Historisch Archief 1877-1940
WILHELM BUSCH EN
PIET PAALTJENS
EEN populariteit als Wilhelm Busch in
Duitschland bezit, heeft geen humoristisch dichter
in Nederland ooit bereikt. Zelfs de School
meester niet, en zeker Piet Paaltjens niet. De fout
schuilt echter niet zoozeer bij het Nederlandsche
volk, als wel in de omstandigheid, dat Piet Paaltjens
om bij hem te blijven zuiver litterair is, geen
filosoof en geen moralist en dus enkel of voor
namelijk begrepen kon worden door de
intellectueelen en de aesthetisch ontwikkelden.
Het zal menigeen misschien vreemd voorkomen,
dat ik Busch dan wel een moralist zou noemen.
Een filosoof was hij zeker, en zijn voorliefde voor
Schopenhauer spreekt duidelijk uit veel van zijn
uitingen. Maar een moralist? Niemand zal ontken
nen, dat hij een beschrijver der zeden is, van die
der kleine burgers en boeren, maar wie niet de
ironie proeft, die aan bijna elk van zijn korte en
puntige en malle uitspraken ten grondslag ligt, zal
slechts den sceptischen grappenmaker zien, die
het leedvermaak prijst en bewondert. Het verhaal
van den edelen menschenvriend, die een dronken
man van den grond opraapt en wien tot dank door
dezen de hoed over het hoofd geslagen wordt,
Ohne horen, ohne sehen,
Steht der Gute sinnend da,
Und er fragt, wie das geschehen,
Und warum ihm das geschah
kan opgevat worden als een bespotting van de leer,
dat de deugd hierbeneden beloond wordt, maar
niet als een aanmaning om het goede te laten. Het
is fatalisme, en fatalisme is niet immoreel. Ik zag
onlangs, als karakteristiek voor de moraal van
Busch aangehaald de regels uit die fromme
Helene"
Das Gute, dieser Satz steht fest,
Ist stets das Böse, das man lasst.
Maar dit is de moraal van de zeer farizeesche
oom en tante der schijnvrome Helene, waarlijk
niet die van den volmaakt oprechten en in wezen
humanen Busch.
IN allen gevalle, hoe dan ook, Wilhelm Busch
houdt zich steeds bezig met de moraal, en dt.
moraal is een onderwerp dat de menigte (ook al
weer hoe dan ook) bezig houdt! Dit kan niet gezegd
worden van de sentimenteele poëzie, die Piet Paalt
jens inspireerde, van de romantiek van het studen
tenleven, of van de melancholie, die Haverschmidt
zelf eigen moet zijn geweest, doch die in de
menschelijke samenleving een onderwerp is, waarover men
zwijgt. Piet Paaltjens is een dichter voor fijn
proevers, een vrij apart kunstenaar. Busch heeft
mooie verzen gemaakt en was als teekenaar een
groot kunstenaar, maar hij was vooral de volks
dichter die op zijn manier wist te,,spelen op het
klavier der volksconscientie".
Deze beschouwende vergelijking is niet gezocht.
Wilhelm Busch heeft de Snikken en Grimlachjes"
gekend, en een paar van de kleinere gedichten van
Piet Paaltjens vertaald:
wem nichts an mir gelegen,
\vcr inich so recht meschant,
Und kurz imd grob behandelt,
Dem reich ich die Hrüderhand.
Doch \ver mein Frennd sich nennet,
Wer Gutes von mir spricht,
Und mich zu Dank verpflichtet,
Dem spuck ich in's Gesicht.
Er moet iets in de fanatieke onredelijkheid van
deze ontboezeming geweest zijn, dat den altijd
nuchteren en rationeelen hekeldichter geprikkeld
heeft. Het is bovendien als het ware de theorie
bij de praktijk van den straks genoemden dron
kaard ! Zijn schik in het andere vers behoeft geheel
geen verklaring.
Zur Magd sprach morgens der Milchmann,
Die Schwelle ist wieder nass.
Das nachts darauf geweinet,
Acli Gott, \vcr wusste das?
Das er und die Magd es nicht wussten,
Kun ja, das ertrüge sich
Doch Sic, dass Sie nichts vermuthct.
Das war wohl hart fiir mich.
Hoe kwam de geestige kluizenaar van
Wiedensahl aan de gedichten van Piet Paaltjens? Het is
curieus, dat de Hollandsche vrouw, die ze hem zond,
zich later, volgens den uitgever van de brieven, niet
meer kon herinneren, van wien ze waren !
Maria Anderson, die te Wiesbaden woonde, had
in 1875 aan Busch een brief geschreven, waarin
zij haar bewondering te kennen gaf voor een van
zijn ongeïllustreerde versbundels Kritik des
Herzens". Deze gedichten vonden, in tegenstelling met
de beroemd gebleven, met zijn eigen prachtiga
caricaturale prentjes versierde, en daarmee een
onverbreekbaar geheel vormend, berijmde verhalen,
niet veel bijval. Het is daarom niet vreemd dat
deze bewondering indruk op hem maakte. Dit
eerste schrijven leidde tot een briefwisseling, die
drie jaar duurde, en toen plotseling door hem werd
afgebroken. Misschien behoeft men naar geen
reden voor dit laatste te zoeken, (ook niet, zooals
malicieuze menschen hebben gedaan, deze als
gevolg te beschouwen van de ontmoeting met de
brief schrijf ster) . Want Busch zinspeelt in den
loop van de briefwisseling herhaaldelijk op zijn
Schreibfaulheit" en zijn brieven worden in den
loop van den tijd al heel kort. Die van de dame
ontving hij blijkbaar gaarne also seien sie
gerecht wenn das einer Frau möglich ist, und
schreiben Sie mir fleissig."
Maria Anderson was een vriendin van Multatuli.
Zij schreef Uit Multatuli's leven, Bijdrage tot
de kennis van zijn karakter" verder waarschijnlijk
onder den naam Veritas Multatuli- Wespen" en
onder het pseudonym F. van Goudoever een ver
haal Claartje". Misschien is dit laatste het boek,
waarin zij typen beschreef, en dat zij aan Busch
stuurde, die haar aanraadde mehr modellfrei" te
worden, een fijne wenk, waaruit men mag begrijpen,
dat het al te duidelijk een sleutelroman gold.
Zij zal vermoedelijk een beetje, wat men destijds
noemde een hoogstaande vrouw" geweest zijn,
en veel van de antwoorden des Hannoveraanschen
dichters zijn op een gemoedelijke wijze afwerend.
Tusschen hem en de Ideeën van Multatuli, die zij
hem zond, moet het ook niet zoo erg geboterd
hebben, want eens schrijft hij Die Ideeën Gott
sei's geklagt kann ich unmöglich noch rral
durchlesen." Zij was ook anti-vivisectioniste,
Busch geeft te kennen, dat dit onderwerp meer
om 't lijf heeft dan zij wel denkt. Waarom heeft
hij zoo'n pret in het vers in een Hollandsch
zangboek:
Dan moogt g'in zegepraal uw voet,
$ Ja, Uwer honden tong in 't bloed,
Van eiken vijand steken.
Eine brave Haifischmoral" is zijn commentaar,
maar men mag aannemen, dat niet de dame hem
op deze regelen gewezen heeft. Als zij hem schrijft
ik weet niet of het een citaat is Ik zou liever
een ongelukkig mensch dooden dan een vogel
in gelukkige vlucht" betoogt hij, dat de vlucht van
een vogel geen uiting van geluk is, doch vaak van
honger en van vrees. Ook op haar pleidooien voor
de vrije gedachte gaat hij niet diep in, doch bekent
zich, in luchtige woorden overigens, als geloovige
in zielsverhuizing !
DE correspondentie veraangenaamd van
haar kant door geschenken van thee en andere
attenties nam overigens een vriendelijk verloop.
Ik heb den indruk, dat Busch wist, hoever hij gaan
kon tegenover een blijkbaar zeer ernstige dame,
die men ervan verdenkt, dat zij toch eigenlijk niet
die mate van humor bezat, welke voor de werke
lijke schatting van zijn genie vereischt ware.
Idealismus ist ja meine Philosophie", zegt hij eens
aber die Praxis ist ein Ding für sich" De man,
die in die Kritik des Herzens" het ondeugende
versje schreef
Ach, icli fiihl es. Keine Tugcnd,
Ist s o recht nach meincin Sinn,
Stet^ beiind ich mich ;tm \\ohlsten
\\enn ich damit lenig bin.
l)ahingem'n so cm Laster,
| a, das macht mir viel l'lasir,
l'nil ii'h luib die hubschen Sachet!,
Lieber vor als hinter mir.
en zijn Zu guter Letzt" inzette met
Halt dein Kossleiu uur am /Ci'igel,
Kominst ja doch nichl all/.iiweit.
Hinter j ede m neucn Ifügel
iK-hnt sicli die l nciidlichkeit.
was misschien niet geheel en al de ware omgang
voor een volijverige idealiste, een van hen die de
menschen anders wenschen". Zou zij ook deze
opmerking in een der brieven wel ten volle gewaar
deerd hebben: Der Wille ist der Starke, Böse,
Wirkungsvolle, Erste. Intellect ist No. 2. Nicht
wollen, Ruhe, war das Beste....?" Maar in elk
geval heeft zij hem kennis doen maken met de verzen
van Piet Paaltjens al was het in een helder
oogenblik, dat zij later vergat ! Nog n ding heeft
hij aan zijn penvriendin te danken: het gegeven
voor een versje. De moeder van de jonge katjes bij
mevrouw Anderson was gestorven. Een teef vond
ze en zoogde ze.
.Mensch, niit tnuirigem Gesichte,
spreekt Wilhelm Busch
vieren, ohm*
reln oer <3uce jutttetit* >«;
lint» er fvagt, t\ne v>as gefcbelvrn.
Uftt» trariitn ibm tuie ctefcbab.
Met deze optimistische gedachte wil ik den
pessimist Busch verlaten. CORNELIS VETH
PAG. 10 DE GROENE N«. 3292