De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 27 juli pagina 12

27 juli 1940 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

OVER HET WEZEN VAN DEN VLUCHTELING VERGEET niet dat de vluchteling een mensch is; dat hij om tot vluchten te geraken door de verschrik kingen heen moest en dat het van zijn aard afhangt of hij vluchteling blijft dan wel aan dien toestand zoo gauw mogelijk een eind maakt. Van nature is hij geen zwerver, hij woonde fatsoendelijk", at als ieder ander aan zijn eigen tafel en droeg misschien wel een dophoed en overschoenen. Maar dingen die hij nu nog niet begrijpen kan, dwongen hem onder zijn eigen dak uit en dakloos geworden heeft hij voor dat verraderlijke dak een angst ge kregen die hem belet weer gewoon burger te worden. Natuurlijk hoort ieder in verhalen van vluchtelingen van de bijzondere moeilijkheden die hem of haar in hun geval beletten een eigen kamer, een eigen huis, een deel van eens anders woning of zelfs een schuurtje te vinden en gij en wij allen luisteren naar die verhalen, beklagen den verteller en trachten te begrijpen waarom in dit speciale geval de oplossing zoo bijzo ider moeilijk moet zijn. Er is een oud spreekwoord dat zegt: waar een wil is, is een weg" en al zou ik niet graag zeggen dat veel van deze geschiedenissen getuigen van een luttel gebrek aan wil, dan nog heb ik steeds het gevoel dat de verteller van binnen uit een weerstand voelt om zich te vestigen, om zich neer te laten. De bloote hemel desnoods, waar hij toch ook met afkeer aan denkt omdat het bijna onfatsoendelijk is zonder dak te slapen, lokt hem meer dan iets weer het zijne te noemen. Natuurlijk" zult u zeggen. Ja, natuurlijk voor hem, omdat hij de eigenschappen heeft van een vluchte ling; hij vreest de toekomst, hij wil niet weer verrast worden, hij kan zich niet neerleggen bij het onafwendbaar noodlot, hij wil noch zelf handelend optreden noch de verantwoording dra gen van hetgeen de zijnen zou kunnen overkomen. Daarom voelt hij zich wel in een vluchtelingentehuis, behoed en beschermd door de leiding, omringd door lotgenooten met wie hij praten kan en met wie hij zijn angsten kan deelen. Gedeelde smart is halve smart en aan de helft heeft hij al rijkelijk genoeg. Hij draagt niet makkelijk lasten en het zich beklagen, zich ook beklagenswaardig voelen, verlicht hem. Dit is natuurlijk algemeen gezien, maar iedere uitzondering is er om een regel te bevestigen en menige moeder met veel kinderen heb ik hooren zuchten: Ik durf niet, wat mot je in een boeltje als het toch dadelijk weer weg ken wezen." Ja natuurlijk, dat is een geldige overweging, maar de kansen zijn voor allen gelijk en als we mogen schatten, wat natuurlijk gezien het verleden waarbij ook geschat en misrekend werd wel erg onverant woordelijk schijnt , als er dus geschat mag worden, dan kun je zeggen: n op de duizend. Voor die kans zou toch menig ander liever zijn eigen potje koken, zijn eigen bed beslapen, want daar komt nog bij, dat Maatschappelijk Hulpbetoon geen bed uitgeeft aan degenen die geen huis hebben. Het onderdak is dus een' eerste vereischte om in de gunst te staan voor deze uitreikingen. Wie dus geen huis heeft, krijgt alleen maar lijfgoed en als hij anderen ziet krijgen, moet hem de lust toch ook overvallen. Ja stellig, maar dan komt hij met het argument dat hij geen woning kan vinden. Nee, dat is ook zoo, de woningen zijn bijna uitverkocht en toch ontmoet je nog dagelijks menschen die er nog een vinden, niet heelemaal zooals zij zich hadden voor gesteld, maar een woning of een be woonbare ruimte is het altijd nog wel. En met die woning doet niet veel, maar dan toch een bed en een tikje meubilair zijn intrede. Daar blijft dus de vluch teling buiten, hij woont nog in zijn tehuis, hij leeft daar goedkoop en als hij gemeenschapsmensch is gezellig, maar gebonden aan de wetten van het huis en aan de wenschen van de leiding ; hij kan er zich nooit zoo vestigen als in een eigen woning en dat tempteert hem niet. MERKWAARDIGE figuren biedt de groote stad in zijn vluchte lingen, daar zijn zware mannen, die als lammeren worden onder het dreu nen van het afweergeschut onder een hoedje te vangen en ineengedoken van angst zijn. Daar zijn vrouwen die nog altijd voortdurend haar tranen den vrij en loop laten en debatteeren over de onrechtvaardigheden van deze wereld, waarbij zij met geen mogelijkheid zijn te weerleggen. Daar zijn ook de gelatenen, die aanvaarden wat hun ge beden wordt en nu eindelijk onder veel beklag tot rust komen van de te strakke vermoeienissen van het arbeiders vrouwenleven met veel kroost. Voor hen is dit vluchtelingentehuis een soort vacantie-oord, zij beleggen daar graag brood, zij dweilen daar graag zalen; dat is alles anders dan de zorg en de ver antwoording van een gering weekloon en veel monden. Hun bekomt dit be staan, al zouden zij het niet graag laten merken en al zouden wij het niet graag willen uiten. Door de bank zijn het de nerveuzen die in de gezamenlijkheid van het te dragen leed steun en troost vinden en die het daaraan te danken hebben dat zij niet aan hun geschokte zenuwen ten onder gaan. Laat ik u even nog ver tellen van de veel te dikke vrouw en het veel te miezerige mannetje dat met een schraal stemmetje zijn relaas deed van zwerven, van het eene onder dak naar het andere, rusteloos zwerven en af en toe slapen onder den blooten hemel. Dat woord kreeg zelfs iets indecents in zijn smallen mond en hij dreigde ermee voor de naaste toekomst, als hij nu niet afdoende geholpen werd aan een onderdak met anderen, maar zóó dat hij het er uit kon houden. Want en toen kwam het.... hij was maagpatiënt en niemand kon hem te eten geven dat wat hij behoefde, al kwamen er ook nog zooveel dokters en zusters aan te pas en al lichtten zij hem ook door en al gaven zij hem medicijn. Zijn vrouw moest voor hem kunnen koken op een petroleumstelletje en hij moest een pannetje hebben en een kamertje bij anderen, alleen wou hij ook niet, en dan was hij geholpen. Hij was zoo beklagenswaardig en zijn vrouw was zoo groot en breed en onbe holpen met haar tasch met resteerend bezit, dat wij elkaar aankeken en ons best voor hem deden. En den volgenden dag.... zegge den volgenden dag stond er aan een huis waaruit ik naar buiten kwam, een mannetje om lorren en beenen met een jute zak en een karretje en het was ons mannetje, zijn stemmetje van beklag had hij ge houden en zijn uiterlijk was dat van een maagpatiënt en zijn kleedij droeg de sporen van veel oude dagen, maar hij was in zijn beroep, fleurig als een man die goede zaken doet. Hij keek mij aan met zijn pientere oogjes. O," zei ik, ,,is dat je vak" en hij lachte heel even, want hij was wel een vluchteling maar in de allereerste plaats een ge woon en bijdehand mensch. C. K. D. J. HET ZONNEBAD WAAROM klagen sommigen toch over bonboekjes en rantsoeneering? We hebben immers allemaal al lang gemerkt, dat we met heel wat minder toe kunnen dan we ge woon waren? En bovendien: het is zomer, en we hebben, gratis en zonder bon, het allergezondste wat er is: de zon. Om nu volledig van dit artikel te kunnen profiteeren, kleedt men zich weliswaar in een costuum dat wél weer met distributie te maken heeft maar het karakteristieke van een badpak is per slot van rekening, dat het zijn doelmatigheid ontleent aan datgene, wat het niet is, oftewel: hoe minder badpak, hoe meer nuttig effect van de zonnestralen ! Conclusie: het zonnebad is zoo ge zond en goedkoop, dat we het niet genoeg op prijs kunnen stellen. Wat de juiste kleeding voor dit vermaak betreft, hier doet zich weer het eigenaardige verschijnsel voor, dat men zoo dikwijls in de mode aantreft: de winkels brengen 1001 modellen, maar loop langs de stranden waar men zonnebaadt, en gij zult zien dat negen van de tien vrouwen doodgewoon in een wollen badpak op een handdoek liggen. De zonnepakjes, de shorts met suntop", de tweedeelige badpakjes blijven betrekkelijk zeldzaam. Daar bestaat nu eenmaal de neiging tot het uniforme, waarvan slechts door'een enkele wordt afgeweken. Wel varieert zulk een mode naar gelang van de badplaats en het land: cp Miami Beach draagt men inderdaad andere kleeren dan in Kamperduin ! En een ensemble zooals het meisje op de foto draagt, waarbij het weefsel van het badpak in overeenstemming is met de gematelasseerde voering van de badjas, vertegenwoordigt precies de juiste dosis distinctie en raffinement, zonder tot het buitenissige genre gerekend te moeten worden. PAG. 12 DE GROENE N* 3292

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl