De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 20 juli pagina 13

20 juli 1940 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

Rampen in den tuin onweer HET is een stille, warme, zomermiddag. De blauwe lucht lijkt heel hoog en ver tussen de dunne scha pewolkjes door. De zon dringt nog moeizaam heen door een wand van hitte. Niets beweegt, geen blaadje, geen vogel zingt, geen enkel geluid breekt de stilte. Dan ga ik de tuin binnen en blijf ook plotseling heel stil staan, bang iets te verstoren. Als ik mijn adem inhoud is het alsof ik de planten hoor groeien. Het is opeens mijn tuin niet meer, het is een nieuwe wereld, een wereld op zich zelf, die alleen groeit en bloeit ter wille van zich zelf. Ademloos en geboeid sta ik te luisteren naar dit wonder van mijn tuin. Een grote, rode klimroos hangt in zware trossen over de schutting omlaag en kijkt te voorschijn tussen de dichte stengels van de paarse Salvia nemorosa. Eigenlijk is het geen paars: is het paars met bruin of paars met rood? ik weet het niet. Het is een kleur vol warmte, vol gloed, een kleur van de volle rijkdom van de zomer. Vlak er naast schieten de sterke stengels van een groep riddersporen recht omhoog; de bloemen zijn heel zacht geel. Als de zon er op schijnt worden ze doorschij nend, dan is het geen kleur meer, dan is het alleen nog licht, dan is de hoge, slanke tros als een lichtstraal, recht de hemel in. En als een sterk contrast met al die hoge of breed uitgroeiende plan ten, al dat overdadige is er in de voor grond van de border een lange strook van de kruipende teunisbloem. Hier en daar ligt tussen het groen een grote, citroengele klok wijd open tegen de grijze, bemoste stenen van het pad. Overal in de voorgrond staan lage, bossige planten met mooi blad, dat de hele zomer fris blijft en de uitgebloeide stengels van irissen en papavers enigs zins bedekt. Er is de grootbloemige Nepeta en een zilvergrijze Artemisia, waartegen de lichtblauwe klokjes van Campanula aardig uitkomen. Zo verloren in de wonderen van de tuin is een grote verandering in het weer helemaal onopgemerkt gebleven. Wel is alles nog doodstil maar er is iets onheilspellends in de stilte gekomen; donkere, loodkleurige wolken bedekken met grote snelheid de hele lucht; een vreemd, onwezenlijk licht komt over alle dingen. Het groen van de heesters krijgt een gemene, gelige gloed, de Salvia's lijken donkerder en zwarter. Alleen de riddersporen schijnen lichter en glanzender te worden naarmate de wereld om hen heen aan kleur verliest. Het is alsof ze al het zonlicht van de hele dag in zich hebben opgenomen en nu weer afstaan, het is als een stralende lichtplek in het toenemende duister. En dan barst het onweer los ! Een plotselinge rukwind giert door de tuin, een paar hevige donderslagen en dan ruist een gordijn van regen omlaag. Haastig gevlucht naar een overdekte bank volg ik met angstige spanning de verandering, die nu over de tuin komt en niet alleen met angst, ook met gewetenswroeging. Het was steeds zulk mooi weer, de hele voorzomer; veel zon, weinig wind, zo nu en dan op het juiste moment een stille, zachte zomerregen. En de tuin groeide, de planten gingen zo mooi kaarsrecht omhoog, ze waren zo gezond en sterk en.... ik was lui ! Maar nu zwiepen de stengels van de Delphinium heen en weer in de wind, ze buigen onder de zwaarte van de regen, ze vallen over elkaar heen en door het gewicht knakken ze elkaar. De bossige Salvia waait wild dooreen en buigt naar buiten over, dieper en dieper. De regen klettert er op neer en al gauw liggen de eerste takken in de modder. De klokken van de teunis bloem plakken tegen elkaar en worden bruin; de dicht op elkaar staande Campanula's zijn een kleverige brij. Weg is de wondere droomwereld waarin ik me had verloren, maar nu aan het werk voor de weder-opbouw! Regendruppels zijn zwaar en daarom schudden we eerst voorzichtig de bloemstengels heen en weer, zodat het water naar alle zijden wegspat. De geheel geknakte stengels van de ridde- ? spoor snijden we af en nemen we mee naar huis. Als we alle bloempjes langs de tak afplukken kunnen we er een drijfschaal mee vullen. Maar soms is een gekneusde stengel nog weer op te binden aan een lange, sterke stok, die we een flink eind in de grond steken recht achter de plant, verborgen door het blad. Met een dun raffiaband binden we de tak vast dicht tegen de stok aan, even boven en even onder de gekneusde plaats. Dan beuren we de andere takken voorzichtig op tot ze hun natuurlijke houding weer hebben her kregen en we binden ze stevig vast, tak voor tak verbindend met de stok, zodat een heel spinneweb van raffia ontstaat. Hadden we dit maar eerder gedaan dan was veel schade voor komen maar het is nu eenmaal zo en met wat moeite en zorg is toch nog veel te herstellen. Ook de Salvia nemorosa wordt onder handen genomen. Het is onbegonnen werk deze tak voor tak op te binden, maar dat is ook niet nodig. Als we hier en daar een stok zetten en de stengels in bosjes bijeen nemen wordt het ook wel goed als we maar zorgen, dat de natuurlijke houding bewaard blijft en noch stokken, noch raffia zichtbaar zijn. We moeten na zo'n storm die een ravage in de tuin heeft achtergelaten, nooit een paar dagen wachten. De bloemen zoeken het licht, zoo ook de uiteengewaaide stengels, die, als ze op de grond liggen, zich weer omhoog rekken, zich kronkelen in vreemde bochten en als we ze dan gaan opbinden, de raarste, onnatuurlijkste vor men hebben gekregen. Minder zware planten als Artemisia, Gaillardia, Stachys en dergelijke kunnen we ook overeind houden door er rijshout tussen te steken; snoeisel van heesters kan hiervoor worden gebruikt. De planten haken vast aan alle zijtakjes en waaien heen en weer met de wind, ze worden niet tegen elkaar gedrukt als ze nat worden, ze behouden hun veerkracht en de gehele groeiwijze blijft dan het natuurlijkste. Nu breken we ook de uitgebloeide en verregende teunisbloemen uit. Het gaat hier echter niet alleen om het wegnemen van de bloem, we willen ook verhinderen, dat de plant zaad zet. Het is nu eenmaal de drang van elke plant om zaad te vormen; pas daarna is de taak volbracht. Verhinderen we dat dit zaad tot ontwikkeling komt, dan zal altijd opnieuw de plant weer trachten zijn einddoel te bereiken. Er komen nieuwe knoppen, nieuwe bloe men, een nieuwe poging om zaad te zetten. Bij de teunisbloem breken we daarom de bloemstengel af tot en niet de zaaddoos aan de voet ervan. Ook de aan elkaar geplakte en verregende Campanula-bloempjes plukken we er uit, met zorg de nieuwe knoppen sparend. En zo gaat het met alles. Uit de viooltjes halen we elke dag de uit gebloeide bloemen weg en de zaad bolletjes uit de Oost-indische kers. En als we na een paar uur inge spannen werken tussen de drijfnatte planten opzien, breekt juist de zon weer door. Het is een andere tuin geworden, een glinsterende, schoongewassen, blinkende wereld. Het wer ken tussen de planten leerde ons nieuwe dingen; op geen betere wijze leren we de bloemen kennen. Het onweer heeft een les gegeven, dat we nooit ons werk mogen verwaar lozen maar ook bracht het onweer een nieuwe schoonheid. DE TUINARCHITECT Fabeltje voor groote metischen DAT is een heerlijk plekje, waar ze ons hebben neergezet !", fluis terden de blinkend-witte tuinmeube len, keurig op een groen grasveldje gerangschikt, tegen elkander. Een uitgelezen plekje !" En ze prezen de heesters en struiken rondom, de geur van de rozen, die langs hen dreef, de kleine vriendelijke bloemen in de tuinperken en het vogelgekwetter boven hun hoofden. ,,Een heerlijk plekje ! En we komen hier zoo goed uit ! Het is werkelijk een geluk te noemen, dat de oude tuinparasol zijn zin niet heeft gekregen en mee is gekomen naar hier. Hij zou beslist uit den toon vallen." Ze glimlachten allemaal triomfante lijk en dachten aan de vervlogen winter dagen, toen ze op zolder opgeborgen hadden gestaan. Ze waren toen niet zoo hagelwit geweest als nu dat nieuwe lakverfjasje dateerde pas van een paar weken en in dien ouden groezeligen toestand hadden ze nogal wat omgang gehad met den ouden tuinparasol. nmaal was ook hij mooi en frisch geweest, helder rood en wit gestreept, maar nu was veel van de oude glorie vergaan. Zonne brand had hem een beetje verschoten en zelfs water-en-azijn hadden dat niet te niet kunnen doen. Hier en daar een roestig vlekje, een klein scheurtje.., och ja, zoo gaat het. Maar met dat al had de tuinparasol toch dolgraag meegewild, toen de tuinmeubelen naar buiten werden gehaald om weer gebruikt te worden. Zijn ijzeren buis om in den grond te steken, was geroest maar bruikbaar, zijn mechaniek misschien wat knarserig maar voor het overige in orde. Maar daar hadden de tuinmeubelen zich van den beginne af aan tegen verzet. Hij was naar den achtergrond gedrongen. En tot dusver daar gebleven ook. Een heerlijk plekje hier," begon de witte tafel weer. ,,Als er nu maar gauw menschen komen om ons te gebruiken. Ik werk graag !" Daar waren ze het allen mee eens ! Het ongebruikt te pronk staan mocht dan decoratief staan, het was tevens oer-vervelend. Maar zie, de zomerzon brandde nogal heftig op het mooie, uitgelezen plekje en wie zich een oogenblikje neerzette op de uitnoodigende hagelwitte stoelen vluchtte toch al spoedig. Een beetje schaduw op dat plaatsje zou geen kwaad kunnen," zei de ver standige vrouw des huizes. ,,We zullen den ouden tuinparasol eens opschommelen. Hij is niet mooi meer, maar schoonheid is ook niet alles, 't Voor naamste is, dat hij bruikbaar is." En de parasol kwam van den zolder. Trillend van vreugde maakte hij mee hoe zijn geroeste buis den weerspannigen grond ingehamerd werd. Toen kwam zijn stok, toen kwam hij zelf. Het rood-en-witte tentdoek spreid de zich in een beetje verschoten strepen over de hagelwitte meubelen. Maar.... die zeiden niets. Die lieten zich zelfs niet misprijzend uit. Opeens hadden ze begrepen wat de oude parasol voor hen waard was. Hij liet er zich niet op voorstaan. Hij ging voort zijn strepen nog een beetje verder te laten verkleuren in de meedoogenlooze zon en hij hielp op het groene grasveldje een heerlijk plekje koele schaduw vormen, waar iedereen dankbaar voor was. En dat de hagelwitte stoelen nu veelvuldig gebruikt en ook veelvuldig geprezen werden, gunde hij ze van harte ! HENRIETTE LABOUREUR Was DE GROENE juist uitverkocht toen U er naar vroeg? EEN GOEDE RAAD neem EEN ABONNEMENT ! PAG. 13 DE GROENE No. 3291

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl