De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 20 juli pagina 9

20 juli 1940 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Geen interview, met Charivarius SLECHTS een vluchtig, oppervlakkig schrijver zal in zijn geschriften gewichtiger lijken dan hij is; de strikte daarentegen, blijkt een meer omvat tende persoonlijkheid dan een oppervlakkig, vluchtig lezer achter zijn geschriften vermoedt. Dr. G. Nolst Trenitéis een bij uitstek strikt schrijver. Hij is behalve schrijver ook een groot opvoeder. Hij heeft vooral de dagbladschrijvers in Nederland opgevoed door hen met taaie volharding op hun slordigheden opmerkzaam te maken. Hij heeft dat niet gedaan met zedepreeken maar met geestigheid. Vandaag is de heer Nolst Trenitézeventig jaar geworden. En zelden zal een harmonischer leven geleefd zijn dan het zijne. Terugziend op den ver leden tijd, staat hij zelf min of meer verbaasd over het evenwicht, dat hij steeds heeft weten te be trachten bij het aanwenden van zijn diverse ,,ge ringe gaven". De jonge Nolst Trenitéstudeerde aan vankelijk oude letteren en bracht het tot den candidaatsrang, maar op aanraden van zijn voogd, hield hij op met deze studie, die te moeilijk" voor hem bleek te zijn, en behaalde de candidaatsrang in de rechten. Maar" er zat toch eenige ondernemingsgeest" in den volgaarne café's bezoekenden jongeling, die hij toen was. Er deed zich n.l. een gelegenheid voor om bij een familie in Canada eenige jongelieden een gymnasiale opleiding te verschaffen. De jonge Nolst Trenitéliet in het vaderland toch niets" achter en besloot te gaan. Twee jaar lang vertoefde hij daar ginds. Doch toen het gespaarde honorarium van de bank kwam, vond de jonge man het zonde" Amerika vaarwel te zeggen zonder verder iets" gezien te hebben. Zijn passage naar Nederland werd geannu leerd: onderhoudender leek het hem niet de kortste route maar den grootsten omweg te kiezen. Hij had al zoo dikwijls naar de overkant" staan staren; hij maakte een interessante reis en belandde in Japan. Toen hij daar wat door nauwe straatjes" gewandeld had, kwam het denkbeeld bij hem op eens een kijkje in Indiëte nemen, en hij ging. Maar toen was de zak met gouden rijders" leeg en moest er iets worden ondernomen, dat geld opbracht en een half jaar lang doceerde de classicus moderne talen te Batavia, Drie jaar was hij weg geweest, toen hij als zeven en twintig jarige weer in Holland terugkwam. De studie van de Staatswetenschappen werd hervat en met het doctoraal examen beëindigd en ook de acte Middelbaar Engelsch A behaald. Deze combinatie kwam den h.b.s.directeur te Haarlem bizonder gelukkig voor. Reeds vóór zijn promotie tot doctor in de Staatswetenschappen aanvaardde Nolst Trenit zijn functie als leeraar in de beide vakken en hij behield die tot voor eenige jaren. Het is dus een deftig leeraar in ruste, de Chari varius van thans. Maar toen de jonge leeraar, destijds, met de hem aangeboren striktheid, met het vele ervarene van zijn wereldreis, met de veel zijdige ontwikkeling van zijn driedeelige studie, klassieke letteren, moderne taalwetenschap en staatswetenschappen, begon op te merken hoe slordig de penvoerende lieden in Nederland te werk gingen met het hun toevertrouwde pand, de taal, kon de geestkracht, die in hem woonde, niet werkeloos blijven. Hij was een vereerder van den geestigen Punch" en hij besloot zooals deze Charivaria te geven: in geestigen vorm notities te plaatsen bij knipsels uit kranten en bladen, waarin men zich op de glibberige paden" had begeven, om op deze wijze te waarschuwen voor de gevaren der beeldspraak", voor deelwoordenjammer", Schrille tegenstellingen", ,,het juiste woord op de juiste plaats", in het vuur der rede" begane ver sprekingen, om strijd te voeren tegen Tante Betje, de meerloozen" de teekenaars" tegen ruize" en besjlisjt". Maar hij had daarnevens de ontdekking gedaan, dat hij rijmen" kon. Toen president Theo Roosevelt uit Amerika hier kwam, schreef Charivarius een rijm. Van Deyssel heeft eens opgemerkt, dat Charivarius bij zijn inzet als rijmer reeds aanstonds het peil bereikt had, waarop hij zich voortaan zou handhaven; bij hem was nimmer sprake van leeren en vooruitgaan; hij had het onmiddellijk te pakken. DE ontdekking van de onweerspreekbare macht, de suggestie van den berijmden staat verschaf te deze persoonlijkheid de groote kans van zijn leven: strijd te voeren tegen de conventie, opruiming te Foto Eva Besny houden onder vooroordeelert, gedachten uit te drukken, die in vele zijner landgenooten leefden. Hij zei het op rijm, zoo strikt en sterk en vloeiend, dat iedereen hem gelooven moest en lachte en ont wapend was. Hij vocht tegen alle valsche vertoon en wekte schaamte over veel versletens in onze levensvormen. De vrees belachelijk te schijnen is groot in Nederland: op deze zwakke plek vond hij toegang. Elk zijner rijmen heeft zijn eigen geschie denis. Zij werden uit plotselinge ingevingen, vaak, geboren. Zoo had hij eens een gesprek met Louis Couperus, die hem verzocht bij gelegenheid eens een rijm op hem te maken. Het resultaat was Een Sinterklaascadeautje", raad van Charivarius aan Couperus-vereersters, die niet weten, wat ze hem met St. Nicolaas zullen sturen. De namen van de talrijke modekleuren voor dassen en sokken ver schafte een zeer deskundige dame; ook kappers en juweliers hielpen mee om de breede opsomming van odeurs, juweelen en dergelijke mogelijk te maken. Ook voor de taal, die op het tooneel gesproken wordt, heeft Charivarius het zijne gedaan, de aan dacht gevestigd op slechte vertalingen, rusteloos attent gemaakt op fouten en slordigheden, maar ook in eigen bewerkingen naar Wilde, Sutro en vele anderen het voorbeeld gegeven hoe het wel moet. Niet alleen voor de^ geschreven ook voor de gesproken taal deed Charivarius wat hij doen kon. Zijn zuiver taalgehoor duidde hem den weg aan, zijn rijmvaardigheid stelde hem in staat, zelfs voor Engelsche scholen, boekjes te vervaar digen vol jolige versjes, waaruit de Engelsche schooljongen zijn eigen taal correcter leert spreken. Voor de school schreef hij trouwens veel en ook voor dat deel van het publiek, dat op gebied van taal en uitspraak voorlichting verlangt. Binnenkort verschijnt van zijn hand een eenvoudig boekje Is dat goed Nederlandsch ?" Striktheid, striktheid in alles, ziedaar de meest kenmerkende eigenschap van dezen zeventigjarigen, deftigen, rustigen heer. Maar na alles wat hierboven geschreven werd, ziet de lezer in hoezeer die strikt heid een ondergrond heeft'van breede ontwikkeling en rustelooze studie. Het is, als men dit weet, niet te verwonderen, dat Charivarius van vele klassieke auteurs vrije" of losbandige" bewerkingen kon maken, van Shakespeare, Ovidius, Plato, Lucianus, Homerus. Ook schreef hij een Geschiedenis des Vaderlands" op rijm, die helaas niet verder gaat dan tot de Tachtigjarige Oorlog. Dit is een degelijk, sïrieus werk, waaraan veel liefde werd besteed, maar zooals in geen zijner geschriften heeft Charivarius ook hier niet kunnen nalaten van tijd tot tijd de ernst te onderbreken met een bevrijdend grapje. In Nederland kan men dit niet steeds naar waarde schatten. Men wil óf ernst óf luim; ernst door luim onderbroken verwart blijkbaar de stijve vaderlandsche geest. Merkwaardig is, dat Charivarius, groot kenner en minnaar der muziek, afwijzend staat tegenover de poëzie. Waarschijnlijk is de reden deze, dat hij, die aan het woord een bepaalde, concrete denkinhoud toekent, de lotswisselingen van het litteraire woord niet verdragen kan. Toch erkent hij het bestaan der poëzie, al doorvoelt hij haar niet. Voor hem zijn rijmen en dichten twee zeer verschillende dingen. Hij heeft derhalve zijn onbarmhartige kritiek meestal verre gehouden van het broze, aanvechtbare woord spel van den dichter en bij deze onthouding heeft hij zich wel bevonden. Doch genoeg .... Charivarius is vandaag zeventig jaar geworden. Met zijn afkeer van het conventioneele wenschte hij geen interview en wij zullen hem dus dit verdriet niet aandoen. Ik heb daarom geen vraaggesprek met hem gehouden, potlood noch schemerlamp kwamen er aan te pas. Wij werden het er, bijna stilzwijgend, over eens, dat er in De Groene, waaraan hij veertig jaar met onverzwakte trouw heeft meegewerkt, geen verhaaltje zou ver schijnen in de gebruikelijke termen: Allerhoffelijkst ontving ons" de gastheer, een nog jeugdig uitziend grijsaard, wiens pittige oogjes achter 't spiegelend brilleglas ons" geamuseerd aanstaar den". Dat er niet gesproken zou worden over sigaren, sigaretten of tabak, kopjes koffie of cacao, dornineeren of biljarten, de wind op Scheveningen of het onweer te Apeldoorn; dat ik niet zou zeuren en vragen: Wat denkt u van de jeugd, van de ouder dom of van u zelf?" Dat ik niet reppen zou van eenvoudig doch smaakvol gemeubelde vertrekken, het rustige uitzicht op de gedempte gracht, de sfeer, de stemming, het sympathieke en allerhartelijkste . . .." Dat ik maar kalm zou blijven zitten en luisteren, omdat het niet om al die persoonlijke dingen" ging, niet om dien onopgemerkten" dag, maar om het werk. En omdat dit ruimschoots genoeg was, heb ik me hiertoe ook maar welgetroost bepaald. C. J. K. PAG. 9 DE C5ROFNF No. 3291

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl