziel, het vormend principe, dat op alle psychische uitingen haar stempel drukt en deze bepaalt, te ontdekken. Het schoolkind echter hinkt hierbij achteraan. Men probeert ook in zijn belang de vruchtbare, nieuwe methode te volgen. .. . alleen men vergeet alweer bij het kind te beginnen. De scholier, de leerling is het aangrijpingspunt. .. . en de neerslag van het nieuwe ligt dientengevolge gekristalliseerd in me thodiek en didactiek. DE onderwijzer rekent dagelijks om vier uur af met zijn leerlingen en 's morgens om negen uur ontvangt hij hen weer om het werk van gisteren met ijver en toewijding voort te zetten. Weet hij iets van het leven van deze scholieren buiten de school?. .. . weet hij iets van het kind en de natuur in deze jongens als ze hun eigen leven leven?. .. . interesseert het hem min der, omdat hij toch steeds dezelfde en de eene kant te zien krijgt nl. den leerling? De ouders doen iedere morgen op nieuw hun best om de schoolgaande jeugd tijdig op pad te sturen en een ieder weet uit ervaring, dat het dikwerf niet gering is wat aan deze daad ten koste moet worden gelegd. Tusschende-middag" is daar de run op de boterham, het geroep van boel op bergen", het gesus van plagerijtjes en ruzietjes. .. . totdat weer, met een zucht van oplichting, het corps in goede orde en met schoone handen verdwenen is. Na half vijf volgen nog watheete uren met huiswerkstrubbe lingen, betogingen over eerlijke en oneerlijke cijfers, vermaningen en berechtingen van euveldaden en kattekwaad. De ouders kennen ook n kant van het schoolkind. .. . weten ze iets van het innerlijk van hetzelfde kind gedurende de vele uren op de school banken?. .. . Weten ze iets van wat zich binnen in het kind afspeelt op grond van zijn strijd met de weten schap, zijn verhouding tot den onder wijzer, zijn lief en leed met de klasge noten?. .. . De ouders kennen vaak uit de be schrijving van den onderwijzer hun eigen kind niet terug. ... de onder wijzer is eerlijk verbaasd, als hij hoort, hoe dit kind zich buiten de school ge draagt. We vragen ons af: is dit een gesple tenheid van gedrag, die veroorzaakt wordt door de bijna absolute gescheidenheid van de milieu's, waarin het schoolkind leeft; of zijn er innerlijke factoren, die in de psychische gesteltenis zelf besloten liggen, als oorzaak aan te wijzen ? Wij zijn geneigd het probleem als volgt te bezien: De eisenen, die de maatschappij en meer in het bijzonder de kleine maat schappij der school aan de wordende mensch stelt, roept in diens innerlijk een conflict op, dat door de eigen, eenzijdige gerichtheid van de beide milieu's, waarin hij te leven heeft, wordt versterkt. Het bedoelde conflict wordt veroor zaakt door een botsing van de eischen, die de natuur in het kind stelt met de eischen, die de cultuur, de school, op legt. In het licht van dit conflict is het mogelijk het tweeledige gedrag van het schoolkind" als de uiting van een en dezelfde psyche te zien. DRA. Sis HEYSTER viocact en nu T JET vroeger en nu" ?* ?* is m de mode, als elders, steeds [bijzonder leerzaam. Wie van tijd tot tijd bedenkt hoe het vroeger was, wordt daardoor meest al tevredener met zijn eigen omstandigheden. Zoo heeft de badjas in betrekkelijk korten tijd vele metamorphosen ondergaan : Na de jaren, waarin wij van top tot teen gekleed in zee daalden, kwam het zwarte tricot badcostuum, bedekt door een lichtelijk vormelooze jas van badstof; deze trok echter, naarmate de tijd, en daarmee onze be langstelling voor ons uiter lijk aan zee voortging, automatisch steeds meer de aandacht der modeschep pers, en zoo verscheen dan tenslotte de heel lange bad jas, getailleerd en onge woon bekoorlijk die evenwel niet eens altijd de aanraking met het zee water kon doorstaan, en bovendien tamelijk lastig in het dragen was', en zoo werd deze dan weer van zijn plaats gedrongen door het korte badmanteltje, dat bad- of zonnepak bedekt, en toch voldoende vrijheid van beweging laat. Dat van de foto is van rood-witgestreept linnen, met witte biezen. SCHEPPING D AT ding is fijaal te groot. .. .," zegt Broer, die critisch over de tafel hangt en toeziet. Hij bedoelt finaal en het is zijn stopwoord van de laatste week. Guus heft driftig het hoofd. Als jij je er eens niet mee bemoeide?" vraagt hij, bedwongen-driftig. Want Guus is aan een moeilijk werkje bezig, hij schept iets" uit het niet. Moeder is een paar dagen ziek geweest, toen was het beneden vol gens Guus saai en ledig" en hij heeft den drang in zich voelen ontstaan om van een stukje dun karton en wat papierklemmen een banjo-achtig in strument te maken. Eerst zat het snarengedeelte wel op de verkeerde plaats en achteraf bleek hij ook den kam vergeten te hebben om er de snaren over te spannen, maar deze kleinigheden zijn met vaders hulp thans verholpen. De kartonnen banjo lijkt op een banjo en heeft zelfs snaren van strakgespannen elastiekjes. Vader offerde zes centen, waarvoor Guus don kerrood sitspapier kocht en hiermee werd de banjo nu minutieus beplakt, Die zes centen hebben me hél wat rust opgeleverd," verzekerde vader aan moe der, die in bed almaar neuzen lag te snui ten, en dat is goedkoop, als je nagaat wat een duur artikel rust meestal pleegt te zijn." De banjo was dus donkerrood en glanzend. Best een beetje majioniehoutachtig," zei Guus hem weltevreden met een scheef hoofd beziend. Zus, Freek en Broer zeiden er niet veel van, Guus' scheppingen plegen hen altijd ietwat te bevreemden. Maar wat is een banjo, die niet ingepakt kan worden? Een banjo zonder hoes of zak? Zoo'n banjo is niet in staat om stilletjes mee naar school te worden genomen en daar de bewondering te wekken van de leuke knullen" ! En dus begon Guus, zoo gauw moeder weer op was, om 'n lap je" te bedelen. Wat voor een lapje, Guus?" Geeft niet, moeder," was het groot moedige antwoord, als het maar niet te klein is." Ga dan zelf maar eens bij de lappen op zolder kijken !" Het resultaat is dat Guus, een poosje later, sprakeloos van verrukking komt aandansen met een oud, kimono achtig ding. Het is knal-oranje van kleur en herinnert aan zomer en hitte golven. Moeder weet opeens weer dat ze dit ding indertijd tot de lappen verbannen heeft, omdat de kleur haar irriteerde. Dit is prachtig !" juicht Guus, mag ik dat gebruiken?" O ja, het mag ! En moeder knipt zelfs eigenhandig een groote vierkante lap van de kimono af en overhandigt die Guus. En wat ga je er nu eigenlijk mee doen?" wil ze dan toch, nieuws gierig, weten. Er een hoes van maken voor mijn banjo", zegt Guus. Ik mag wel draad en naald uit de naaidoos pakken, hè?" En hij rent weg. Op dat gedenkwaardige moment zegt Broer, als Guus de knal-oranje lap op tafel gespreid heeft en met kennersoog beziet: Dat ding is fijaal te groot. ..." Hij heeft gelijk ! Het ding r's te groot. Maar Guus wil het uit Broers mond niet hooren. Broer heeft er niks mee te maken ! Wie is de uitvinder van banjo en hoes? Hij, Guus '. Wat Guus er mee voor heeft, weet eigenlijk niemand. Of hij het bestaan zal om met dit heftig-oranje ding de straat op naar school te wandelen ? Of hij poids genoeg heeft om stomp zinnig gehoon van de massa te voor komen, eventueel te bedwingen? We weten het niet. Maar voorloopig is hij dolgelukkig met zijn schepping, die vervaarlijk-oranje op den stoel voor zijn bed ligt en waarop hij nog een teederen, laatsten blik werpt vóór hij inslaapt. ERICA . 12 DE GROENE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl