De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 27 juli pagina 5

27 juli 1940 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Herlevend muziekleven te Rotterdam ROTTERDAM is van alle steden van Nederland het meest bekend om zijn stedelijk chauvi nisme. De Rotterdammers hangen aan hun stad en aan elkaar. Er heerscht in deze werkstad een zeldzame solidariteit, een milde vrijgevigheid, een sterke cultuurdrift. Dit deed behagelijk aan in tijden van voorspoed, het ontroert in tijden van nood. Wie somber en verslagen tusschen de puinhoopen der binnenstad heeft gedwaald, herkrijgt zijn moed en vertrouwen, wanneer hij in een der onbescha digde woningen van de buitenwijken.... met Rotterdammers spreekt. Waar heeft Rotterdam, toen het gedreun van bommen en ineenstortende huizen tot zwijgen-ge komen was, het eerst naar gehunkerd ? Naar muziek. De Rotterdammers wilden nu lieflijker klanken hooren, hun verschrikte ziel snakte naar lafenis. Maar het Rotterdamsch Philharmonisch Orkest was zwaar getroffen. Het had zijn kostbare biblio theek, zijn instrumenten verloren, het was zijn werk gelegenheid kwijt, doordat in alle overeenkomsten de oorlogs-clausule voorkwam, het wist niet waar het zou moeten concerteeren. Ook het Philharmo nisch Koor had zijn bibliotheek verloren. De heer Flipse, de Directeur van het Orkest meende den arbeid zijner laatste tien levensjaren vernietigd. Toen werkte het Rotterdamsch chauvinisme, de Rotterdamsche cultuurdrift met verbazingwekken de snelheid en kracht. De Stichting Rotterdam-1940 stelde het orkest in staat tot den aankoop van nieuwe instrumenten en een nieuwe bibliotheek. De gemeentelijke subsidie werd vlot uitgekeerd, concert-gelegenheden werden gratis ter beschikking gesteld, elke instantie deed alles. Als ik niet maak, dat ik er over een paar weken ben, kom ik er nooit l" Dit had de heer Flipse uitgeroepen op de puinhoopen van Rotterdam. Hij was er binnen een paar weken. Ook van elders kwam hulp. Het Amsterdamsch Orkest heeft een beneficeconcert gegeven, dat ? 4000 opbracht. En ook de Duitsche autoriteiten hebben zich niet onbetuigd gelaten door hun contact te geven met groote Duitsche muziek-centra, waar hij zijn bibliotheek mimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii Illllllllllllllirj! Charivarius gehuldigd IN de beste stemming zal Charivarius ook na de beëindiging van zijn zeventigste levensjaar zijn werk in ons blad voortzetten. En hij doet dit met des te meer genoegen na de ontvangst, soms van geheel onbekenden, van zoovele bewijzen van waardeering en aanmoediging. Hier volgen eenige gelukwenschen: Dr. Sterck, die zich Octogenarius noemt schrijft: Charivario Septemgenario: Omne tulit punctum, qui miscuit utile dulci. Bielkine seinde: ge-eerd, geciteerd, ge-feliciteerd. . Ant. van Duinkerken; Heeft Charivarius Weineen, de jaren Met Stradivarius Die hen bewaren Alleen ivarius gemeen? Maken hen beter dan voorheen. Een oud senator dichtte: Mijn dank den jongen kaalkruin, Den wieder in den taaltuin Die soms gelijkt een kaal duin, Of wel een veld vol vaal puin. Gelukgewenscht, veelzijdige, Gesmijdige, Wel snijdige, Nooit nijdige. Geluk den fijngevoelende Den best bedoelende, Om gunst niet boelende, Geen driften koelende. Mijn hulde, Charivarius en geestig sagittarius. kon aanvullen. De pers stimuleerde tot belang stelling, dikwijls in een paar pakkende volzinnen, die meer zeggen dan een heel artikel, en door dit alles werd de basis gelegd voor een reëelen opbouw van het Rotterdamsch orkestleven. Toch was het einde der moeilijkheden nog niet daar. Nog was het zoo belangrijke werk van de samenstelling der programma's te verrichten. Er moest met andere orkesten worden onderhandeld, om elkaar niet in de wielen te rijden, en bovendien eischte de keuze der programma's in de gegeven omstandigheden bizondere zorg. Ook deze hindernis werd genomen, zooals men er thans waarschijnlijk eveneens in geslaagd is, concertgelegenheid te vinden voor het aanstaand winter-seizoen in de Koninginne-Kerk. Besprekingen met den Secretaris en Gecommitteerden tot de Zaken der NederduitschHervormde Gemeente te Rotterdam hebben daartoe de gelegenheid geopend, terwijl door het benoemen van Dr. J. J. Stam, predikant van de Ned. Her vormde gemeente en J. H. Besselaar, toonkunstenaar en hoofdorganist als adviseurs, het gewenschte contact met de samenwerkende vereenigingen tot stand werd gebracht. Wat heeft de samenwerking van allerlei instanties en de rustelooze bedrijvigheid van den heer Flipse tot dusver reeds tot gevolg gehad? Tusschen 9 en 27 Juni zijn 21 concerten gegeven. En terwijl men aanvankelijk meende, dat na de ramp het gewone zomer-programma, dat tot i Augustus liep, niet had kunnen worden afgewerkt, gaat het thans toch tot i Augustus door. De nieuwe abonnementen vloeien toe, en het geheele orkest heeft er aan meegewerkt, om het repertoire op hetzelfde plan te houden. HET ligt in de rede, dat deze resultaten voor een groot deel te danken zijn aan de stuwende muziek-hartstocht der Rotterdammers. Zij zijn voor hun geestdrift beloond door merkwaardige ontdekkingen. Er werden vroeger 's zomers buiten-concerten gehouden op Dijkzicht. Thans moest men verhuizen, en men vond Lommerrijk" op Hilligersberg. Daar hebben, in den dalenden avond ruim achttienhonderd menschen geluisterd naar Beethoven's negende Symphonie. SeidumschlungenMillionen", het klonk op in de landelijke omgeving van de ver woeste stad. Er moet iets van een eeredienst, van een gewijd verlangen zijn geweest in deze reusach tige samenkomst van menschen met een gefolterd hart. In den tuin was grint, maar geen stoel ver schoof. Ademloos was de aandacht voor dit evan gelie van klanken in een tijd van nood. En welke was nu de ontdekking? Men had op Lommerrijk een uitstekende akoustiek gevonden! Het orkest zat op een platvorm, met glas overdekt, en dirigent, orkestleden en publiek waren verwon derd over de verrassende wijze, waarop het toondicht tot zijn recht kwam. Maar er is in Rotterdam in deze dagen van zoeken naar een uitweg voor het muzikaal verlangen nog een tweede akoustisch wonder ontdekt, dat het eerste overtreft. Men concerteerde in.... ds manege. En naar het getuigenis van den Heer Flipse is er in Europa maar een akoustiek, die de akoustiek van de Rotterdamsche manege evenaart: die van het Paleis van Schoone Kunsten te Brussel. In deze ruimte met haar uitnemende verklankingscondities werd het Te Deum van Diepenbrock uitgevoerd. EN nu zal men dan waarschijnlijk gaan concer teeren in de Koninginnekerk. Men heeft omtrent de akoustiek aldaar hoopvolle verwach tingen, en al leent een kerk zich niet voor alle muziek, er staat tegenover, dat de sfeer van een kerkgebouw een geëigender sfeer geeft voor de uit voering van ernstige toondichten dan bij voorbeeld een bioscoop. Het gebouw biedt ruimte voor 1500 tot 1700 toehoorders. De Heer Flipse wil zijn programma in groote trekken handhaven zooals het was. Hij zal zijn voorkeur voor Nederlandsche muziek niet opgeven, en in hoofdzaak werken met Nederlandsche solis ten. Er is in Rotterdam een groote vraag naar goede muziek. Die vraag is door de ramp volstrekt niet verminderd, waarschijnlijk gestegen. En de orkest leden van het Rotterdamsch Philharmonisch Orkest zien tegen geen enkele moeilijkheid op. Ik wil gelezen worden!" riep Multatuli eens uit. Deze toonkunstenaars zeggen: wij willen gehoord worden !" En als men naar hen komt luisteren, dan leeft er in hen de onstuimige kracht, die het geleden leed vergeten doet. Maar zou het nu de tijd niet zijn, om het Rotter damsch Philharmonisch Orkest in aanmerking te brengen voor Rijkssubsidie? Niet uit steun- of opbouw-fondsen moet deze instelling haar werk beloond zien, zij heeft recht op een gave, die het karakter draagt eener erkenning en waardeering van hetgeen zij op kunstgebied praesteert. Men kan niet over het herstel van het Rotter damsch muziekleven schrijven, zonder zijn paedagogische zijde in beschouwing te nemen. Ook het muziek-onderwijs heeft na de ramp een overwinning te boeken. Men had te voren de scholen: van Toonkunst onder Directie van Willem Pijper en de scholen van den heer Holthaus. Deze beide onderwijs-complexen zijn tot een concentratie gekomen. En daardoor is de muziek-opleiding te Rotterdam in een unieke positie geraakt. Het geheele muziek onderwijs in deze groote stad in handen van n organisatie, dat wil zeggen dat men de beschikking heeft over een groot aantal schoolgebouwen in de meest verspreide hoeken. Men heeft elkander gevonden. Een verheugend verschijnsel ! En toen de samenwerkende machten de handen ineensloegen, wisten zij van den nood een deugd te maken. Alles was vernietigd: de gebouwen, de bibliotheken, de instrumenten waren weg. Ook de particuliere bibliotheek van den heer Pijper, met eenige belangrijke preciosa, o.a. oude lied-boekjes uit de zeventiende eeuw en een verzameling exo tische instrumenten, waren een prooi geworden van de verdelging. En het groote orgel van het Conserva torium is verloren gegaan. Nu moet men weer opbouwen. Men zal de plannen voor de feestelijke viering van het tienjarig bestaan van het Conservatorium, dat in September voor de deur stond, moeten prijs geven, maar men zal niet het voornemen prijs geven, de muzikale scholing te Rotterdam met groote stuwkracht te ontwikkelen en het op het eerste plan te houden, minstens op hetzelfde niveau van den Haag en Amsterdam. Men doet het nu samen, met vereende kracht. Ook de muziek-pa°dagogen van Rotterdam ge wagen van groote dankbaarheid aan de Rotter damsche bevolking. De Commissie voor de schade, kwam het muziek-onderwijs te hulp, en die hulp is gewettigd, want de belangstelling der leerlingen blijft actief; van de vakleerlingen heeft niemand afgezegd. Rotterdam en de Rotterdammers. Het is een smartelijke tegenstelling, wanneer men dwaalt langs het puin. Het wordt een aangrijpende eenheid, wanneer men in aanraking komt met den moed en het geloof van deze menschen. Want zij zien nu reeds in de toekomst. Zij willen de vernietiging over winnen door hun innerlijke kracht. Als nu reeds de drang, om de Rotterdamsche cultuur te handhaven zoo sterk is als uit de regeneratie van het Rotter damsch muziekleven blijkt, dan moet het ook vast staan dat de Maas-stad haar welvaart wil heroveren, waarop dat cultuurleven moet zijn gebaseerd. Nu offert men van zijn nooddruft. Hoe sterk zal de medewerking en samenwerking zijn, wanneer het ideaal, dat ieder goed Nederlander voor Rotterdam in zijn hart draagt, in vervulling zal gaan ! R. Als U geregeld losse nummers koopt hebt U kans dat juist het nummer dat U speciaal interesseert U door een of andere oorzaak ontgaat Neem liever 'n abonnement PAG. 5 DE GROENE No. 3192

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl