Historisch Archief 1877-1940
Afbeelding van het trekken
der Hollandsche Lotery op
de zaal van 't Hof in 's
Craavenhage
HET STAATSRAD VAN
GAAT 'WEER
HET moge dan waar zijn, gelijk
de Latijnen ons sedert jaar en
dag hardnekkig hebben voorge
houden, dat de tijden veranderen en wij
menschen eveneens, dat neemt toch
niet weg, dat de heer Gijsbregt Jans
zoon die een slordige vijf honderd jaar
geleden een voorname woning in het
Utrechtsche de zijne kon noemen, al
thans in n enkel opzicht dezelfde
geestdrift openbaarde als de heer
Gerrit Jansen die heden ten dage in een
pleizierige flat in de Domstad zijn
dagen slijt.
Want Janszoon voornoemd, er
bestaan zorgvuldig bijgehouden kro
nieken die ons daaromtrent niet in het
onzekere laten vond het heel geen
onverdienstelijke gedachte van de ste
delijke regeering van Utrecht om een
loterije" uit te schrijven en het boe
zemde hem waarschijnlijk maar matig
belang in of zulks nu geschiedde om de
vestingwerken van de stad te kunnen
versterken of wel om de stedelijke kas
op grond van een niet kloppende be
grooting te spekken. Hij toog eenvoudig
naar den stadsschrijver bij wien hij
zijn verlangen naar een meer of minder
bescheiden inzet in daden kon om
zetten, offerde bij dezen zijn penningen
en schreef vervolgens zijn naam mits
gaders een spreuk in het lootboek" in,
nauwkeurig volgens de voorschriften,
die in deze ceremonie stipt voorza
gen.
Vervolgens wachtte hij, waarschijn
lijk met kloppend hart de door de
herauten aangekondigde trekking af,
welke ceremonie niet alleen met kermis.
gerucht maar ook met feestelijkheden,
een dergelijke gebeurtenis waardig,
gepaard ging om eindelijk vast te
stellen of hem een lijfrente (de hoofd
prijs) of een geldbedrag ten deel viel,
welk geluk natuurlijk slechts weinigen
beschoren was. Dat gebeurde omstreeks
den jare 1450 en Gijsbregt Janszoon
moet onvergetelijke uren hebben door
leefd.
De heer Gerrit Jansen doet het heden
ten dage natuurlijk ietwat anders nu
het lootboek zoo goed als de redelijke
kans op de lijfrente verdwenen is. Hij
belt zijn" collecteur op tien tegen
een overigens dat het een collectrice
is en deelt gedecideerd mede dat hij
toch maar besloten heeft om nog een
twintigje te spelen, omdat de honderd
duizend van de vorige loterij zoowaar
in zijn buurt terechtgekomen is.
Waarmee wij maar zeggen willen
dat er van Janszoon tot Jansen niets
veranderd is en dat de geestdrift voor
het charmante gokje den Nederlander
door de eeuwen heen en tot den
jongsten dag in het bloed is blijven zit
ten.
Daarbij komt natuurlijk bovendien
dat de staatsloterij een van hoogerhand
gesanctioneerd en geautoriseerd gokje
is, bij den opzet waarvan o.m. de be
doeling voorzat onze brave
landgenooten ervoor te behoeden dat zij
hun geld in allerhande ondernemingen
zouden steken, waarbij eenige garantie
voor strikte eerlijkheid, goede trouw en
correctheid ontbreken. Een kansje te
kunnen wagen in het besef dat men
zijn geld in vertrouwde handen depo
neert, ziedaar een der houtsnijdende
argumenten voor elk staatsloterij
pleidooi. En zelfs de hardnekkig
afzijdigen die er zich maar niet mee
kunnen vereenigen, dat onze
landgenooten het noodlot in den arm nemen
met behulp van een
onschuldig-,,doorgefourneerd" of klassikaal" twintigje
ter eventueele faveure van hun geluk
en stoffelijk bezit, zelfs zij zullen
moeten erkennen dat hetzelfde histo
risch gegroeide staatspotspel menigeen
verre houdt van speculatieve risico's.
Intusschen leven die staatsloterij
tradities, welke zich min of meer ver
liezen in het grijze verleden omdat de
geleerden het omtrent den juisten ge
boortedatum niet eens zijn, (al schijnt
het jaar 1726 een goede kans te maken)
tot den dag van heden voort in het
Haagsche Mekka van de twintigjes, de
hooge prijzen, inclusief de ton" en de
obligate nieten, ten kantore van den
directeur der Nederlandsche Staats
loterij Jhr. J. P. A. de Jonge van
Zwijnsbergen in de wandeling en be
duidend korter meer de Jonge" ge
noemd. En nu zoudt ge bij Uw even
tueele en altoos welkome bezoek aan
dit wonderlijke instituut, waar drie
maal per jaar de teerling wordt ge
worpen als de honderdduizend uit de
bus komt, een gedegen ervaring rijker
en een illusie armer zijn, zoo ge Uw
verwachtingen al te hoog stelde. Want
de Haagsche Kazernestraat is geen
Monte Carlo-boulevard en het Staats
kantoor" is geen sprookjespaleis met
dikke tapijten en livrei-bedienden.
Integendeel. De eerste indruk is die
van een kleinsteedsch, want somber
belastingkantoor en het loketraampje
is even weinig romantisch van uiterlijk
als de kantoordeur die het klassieke
opschrift binnen zonder kloppen"
draagt. Hetgeen niet verhindert dat
zich achter die deur de ambtenaren der
prijzen-en-nieten-centrale bevinden en
dat onder datzelfde loket-raampje, een
niet onaanzienlijke stapel bankbiljetten
op gezette tijden wordt doorgeschoven
naar de handen van de gelukkige ster
velingen die na iedere trekking hun
buit komen incasseeren.
U gelieve dus te bedenken mét
den journalist die achter de schermen
van dit unieke bedrijf zijn kopij
speurt dat bij dit loket carrières
werden en worden gebouwd en dat een
steeds groeiend deel van het Neder
landsche menschdom op dat akelig
eenvoudige gangetje zijn geluk in
klinkende munt incasseert op de be
langrijkste trekkingsdagen van de
drie maal per jaar terugkeerende
financieele gebeurtenis, die Staatsloterij
heet.
MENEER de Jonge, een dier nimmer
of nauwelijks in de openbaarheid
tredende Nederlanders, wiens bestaan
desondanks door talloozen in den lande
in stilte wordt gezegend, zal U met
genoegen van zijn ervaringen vertellen,
die overigens weer minder schokkend
zijn dan ge argeloos zoudt onderstellen.
Het gebeurt natuurlijk niet bij iedere
trekking, gelijk het onlangs geviel,
FORTUIN
DRAAIEN
dat een complete club van zeven oude
heertjes naar Den Haag trekt om te
zamen en in vereeniging het bedrag
van een heel hoogen prijs te incas
seeren na een dertig jarig-loterij
experiment dat louter eigen-geldjes"
en nieten had opgeleverd. Zooals het
gelukkig evenmin dikwijls voorkomt
dat de sappige beschrijving van een
geïllustreerd tijdschrift, toen de ton in
Enschedégevallen was, een kloeke
inbraak bij de betreffende plaatselijke
collectrice oplevert.
Wat zich evenwel, ongerekend de
dagelijksche administratieve beslom
meringen, wél onder leiding en toe
zicht van den directeur der Staatsloterij
bij voortduring herhaalt, is de door
den modernen tijd allerminst beïnvlosc e
trekking, een bescheiden ceremonieel
dat om meer dan een reden de moeite
waard is.
De trekking is publiek, het histori
sche trekkingszaaltje is op de bewuste
dagen vrijelijk en kosteloos voor een
iegelijk toegankelijk en dus komen er
maar weinig menschen. Dat is een wet
van Meden en Perzen, die hoogstens
genegeerd wordt op gure winterdagen
wanneer de bezichtiging van het ietwat
monotone tafereel der trekking in de
buurt van de prae-historische potkachel
altijd verkieslijker is dan het verblijf
op de koude, miezerige straat en ook
wel in de uren dat de vijfde klasse op
zijn eindje loopt, terwijl de ton er nog
in zit, in welk geval de aanwezigheid
van den rijksveldwachter met het oog
op de spanning bij en de hartstocht
van het toeziend publiek niet gansch
overbodig is. Maar publiek of geen
publiek, de mannen op het podium
die in de morgenuren op grond van
hun ambacht het rad van fortuin
draaien, doen geruischloos en onver
stoorbaar hun werk. Vier man
onder wie de directeur scharen zich
achter de solide, halfronde groene
tafel, aan weerszijden waarvan ge de
historische trommels ontdekt, de groote
met de 21000 hot en her door elkander
rollende nummertjes en de kleinere
waarin zich de briefjes met de prijzen
PAO. 14 DE GROENE N» J192