Historisch Archief 1877-1940
Geen interview,
met Charivarius
SLECHTS een vluchtig, oppervlakkig schrijver zal
in zijn geschriften gewichtiger lijken dan hij is;
de strikte daarentegen, blijkt een meer omvat
tende persoonlijkheid dan een oppervlakkig, vluchtig
lezer achter zijn geschriften vermoedt.
Dr. G. Nolst Trenitéis een bij uitstek strikt
schrijver. Hij is behalve schrijver ook een groot
opvoeder. Hij heeft vooral de dagbladschrijvers in
Nederland opgevoed door hen met taaie volharding
op hun slordigheden opmerkzaam te maken. Hij
heeft dat niet gedaan met zedepreeken maar met
geestigheid.
Vandaag is de heer Nolst Trenitézeventig jaar
geworden. En zelden zal een harmonischer leven
geleefd zijn dan het zijne. Terugziend op den ver
leden tijd, staat hij zelf min of meer verbaasd over
het evenwicht, dat hij steeds heeft weten te be
trachten bij het aanwenden van zijn diverse ,,ge
ringe gaven". De jonge Nolst Trenitéstudeerde aan
vankelijk oude letteren en bracht het tot den
candidaatsrang, maar op aanraden van zijn voogd, hield hij
op met deze studie, die te moeilijk" voor hem bleek
te zijn, en behaalde de candidaatsrang in de rechten.
Maar" er zat toch eenige ondernemingsgeest" in
den volgaarne café's bezoekenden jongeling, die hij
toen was. Er deed zich n.l. een gelegenheid voor om
bij een familie in Canada eenige jongelieden een
gymnasiale opleiding te verschaffen. De jonge Nolst
Trenitéliet in het vaderland toch niets" achter en
besloot te gaan. Twee jaar lang vertoefde hij daar
ginds.
Doch toen het gespaarde honorarium van de bank
kwam, vond de jonge man het zonde" Amerika
vaarwel te zeggen zonder verder iets" gezien te
hebben. Zijn passage naar Nederland werd geannu
leerd: onderhoudender leek het hem niet de kortste
route maar den grootsten omweg te kiezen. Hij had
al zoo dikwijls naar de overkant" staan staren;
hij maakte een interessante reis en belandde in
Japan. Toen hij daar wat door nauwe straatjes"
gewandeld had, kwam het denkbeeld bij hem op
eens een kijkje in Indiëte nemen, en hij ging. Maar
toen was de zak met gouden rijders" leeg en moest
er iets worden ondernomen, dat geld opbracht en
een half jaar lang doceerde de classicus moderne
talen te Batavia,
Drie jaar was hij weg geweest, toen hij als zeven
en twintig jarige weer in Holland terugkwam. De
studie van de Staatswetenschappen werd hervat en
met het doctoraal examen beëindigd en ook de acte
Middelbaar Engelsch A behaald. Deze combinatie
kwam den h.b.s.directeur te Haarlem bizonder
gelukkig voor. Reeds vóór zijn promotie tot doctor
in de Staatswetenschappen aanvaardde Nolst Trenit
zijn functie als leeraar in de beide vakken en hij
behield die tot voor eenige jaren.
Het is dus een deftig leeraar in ruste, de Chari
varius van thans. Maar toen de jonge leeraar,
destijds, met de hem aangeboren striktheid, met
het vele ervarene van zijn wereldreis, met de veel
zijdige ontwikkeling van zijn driedeelige studie,
klassieke letteren, moderne taalwetenschap en
staatswetenschappen, begon op te merken hoe
slordig de penvoerende lieden in Nederland te werk
gingen met het hun toevertrouwde pand, de taal,
kon de geestkracht, die in hem woonde, niet
werkeloos blijven. Hij was een vereerder van den
geestigen Punch" en hij besloot zooals deze
Charivaria te geven: in geestigen vorm notities te
plaatsen bij knipsels uit kranten en bladen, waarin
men zich op de glibberige paden" had begeven,
om op deze wijze te waarschuwen voor de gevaren
der beeldspraak", voor deelwoordenjammer",
Schrille tegenstellingen", ,,het juiste woord op de
juiste plaats", in het vuur der rede" begane ver
sprekingen, om strijd te voeren tegen Tante Betje,
de meerloozen" de teekenaars" tegen ruize" en
besjlisjt".
Maar hij had daarnevens de ontdekking gedaan,
dat hij rijmen" kon. Toen president Theo Roosevelt
uit Amerika hier kwam, schreef Charivarius een
rijm. Van Deyssel heeft eens opgemerkt, dat
Charivarius bij zijn inzet als rijmer reeds aanstonds
het peil bereikt had, waarop hij zich voortaan zou
handhaven; bij hem was nimmer sprake van leeren
en vooruitgaan; hij had het onmiddellijk te pakken.
DE ontdekking van de onweerspreekbare macht,
de suggestie van den berijmden staat verschaf
te deze persoonlijkheid de groote kans van zijn leven:
strijd te voeren tegen de conventie, opruiming te
Foto Eva Besny
houden onder vooroordeelert, gedachten uit te
drukken, die in vele zijner landgenooten leefden.
Hij zei het op rijm, zoo strikt en sterk en vloeiend,
dat iedereen hem gelooven moest en lachte en ont
wapend was. Hij vocht tegen alle valsche vertoon
en wekte schaamte over veel versletens in onze
levensvormen. De vrees belachelijk te schijnen is
groot in Nederland: op deze zwakke plek vond hij
toegang. Elk zijner rijmen heeft zijn eigen geschie
denis. Zij werden uit plotselinge ingevingen, vaak,
geboren. Zoo had hij eens een gesprek met Louis
Couperus, die hem verzocht bij gelegenheid eens een
rijm op hem te maken. Het resultaat was Een
Sinterklaascadeautje", raad van Charivarius aan
Couperus-vereersters, die niet weten, wat ze hem
met St. Nicolaas zullen sturen. De namen van de
talrijke modekleuren voor dassen en sokken ver
schafte een zeer deskundige dame; ook kappers en
juweliers hielpen mee om de breede opsomming van
odeurs, juweelen en dergelijke mogelijk te maken.
Ook voor de taal, die op het tooneel gesproken
wordt, heeft Charivarius het zijne gedaan, de aan
dacht gevestigd op slechte vertalingen, rusteloos
attent gemaakt op fouten en slordigheden, maar ook
in eigen bewerkingen naar Wilde, Sutro en vele
anderen het voorbeeld gegeven hoe het wel
moet. Niet alleen voor de^ geschreven ook
voor de gesproken taal deed Charivarius wat hij
doen kon. Zijn zuiver taalgehoor duidde hem den
weg aan, zijn rijmvaardigheid stelde hem in staat,
zelfs voor Engelsche scholen, boekjes te vervaar
digen vol jolige versjes, waaruit de Engelsche
schooljongen zijn eigen taal correcter leert spreken.
Voor de school schreef hij trouwens veel en ook
voor dat deel van het publiek, dat op gebied van taal
en uitspraak voorlichting verlangt. Binnenkort
verschijnt van zijn hand een eenvoudig boekje Is
dat goed Nederlandsch ?"
Striktheid, striktheid in alles, ziedaar de meest
kenmerkende eigenschap van dezen zeventigjarigen,
deftigen, rustigen heer. Maar na alles wat hierboven
geschreven werd, ziet de lezer in hoezeer die strikt
heid een ondergrond heeft'van breede ontwikkeling
en rustelooze studie. Het is, als men dit weet, niet
te verwonderen, dat Charivarius van vele klassieke
auteurs vrije" of losbandige" bewerkingen kon
maken, van Shakespeare, Ovidius, Plato, Lucianus,
Homerus. Ook schreef hij een Geschiedenis des
Vaderlands" op rijm, die helaas niet verder gaat dan
tot de Tachtigjarige Oorlog. Dit is een degelijk,
sïrieus werk, waaraan veel liefde werd besteed, maar
zooals in geen zijner geschriften heeft Charivarius
ook hier niet kunnen nalaten van tijd tot tijd de
ernst te onderbreken met een bevrijdend grapje. In
Nederland kan men dit niet steeds naar waarde
schatten. Men wil óf ernst óf luim; ernst door luim
onderbroken verwart blijkbaar de stijve
vaderlandsche geest.
Merkwaardig is, dat Charivarius, groot kenner en
minnaar der muziek, afwijzend staat tegenover de
poëzie. Waarschijnlijk is de reden deze, dat hij, die
aan het woord een bepaalde, concrete denkinhoud
toekent, de lotswisselingen van het litteraire woord
niet verdragen kan. Toch erkent hij het bestaan der
poëzie, al doorvoelt hij haar niet. Voor hem zijn
rijmen en dichten twee zeer verschillende dingen.
Hij heeft derhalve zijn onbarmhartige kritiek meestal
verre gehouden van het broze, aanvechtbare woord
spel van den dichter en bij deze onthouding heeft
hij zich wel bevonden.
Doch genoeg .... Charivarius is vandaag zeventig
jaar geworden. Met zijn afkeer van het
conventioneele wenschte hij geen interview en wij zullen
hem dus dit verdriet niet aandoen. Ik heb daarom
geen vraaggesprek met hem gehouden, potlood noch
schemerlamp kwamen er aan te pas. Wij werden
het er, bijna stilzwijgend, over eens, dat er in De
Groene, waaraan hij veertig jaar met onverzwakte
trouw heeft meegewerkt, geen verhaaltje zou ver
schijnen in de gebruikelijke termen:
Allerhoffelijkst ontving ons" de gastheer, een nog jeugdig
uitziend grijsaard, wiens pittige oogjes achter 't
spiegelend brilleglas ons" geamuseerd aanstaar
den". Dat er niet gesproken zou worden over sigaren,
sigaretten of tabak, kopjes koffie of cacao,
dornineeren of biljarten, de wind op Scheveningen of het
onweer te Apeldoorn; dat ik niet zou zeuren en
vragen: Wat denkt u van de jeugd, van de ouder
dom of van u zelf?" Dat ik niet reppen zou van
eenvoudig doch smaakvol gemeubelde vertrekken,
het rustige uitzicht op de gedempte gracht, de sfeer,
de stemming, het sympathieke en
allerhartelijkste . . .." Dat ik maar kalm zou blijven zitten en
luisteren, omdat het niet om al die persoonlijke
dingen" ging, niet om dien onopgemerkten" dag,
maar om het werk.
En omdat dit ruimschoots genoeg was, heb ik me
hiertoe ook maar welgetroost bepaald. C. J. K.
PAG. 9 DE C5ROFNF No. 3291