De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 20 juli pagina 8

20 juli 1940 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

In het teeken van Charivarius V OOR ons, journalisten, is Charivarius iemand, die er persoonlijk belang bij heeft, dat wij slecht schrijven. De beste manier om hem te huldigen zou dan ook zijn, dat wij bij deze ge legenheid tante Betje van stal haalden, Barbertje lieten hangen en Shakespeare verkeerd citeerden. Wij zouden ons uit de hoogeschool van de journa listiek op de glibberige paden moeten aanstrengen om aldaar een scheeve Nederlandsche schaats te rijden naar de cosy-corner, doch zou dit wijzen op oorspronkelijkheid? Neen om niet te zeggen: nog maals neen ! Weliswaar glanst ons gelaat in het teeken van de feestvreugde, maar nu zich onge twijfeld talloozen zullen opmaken om zich bij ons aan te sluiten, ware het onmeedoogenloos, hun het gras voor de voeten weg te maaien en wij willen dan ook onze taalfouten niet verder naar voren brengen, doch zonder meer den meester prijzen om wat er heelemaal niet ,,meester"-lijk aan hem is. Wij zinspelen nu op zijn humor. Immers voor den goedigen journalist, die alle dag kans krijgt om fouten te maken en deze kans ook dikwijls waarneemt zou Charivarius een lastige schoolmeester zijn, wanneer hij niet een pleizierige man was met optimisme genoeg om uit loutere ergernis zijn brood te eten en daar zeventig jaar bij te worden. Deze standvastigheid in de boosheid veronderstelt een vast karakter of een groot pleizier. Hoe is het mogelijk, vraagt men zich af, dat iemand week in en week uit zich ergert en onderwijl anderen amuseert, hoe is het mogelijk, dat hij onuitputtelijk schijnt in andermans tekortkomingen? De dichter lijke ziel van Charivarius te ontleden, zou ons een blik doen werpen in de raadselen der opgeruimde verontwaardiging, waarbij de schrandere lezer wel verzocht wordt, op te merken, dat het woord opge ruimd" dubbelzinnig is, want het beteekent zoowel blijmoedig" en weggenomen". In beide beteekenissen is de verontwaardiging van Charivarius be wonderenswaardig, want deze man, die zich telkens weer boos maakt over ons, journalisten verliest daar nooit zijn goed humeur bij, en zijn verontwaardiging wordt dan ook opgeruimd door zijn grappigheid. Men voelt wel, dat men hier te maken heeft met iets raadselachtigs. Cornelis Veth zou dit meer psycho-analytisch kunnen behandelen, indien hij bijvoorbeeld bewijzen mocht, dat Charivarius in zijn prille jeugd zoetjes aan eenigen tijd geleden dus een duimzuiger was met een moedertaalbinding, hetgeen dan een rectificatie-tendenz te voorschijn riep, welke geactiveerd wordt zoodra een medemensen iets uit zijn duim zuigt (ieders eigen duim is de bedoeling) met het gevolg, dat de actieve correctiefactor in de plaats treedt van het smartgevoel over de moedertaalverknochting. Dit kan men uitdrukken in een psychische formule, naar behoefte kiesch of onkiesch doch het komt ons voor, dat de journalist, die zich de raadselziel van Charivarius wil blootleggen, met deze hypothese van eventueel Cornelis Veth niet diep genoeg afdaalt naar de cryptische verschijn selen der psychische motiveering, of om het groote woord gelaten uit te spreken, dat heel de theoretische zielduiding van Veth toch maar populaire weten schap is. HET is echter minder onze bedoeling, Cornelis Veth te beleedigen dan Charivarius te huldigen en daar deze beide broeders in de dwaasheid ons beurt om beurt voorlichten door het parabolische lampschijnsel der parodie, willen ook wij ons licht niet onder de korenmaat stellen en herhalen dus de principiëele vraag, die de dag van vandaag wegens zijn feestelijk karakter naar onze lippen dringt: hoe is het mogelijk?" Ja, gevierde jubilaris en lieftallige lezeres, hoe is het mogelijk, dat iemand zeventig jaar wordt met het ongewroken aanwijzen van allerhande stijl fouten in onze Nederlandsche dagbladen, terwijl de wereld, die ons om zoo te zeggen omringt, de gewel digste veranderingen ondergaat? Hebt gij daar over wel eens nagedacht? Van de talrijke antwoorden, die Gij in dat onwaar schijnlijke geval ongetwijfeld zoudt hebben gegeven, is zeker dit het meest juiste: het komt, omdat er niets verandert. Langer dan dertig jaar is het geleden, dat Chari varius zijn reuzestrijd begon en zich den vulpen houder aangordde tegen de viri obscurissimi van deze eeuw, de taalverbasterende dagbladschrijvers. En nog komen zij altijd aan op de plaats des onheus, wanneer het geheele perceel reeds herschapen is in een vuurzee, nog noemen zij iederen boerenkinkel, die door een doodgewonen kwakzalver werd afgezet een slachtoffer" alsof de slachtofferande niet meer dan een peulschilletje ware , voortdurend berichten zij ons, dat een vraagstuk meerdere zijden heeft, hoewel noch u noch ik er ooit een zijde van zagen. Dat Charivarius het volhoudt, is een wonder, bijna zoo groot als dat alle anderen het ook vol houden. O ! edele, bewonderenswaardige en onuitroeibare domheid van den schrijvenden mensch, hardnek kigste misverstand, zekerste zmneteeken der onein digheid ! Wat zijt gij grootsch ! Oorlogen worden beslecht (dit beteekent niet alleen, dat zij altijd slechter worden, maar dat er ook altijd weer een eind aan komt). Echter de oorlog tegen de domheid is eindeloos. En dus ook: onbegonnen werk. WIE nog betrekkelijk jong is, kan zich dan ook niet meer voorstellen, dat Charivarius een maal begon. Het is hem te moede, alsof deze dappere man van alle eeuwigheid geprotesteerd heeft tegen het taalgebruik der dagbladschrijvers, ja: of hij Barbertje reeds van den smadelijken wurgdood door verhanging heeft weten te redden, toen Multatuli nog geboren worden moest. Charivarius is niet een tijdvak in de geschiedenis, maar Charivarius is een aspect van de geschiedenis. Hij wordt ook geen zeventig jaar op 20 Juli. Weliswaar doet dit doctor G. Nolst Trenité, en waarachtig met eere, maar Charivarius, die nu geen wit wil zien", is eeuwig. Zijn naam is het beginsel van den moed der wanhoop waarmede de goden vergeefs tegen de domheid worstelen. Charivarius is meer dan een groot man. Een groot man slaagt ergens in, of zoo goed als. Maar Chari varius heeft absoluut geen succes. Iedereen weet, hoe deze auteur het land heeft aan taalnarigheden, iedereen weet nu ook, dat hij zeventig jaar heet te zijn, maar men zal hem niet ontzien en rustig voort gaan met het opschrijven van baarlijken, overbodigen en schandelijken onzin. Ook hij echter zal niet verzaken. Voordat Charivarius geboren werd, schreef menigeen slecht Nederlandsch en wanneer ooit de dag zou moeten aanbreken, dat de naam van Charivarius niets anders meer oproept dan een herinnering aan een der meest grandioze gevechten, die ooit geleverd werden op papier, zal menigeen nog slecht Nederlandsch vervaardigen. Charivarius zal nutteloos geweest zijn als al de groote en heilige dwazen der aarde, nutteloos als de schoonheid, nutteloos als het wilde spel van zon en schaduw in een woestijnkloof, waar nooit iemand komt. Maar hij zal trouw gebleven zijn aan deze grootsche nutteloosheid ! Niets zal hem hebben ontmoe digd of verzwakt. Hij zal de felicitatiebrieven lezen, die hij ontvangt en hij zal glimlachen, omdat hij met voldoening ziet, dat de menschheid waarlijk niet in staat is, iets te leeren. Hij zal honderd jaar worden en het zal hem pleizier doen als de zetter van zijn eeuwfeestbericht er een nul in vergeet, want Chari varius wordt heusch vandaag geen zeventig, maar voor de zevende maal wordt hij een jongen van tien jaar, heerlijk erover verbaasd, dat de menschen alles zoo verkeerd doen. Zijn spel met onze domheid heeft gee,n einde. Wij beloven hem dan ook namens allen, die de pen hanteeren, dat wij zullen voortgaan met het schrijven van afschuwelijke narigheden. Niemand van ons zal hem teleurstellen met de bittere ervaring, dat er geen fouten meer worden gemaakt. Hij zal zijn pleizier aan ons blijven beleven en wij ver zekeren hem van harte, dat wij kennis zullen blijven nemen van zijn opgeruimde verontwaardiging, even vol bewondering en even onverbeterlijk als wij ten zijnen opzichte jaar in jaar uit geweest zijn. ANTON VAN DUINKERKEN PAG. 8 DE GROENE N». 3291

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl