De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 27 juli pagina 10

27 juli 1940 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

WILHELM BUSCH EN PIET PAALTJENS EEN populariteit als Wilhelm Busch in Duitschland bezit, heeft geen humoristisch dichter in Nederland ooit bereikt. Zelfs de School meester niet, en zeker Piet Paaltjens niet. De fout schuilt echter niet zoozeer bij het Nederlandsche volk, als wel in de omstandigheid, dat Piet Paaltjens om bij hem te blijven zuiver litterair is, geen filosoof en geen moralist en dus enkel of voor namelijk begrepen kon worden door de intellectueelen en de aesthetisch ontwikkelden. Het zal menigeen misschien vreemd voorkomen, dat ik Busch dan wel een moralist zou noemen. Een filosoof was hij zeker, en zijn voorliefde voor Schopenhauer spreekt duidelijk uit veel van zijn uitingen. Maar een moralist? Niemand zal ontken nen, dat hij een beschrijver der zeden is, van die der kleine burgers en boeren, maar wie niet de ironie proeft, die aan bijna elk van zijn korte en puntige en malle uitspraken ten grondslag ligt, zal slechts den sceptischen grappenmaker zien, die het leedvermaak prijst en bewondert. Het verhaal van den edelen menschenvriend, die een dronken man van den grond opraapt en wien tot dank door dezen de hoed over het hoofd geslagen wordt, Ohne horen, ohne sehen, Steht der Gute sinnend da, Und er fragt, wie das geschehen, Und warum ihm das geschah kan opgevat worden als een bespotting van de leer, dat de deugd hierbeneden beloond wordt, maar niet als een aanmaning om het goede te laten. Het is fatalisme, en fatalisme is niet immoreel. Ik zag onlangs, als karakteristiek voor de moraal van Busch aangehaald de regels uit die fromme Helene" Das Gute, dieser Satz steht fest, Ist stets das Böse, das man lasst. Maar dit is de moraal van de zeer farizeesche oom en tante der schijnvrome Helene, waarlijk niet die van den volmaakt oprechten en in wezen humanen Busch. IN allen gevalle, hoe dan ook, Wilhelm Busch houdt zich steeds bezig met de moraal, en dt. moraal is een onderwerp dat de menigte (ook al weer hoe dan ook) bezig houdt! Dit kan niet gezegd worden van de sentimenteele poëzie, die Piet Paalt jens inspireerde, van de romantiek van het studen tenleven, of van de melancholie, die Haverschmidt zelf eigen moet zijn geweest, doch die in de menschelijke samenleving een onderwerp is, waarover men zwijgt. Piet Paaltjens is een dichter voor fijn proevers, een vrij apart kunstenaar. Busch heeft mooie verzen gemaakt en was als teekenaar een groot kunstenaar, maar hij was vooral de volks dichter die op zijn manier wist te,,spelen op het klavier der volksconscientie". Deze beschouwende vergelijking is niet gezocht. Wilhelm Busch heeft de Snikken en Grimlachjes" gekend, en een paar van de kleinere gedichten van Piet Paaltjens vertaald: wem nichts an mir gelegen, \vcr inich so recht meschant, Und kurz imd grob behandelt, Dem reich ich die Hrüderhand. Doch \ver mein Frennd sich nennet, Wer Gutes von mir spricht, Und mich zu Dank verpflichtet, Dem spuck ich in's Gesicht. Er moet iets in de fanatieke onredelijkheid van deze ontboezeming geweest zijn, dat den altijd nuchteren en rationeelen hekeldichter geprikkeld heeft. Het is bovendien als het ware de theorie bij de praktijk van den straks genoemden dron kaard ! Zijn schik in het andere vers behoeft geheel geen verklaring. Zur Magd sprach morgens der Milchmann, Die Schwelle ist wieder nass. Das nachts darauf geweinet, Acli Gott, \vcr wusste das? Das er und die Magd es nicht wussten, Kun ja, das ertrüge sich Doch Sic, dass Sie nichts vermuthct. Das war wohl hart fiir mich. Hoe kwam de geestige kluizenaar van Wiedensahl aan de gedichten van Piet Paaltjens? Het is curieus, dat de Hollandsche vrouw, die ze hem zond, zich later, volgens den uitgever van de brieven, niet meer kon herinneren, van wien ze waren ! Maria Anderson, die te Wiesbaden woonde, had in 1875 aan Busch een brief geschreven, waarin zij haar bewondering te kennen gaf voor een van zijn ongeïllustreerde versbundels Kritik des Herzens". Deze gedichten vonden, in tegenstelling met de beroemd gebleven, met zijn eigen prachtiga caricaturale prentjes versierde, en daarmee een onverbreekbaar geheel vormend, berijmde verhalen, niet veel bijval. Het is daarom niet vreemd dat deze bewondering indruk op hem maakte. Dit eerste schrijven leidde tot een briefwisseling, die drie jaar duurde, en toen plotseling door hem werd afgebroken. Misschien behoeft men naar geen reden voor dit laatste te zoeken, (ook niet, zooals malicieuze menschen hebben gedaan, deze als gevolg te beschouwen van de ontmoeting met de brief schrijf ster) . Want Busch zinspeelt in den loop van de briefwisseling herhaaldelijk op zijn Schreibfaulheit" en zijn brieven worden in den loop van den tijd al heel kort. Die van de dame ontving hij blijkbaar gaarne also seien sie gerecht wenn das einer Frau möglich ist, und schreiben Sie mir fleissig." Maria Anderson was een vriendin van Multatuli. Zij schreef Uit Multatuli's leven, Bijdrage tot de kennis van zijn karakter" verder waarschijnlijk onder den naam Veritas Multatuli- Wespen" en onder het pseudonym F. van Goudoever een ver haal Claartje". Misschien is dit laatste het boek, waarin zij typen beschreef, en dat zij aan Busch stuurde, die haar aanraadde mehr modellfrei" te worden, een fijne wenk, waaruit men mag begrijpen, dat het al te duidelijk een sleutelroman gold. Zij zal vermoedelijk een beetje, wat men destijds noemde een hoogstaande vrouw" geweest zijn, en veel van de antwoorden des Hannoveraanschen dichters zijn op een gemoedelijke wijze afwerend. Tusschen hem en de Ideeën van Multatuli, die zij hem zond, moet het ook niet zoo erg geboterd hebben, want eens schrijft hij Die Ideeën Gott sei's geklagt kann ich unmöglich noch rral durchlesen." Zij was ook anti-vivisectioniste, Busch geeft te kennen, dat dit onderwerp meer om 't lijf heeft dan zij wel denkt. Waarom heeft hij zoo'n pret in het vers in een Hollandsch zangboek: Dan moogt g'in zegepraal uw voet, $ Ja, Uwer honden tong in 't bloed, Van eiken vijand steken. Eine brave Haifischmoral" is zijn commentaar, maar men mag aannemen, dat niet de dame hem op deze regelen gewezen heeft. Als zij hem schrijft ik weet niet of het een citaat is Ik zou liever een ongelukkig mensch dooden dan een vogel in gelukkige vlucht" betoogt hij, dat de vlucht van een vogel geen uiting van geluk is, doch vaak van honger en van vrees. Ook op haar pleidooien voor de vrije gedachte gaat hij niet diep in, doch bekent zich, in luchtige woorden overigens, als geloovige in zielsverhuizing ! DE correspondentie veraangenaamd van haar kant door geschenken van thee en andere attenties nam overigens een vriendelijk verloop. Ik heb den indruk, dat Busch wist, hoever hij gaan kon tegenover een blijkbaar zeer ernstige dame, die men ervan verdenkt, dat zij toch eigenlijk niet die mate van humor bezat, welke voor de werke lijke schatting van zijn genie vereischt ware. Idealismus ist ja meine Philosophie", zegt hij eens aber die Praxis ist ein Ding für sich" De man, die in die Kritik des Herzens" het ondeugende versje schreef Ach, icli fiihl es. Keine Tugcnd, Ist s o recht nach meincin Sinn, Stet^ beiind ich mich ;tm \\ohlsten \\enn ich damit lenig bin. l)ahingem'n so cm Laster, | a, das macht mir viel l'lasir, l'nil ii'h luib die hubschen Sachet!, Lieber vor als hinter mir. en zijn Zu guter Letzt" inzette met Halt dein Kossleiu uur am /Ci'igel, Kominst ja doch nichl all/.iiweit. Hinter j ede m neucn Ifügel iK-hnt sicli die l nciidlichkeit. was misschien niet geheel en al de ware omgang voor een volijverige idealiste, een van hen die de menschen anders wenschen". Zou zij ook deze opmerking in een der brieven wel ten volle gewaar deerd hebben: Der Wille ist der Starke, Böse, Wirkungsvolle, Erste. Intellect ist No. 2. Nicht wollen, Ruhe, war das Beste....?" Maar in elk geval heeft zij hem kennis doen maken met de verzen van Piet Paaltjens al was het in een helder oogenblik, dat zij later vergat ! Nog n ding heeft hij aan zijn penvriendin te danken: het gegeven voor een versje. De moeder van de jonge katjes bij mevrouw Anderson was gestorven. Een teef vond ze en zoogde ze. .Mensch, niit tnuirigem Gesichte, spreekt Wilhelm Busch vieren, ohm* reln oer <3uce jutttetit* >«; lint» er fvagt, t\ne v>as gefcbelvrn. Uftt» trariitn ibm tuie ctefcbab. Met deze optimistische gedachte wil ik den pessimist Busch verlaten. CORNELIS VETH PAG. 10 DE GROENE N«. 3292

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl