De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 3 augustus pagina 11

3 augustus 1940 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

De Passiespelen te Tegelen MET een volharding die bewondering wekt en de zaak welke zij geldt geheel waardig is, maakt Tegelen zich op om in de nabije toekomst, voor de tweede maal in den sedert 1935 begonnen cyclus, opnieuw het Passiespel voor het voetlicht te brengen. De naam Tegelen zal andermaal worden geroemd, en er valt niet aan te twijfelen, of wederom zullen duizenden de Passiespelen beleven en er de verscheidene uitwerkingen van ondergaan. Dit Passiespel toch is geen tooneel in den beperkten zin van dit woord. Het is anders, streeft verdere doeleinden na, ja vormt voor alles een daad, waarin spelen tot werkelijk beleven, en belijden tot werkelijk getuigen wordt. Men kan dit snel onderschatten doch kwalijk overschatten. Het is onmogelijk het grootste drama aller tijden uit sluitend als spel weer te geven, zoodat bij dit Passie spel dus sprake moet zijn van een levende werkelijke, en niet alleen spelmatige, weergave van het lijden en sterven van den Godmensch. Het is goed zich daarvan te doordringen, want de groote beteekenis die men aan het Passiespel moet toekennen hangt hiermee onverbrekelijk samen. Men herhaalt daarmee wat, voor bijna twee duizend jaar, geschiedde in een land, dat aan dit gebeuren zijn naam van het Heilige Land ontleent, en dit herhalen in deze geestesgesteldheid en met deze bedoelingen, komt dit gebeuren op heel andere wijze nabij, ja naderbij, dan welk spel" ook. Naar Tegelsch getuigenis ziet men erin: een mogelijkheid om den in de bevolking diepgewortelden geloofs-, kunst- en gemeenschapszin uit te dragen en, zoo mogelijk, te bevestigen in de harten dergenen, die, met dezelfde intenties bezield, dit getuigen komen aanschouwen. Deze samenvatting is essen tieel; zij houdt in hoe het Passiespel uitsluitend door en voor de gemeenschap is, en zij doet tegelijker tijd zien, hoe dit nooit rustend streven in stilte zich in werkelijkheid wil en zal openbaren. Ontsproten uit de eigen kleine Tegelsche gemeenschap is het geworden tot een groot teeken in onze dagen: een belijdenis van het lijden, een hervinden in de liefde, een oproep tot bezinning aan allen zonder onder scheid. Het Passiespel van Tegelen wil dit en het is dit, en vandaar dat men zeggen kan, dat het een beteekenende geestelijke, cultureele en aréstieke onderneming is. Vloeit uit dit alles zijn beteekenis vanzelf voort, het ontleent er ook zijn waarden aan, waarden die Tegelen mogen doen inzien dat het hier een roeping vervult, die schoon als veelzeggend, alle krachten vergt. Het Tegelsche Passiespel verkondigt de grootheid van God door ons zijn lijden en sterven voor orgen te houden, en het verkondigt dit daarbij op een wijze die allen treffen kan. Velen hebben dikwijls het lijden van Jesus overwogen, daarbij ervarende hoe de Godmensch in zijn diepste vernederingen de grootste triomfen vierde. Schijnt dit een paradox, bij goed zien is deze dwaaste ook de schoonste aller werkelijkheden, want hier zijn werkelijk de dwazen de koningen te rijk, en hier ook wordt een daad gesteld waarop volkomen het gezegde van den tekstdichter der Tegelsche Passiespelen Jac. Schreurs M.S.C. toepasselijk blijkt, dat de zin der liefde dieper is dan haar woord. Er ligt hierin alles waardoor het Tegelsche Passie spel wordt gerechtvaardigd, en waaraan het zijn waarden voor heden en toekomst ontleent. Immers het is allesbehalve statisch, voor alles dynamisch, en hoe zeer ook naar het verleden gericht perspec tivisch, omdat het steeds weer zijn spelers als toe schouwers voor de beslissendste vragen stelt. Het toont hoe het teeken der schande tot het teeken der overwinning geworden is, het toont hoe Gods heerlijkheid over deze wereld zegeviert. Het lijden en sterven van den Koning der Koningen is aller treurspelen treurspel, en het wekt dan ook reeds als zoodanig een ontroering en een spanning die van alle tijden zijn. Van de Evangeliën vormt het Lijdensverhaal het hoogtepunt, en het is aan Tegelen vergund dit hoogtepunt te dramatiseeren, wat i.c. zeggen wil: als levende werkelijkheid in individu en collectiviteit te verkondigen. Deze opgave is grootsch en wanneer men ze juist schat een uit verkiezing. DE GROENE" NEDERLAND'S ORIGINEELSTE WEEKBLAD VOOR dengene die het voorrecht gehad heeft het door Tegelen in 1935 gebodene met het nu reeds op de repetities gebrachte te mogen vergelijken, staat het vast, dat het de Tegelsche traditie, hoe jong ook, aan sterkte niet ontbreekt. Wortelt deze traditie eenerzijds in het creatieve dezer gemeenschap, ander zijds vindt zij haar sappen in het grootsche en bij zondere karakter van de door het Passiespel te ver richten daad. Het geldt hier immers een buiten gewone zaak, die in betrekking staat, zoowel met het verledene waarop zij aansluit, als met de toe komst waarnaar zij heenwijst. Het is daarbij van het grootste belang de harmonie tussen beide stroo mingen te bewaren, en zoo zich dus te hoeden zoo wel voor al te nauwe overeenkomst met het voorbije, als voor onverantwoord experimenteeren op nieuwe ongekende bases. De overwinning van ook deze moeilijkheden ligt evenzeer in Tegelens hand, waarbij de voorbereidingen erop wijzen, dat men inderdaad het evenwicht zal weten te vinden en te bewaren. De gemeenschap toch van het Nederlandsche Oberammergau als men mij voor een oogenblik toestaat Tegelen zoo te noemen blijkt terecht afkeerig van alle humbug-reclame, en hul digt daarbij de juiste overtuiging, dat haar Passie spel van binnenuit groeien moet, wil het beant woorden aan zijn verheven bedoelingen. Daarvoor is noodig een enthousiasme, dat, wil het zijn doel niet voorbijschieten, zuiver afgestemd moet zijn. Grootendeels moet dit voortvloeien uit de ter beschikking staande tekst, maar niet minder moet men zich in dezen kunnen verlaten op de regie, die harmonie in verhouding van individu en collectiviteit moet brengen, en de dramatische span ning van het handelingsverloop moet doen passen in het verheven kader van deze grootste aller trage dies. Het voldoen aan de in dit opzicht te stellen voorwaarden is dan ook als een conditio sine qua non voor het welslagen van het nagestreefde te beschouwen. Tot nog toe alleen handelend over de Tegelsche Passiespelen in het algemeen, zij hier ook nog op enkele bijzondere aspecten gewezen, met name het geestelijk belang dezer voorname onderneming, omstandigheid weer onmiddellijk te verbinden met het cultureele en artistieke aan dezen arbeid eigen. Het geestelijke der Passiespelen staat op de eerste plaats, want zou men den tekst moeten onderbrengen in de Nederlandsche letteren, dan zou de toevoeging van het adjectief geestelijk vanzelfsprekend geacht worden. Daaruit vloeit natuurlijk voort dat even zeer de weergave ervan voor alles geestelijk geheeten moet worden, omstandigheid terugwijzend naar een tijd, dat leeken niet minder dan geeste lijken hun aandeel namen in de verkondiging van Gods rijk op deze aarde. Het geestelijke vormt dus wel een voornamen factor welken men niet mag on derschatten. Het laatste geldt evenzeer voor het cultureele van dezen arbeid. Immers zoo men zich een levend begrip vormt van wat cultuur, kort samengevat, Passiespelen !940.^Het Laatste Avondmaal. is, n.l. beschaving in het algemeen en veredeling des geestes naast vorming des harten in het bijzonder, dan kan men zich toch niet verhelen, dat men met deze Passiespelen een cultureele daad stelt, die van beteekenis is. Want zoo eene uiting de geest ver edelt en de vorming des harten ten goede komt, dan is het wel een uitbeelding als die der Passie spelen. Ten derde dan een woord over de artistieke beteekenis der Tegelsche Passiespelen. Hier rijst op de eerste plaats de vraag in hoeverre men aan een Passiespel moet verbinden een vormgeving, overeenkomend met zijn inhoud en beteekenis. Gaat men hierbij de geschiedenis der Passiespelen na, dan blijkt, dat vanaf de middeleeuwen tot nu toe, de uitbeelders der geslaagde Passiespelen nim mer geschroomd hebben ten allen tijde al het moge lijke aan hun uitbeelding ten koste te leggen; ter wijl daartegenover staat, dat de Passiespelen die uitsluitend tooneelstukken wilden zijn mislukten, vooral omdat het ze aan innerlijk beleven schortte, maar ook omdat de uiterlijke vorm in dezen niet aan de in dit opzicht te stellen eischen voldeed. Ter staving van het eerste deel dezer uitspraak kan men wijzen op de Oberammergausche Passionspiele waarbij een stijgende lijn in de uitbeelding vast te stellen valt. Natuurlijk moet men hierbij niet uit het oog verliezen, dat Oberammergau bogen kan op een traditie van zeer lange tijd, waar nog bij komt dat de rustperiode aldaar tien jaren telt. Het laatste kan een verband doen leggen met de Tegel sche rustperiode, die slechts vijf jaren telt. Het valt te hopen, dat ook bij de laatste een stijgende lijn in de uitbeelding verwacht mag worden, waarbij men dan misschien, gezien het verschil in tusschenjaren, ook opmerken mag, dat het Tegelen wellicht niet al te moeilijk vallen zal op oudere tradities in te loopen. Samenvattend zij er hier op gewezen hoe Tegelen zijn Passiespelen-taak als een daad in leven en be lijden ziet. De verhevenheid van het onderwerp zal de uitvoerders daarbij zeker hoeden voor ont sporingen, terwijl het grootsche der onderneming niet zal nalaten hen het in te nemen standpunt duidelijk voor oogen te stellen. Volledige dienst baarheid wordt hier nagestreefd, van groot tot klein, en zoowel door individu als collectiviteit. Aldus tracht men het hoogste te bereiken: een zoo volkomen mogelijke uitbeelding, naar wezen als inhoud, van de Passie van den Godmensch. Kan men er van overtuigd zijn, dat de goede geestes gesteldheid voor dit alles te Tegelen in ruime mate aanwezig is, dan zou men toch de uitvoerders willen verzoeken steeds weer opnieuw naar het volmaaktere te streven en nooit tevreden te zijn met het bereikte. Klinkt dit nooit hard in de ooren, het behelst nochtans niets anders dan de wensch: dat het Tegelen zoo goed mogelijk gelukken moge zijn Passiespel tot een zoodanige uitbeelding te brengen, dat er al de beteekenissen die wij hier mochten uiteenzetten volkomen aan toe te schrij ven zijn. PIERRE VAN VALKENHOFF PAG. II DE GROENE No. 3293

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl