De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 3 augustus pagina 14

3 augustus 1940 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

l De goede dingen dezer aarde ] Vs J De les der dankbaarheid WISTEN wij eigenlijk nog wat het zeggen wil: dankbaar te zijn? Bij vele menschen staat de dankbaar heid niet in een goed blaadje. Zij meenen, dat dit gevoel vernederend is; zij achten het min of meer een hondsche" eigenschap, evenals onderworpen heid. Zij hebben dan de dankbaarheid van mensch tot mensch op het oog en zij verwarren deze met het gevoel der verplichting", een gevoel dat, als iedere plicht, zoo benauwend als een dwangbuis worden kan. Er zijn inderdaad vele enghartige schepselen die dit gevoel der verplichting niet kunnen dragen, die daartoe te waardig, te ijdel zijn. Hun trots komt tegen elk besef van afhankelijkheid in verzet en zij vergeten te licht, dat ieder mensch nu eenmaal altijd afhankelijk is, afhankelijk van zijn medemenschen of van omstandigheden welke door die medemenschen in het leven geroepen zijn. Absolute onafhankelijkheid is, evenals absolute vrijheid, denkbeeldig, en een ijdel begrip. Déhoóvaardigheid, de waan der onafhankelijk heid, zit bij velen echter zóó vast ingeworteld, dat geen vriendschap ertegen bestand blijkt. Menigeen zal daar dan ook tot zijn schade hebben ondervonden, dat hij vrienden verloren heeft juist door ze, uit vriendschap en in vriendschappelijk hulpbetoon, aan zich verplicht te maken. Zij hebben hem, na de hulp te hebben ondervonden, misschien nog eenigen tijd dankbaarheid betoond, dankbaarheid in uiterlijken schijn, maar innerlijk hebben zij hem nooit kunnen vergeven dat zij door zijn weldaad" in een toestand van afhankelijkheid zijn gebracht, ook al werd de hulp hun zonder eenige achtergedachte, gul en volstrekt onbaatzuchtig, verleend, en heeft de linkerhand werkelijk niet geweten wat de rechterhand schonk. Alleen de werkelijk grootmoedige kan de weldaad, hem op grootmoedige wijze verleend, met dankbaarheid ondergaan, en zal voor die dankbaarheid ook geen valsche schaamte gevoelen. De mensch is en blijft een vat dat met vele gebreken is gevuld. MAAR er is nog een andere dankbaarheid, welke in den regel niet zoozeer verloochend dan wel verwaarloosd wordt. Ik bedoel hier de dank baarheid welke men gevoelen kan voor hetgeen het leven, van dag tot dag, biedt. Dankbaarheid niet van mensch tot mensch maar van mensch tot ding of tot omstandigheid". Daarbij speelt gevoel van afhankelijkheid geen rol, kan er van vernedering geen sprake zijn, worden ijdelheid en trots niet in het geding gebracht. En toch, ook deze dank baarheid wordt zelden gevoeld. Wie gezond is en welgeschapen van lijf en leden, aanvaardt dien toe stand als iets dat hem van rechtswege toekomt en beseft geen oogenblik, dat hij boven zeer vele mede schepselen bevoorrecht is. Integendeel, zoodra hem iets overkomt, zoodra hij het vrije gebruik van een zijner ledematen tengevolge van een of ander ongeval tijdelijk missen moet, zoodra hij door een ziekte aan kamer of bed gebonden blijft, ont staat er gevoel van verzet en opstandigheid in hem ,dat in prikkelbaarheid en baloorigheid tot uiting komt. En in verbittering, wanneer een of andere kwaal hem veroordeelt tot levenslange invaliditeit. Pas dan zullen er momenten van nage dachte komen, waarin het geleidelijk tot hem door dringt dat hij den toestand van voorheen, toen hij zich nog tot de normale" menschen rekenen mocht, nooit voldoende heeft gewaardeerd, dat hij vele jaren dit normale leven heeft geleefd zonder daar voor van dankbaarheid ook maar het geringste sprankje te gevoelen. En misschien zal deze nage dachte ertoe kunnen leiden, dat hij zijn prikkel baarheid bedwingt en zijn verbittering verdringt en dat hij, bij de gedachte dat het noodlot hem nóg zwaarder had kunnen slaan, met den toestand waarin hij is gebracht vrede heeft en voor zijn betrekkelijk nog gunstig lot dankbaarheid gevoelt. DE mensch is van nature geneigd zich met anderen te vergelijken; ook zijn levenslot te vergelijken met de omstandigheden waarin andere menschen verkeeren. En in den regel kiest hij voor die vergelijking menschen uit, die door leven en lot meer bevoorrecht zijn dan hij. Het resultaat van deze vergelijkingen kan een prikkel ten goede zijn, een aansporing tot grootere arbeidzaamheid, tot nauwgezetter plichtsbetrachting, tot meer inten sieve inspanning van lichaam en geest. Maar veelal leiden dergelijke vergelijkingen slechts tot ontevredenheid en tot verbittering. Dat de aldus benijde medeschepselen, die gezonder, voorspoediger, rijker zijn, op hun beurt hetzelfde kunnen doen en in vele gevallen ook doen, en dat deze schijnbaar zoo gelukkige en met redenen tot voldoening rijk begiftigde menschen allerminst gelukkiger en voldaan zijn, komt niet in hem op. Evenmin, dat hij slechts reden tot voldoening en dankbaarheid hebben zou, wanneer hij zijn lot in de weegschaal wilde leggen met dat van men schen welke minder dan hij werden bevoorrecht, met menschen, zwaarder dan hij door tegenspoed bezocht. En ook niet, dat die dankbaarheid, welke uit een dergelijke vergelijking vanzelf voortspruiten zou, zijn leven een glans van geluk verleenen kan, die op geen andere wijze te verwerven is. Hij staart zich blind op hetgeen hem niet beschoren is, en waardeert geen oogenblik de verborgen schat die hij bezit. Pas als die schat, door noodlottige om standigheden, wordt aangetast en verminderd; als een deel daarvan verloren gaat, wordt deze uit haar verborgenheid opgedolven en zal hij be seffen wat hij bezat en hoe rijk hij, ondanks alle vergelijkingen, in werkelijkheid is geweest. Wij leven thans in een tijd dat inderdaad menige verborgen schat wordt opgedolven en dat wij, naar gelang deze slinkt, de waarde ervan beginnen te beseffen. Velen van ons hebben jaren lang in be trekkelijke weelde geleefd zonder van deze weelde ook maar het minste beseft te hebben, zonder daarvoor maar in het minst dankbaar te zijn: Wij hebben onze omstandigheden aanvaard zonder een sprankje van die toch gerechtvaardigde dankbaarheid. Ja, wij hebben gemokt en gemord omdat die omstan digheden een vergelijking met die van schijnbaar meer bevoorrechte vrienden niet konden doorstaan. Nu heeft deze tijd ons opgeschrikt; nu ondervinden wij allen dat wij veel gerief moeten ontberen en af stand moeten doen van veel waarop ons leven, sinds jaren, ingesteld was. Laten wij niet mokken en morren over hetgeen verloren ging; laten wij inzien wat wij in betere tijden hebben verzuimd; laten wij uit dit inzicht de groote les der dankbaarheid trekken. LIBRA Een wetenschappelijke trekvogel Dr. Gillham houdt het midden tusschen een zoöloog en een trekvogel. Hij is verbonden aan de afdeeling Wildlife Protection" van het Depar tement van Landbouw te Washington en het is zijn taak de levenswijze van de vogels te bestudeeren, die den zomer in de Poolgebieden en den winter aan de Mississipi in Louisiana doorbrengen. Het doel van zijn onderzoekingen is de eventueel noodzakelijke protectie voor deze vogelsoorten te adviseeren. Dr. Gillham neemt voor zijn zesmaandelijksch verblijf in het Noorden weinig bagage mee. Daar is in de eerste plaats zijn tent van ballonzijde en zijn donzen slaapzak. Verder een doosje met vitaminetabletten en wat ge conserveerde groente. Want de Es kimo's leven van visch en vet en voor een blanke is dat niet vol te houden. In den zomer vangen de Eskimo's walvisschen en allerlei kleine visschen. De walvisschen smelten ze uit en ze bewaren de groote hompen vleesch onder het bevroren vet van de beesten. Dit vet vooral beschouwen ze als een lekkernij. De vischjes worden kort voor het invallen van de vorst in groote hoeveelheden in den grond begraven, waar ze een beetje rotten. Deze adellijke vischjes worden door de Eskimo's als een geraffineerde lekker nij beschouwd. Dr. Gillham eet met genoegen mee van den rauwen walvisch, maar een half vergaan vischje, waarvan het vleesch loslaat als je het aan zijn staartje uit de ijskast" haalt, moet hij aan zijn gastheeren overlaten. Dr. Gillham is enthousiast over de mentaliteit van den Eskimo. Als helpers op zijn expedities zijn zij ideaal. Door het vele jagen is hun gang onhoorbaar, hun bewegingen zijn volkomen onder controle, zoodat ze de vogels niet opschrikken. Zij zijn even enthousiast over Gillham's werk, als hij zelf en geen moeite is hun te veel om een vermoedelijke schuilplaats van de vogels op te sporen. De jongste ontdekking van Gillham is, dat de kuikens van een bepaalde eendensoort zich niet met visch voeden, doch met muskieten, die in milliarden aanwezig zijn. Binnen vijf minuten is het muskietennet van de tent zwart van deze insecten, die op het licht van het olie lampje komen aanzwermen. Maanden lang avond aan avond zit deze stoere natuuronderzoeker in zijn dundoekige tent, rookt eindeloos pijpen en wisselt wat woorden in de stugge, donkere Eskimo-taal. ? Ze zijn hem trouw en wachten hem elk jaar op met stralende bruine oogjes en spaarzame zinnen. Dr. Gillham houdt van de Eskimo's, ten minste als zij niet door blanken zijn bedorven zegt onze verteller en schaart zich zonder het zelf te merken naast deze Mongoolsche jagers. De Eskimo's kennen het begrip stelen" niet en ze zijn te allen tijde bereid al hun bezit tingen met hun buurman te deelen. Dit betreft zelfs de vrouwen. Want de vrouw is noodig op de maanden lange jachttochten en wanneer een jager zijn eigen vrouw niet meenemen kan, leent zijn vriend hem de zijne. Het hoofdwerk van de vrouw en de grootste factor van haar onmisbaar heid is het kauwen van de schoenen. Deze hebben zolen van zeehonden huid, die na eenige dagen hun soepel heid verliezen. Het is dan het werk der vrouw om zoo'n zool stukje voor beetje in haar mond weer in het model te kauwen en soepel te maken. De Eskimovrouwen hebben sterke witte tanden. De hoektanden, die van ge slacht op geslacht leerkauwers" zijn geweest, zijn langzamerhand zoo lang geworden, dat zij over de onderlip heenkomen. Als Gillham zijn schoenen uittrekt wedijveren de Eskimosche schoonen om de uitverkoren kauw vrouw" te mogen zijn. Natuurlijk brengt hun blanke vriend wel een cadeautje mee uit het Zuiden. Hij weet, dat hij deze vrouwen niet gelukkiger kan maken, dan met een zakje steen kool, zoodat het eenzame olievlammetje, dat zich geduldig voedt met walvischtraan uit een steenen bak ns per jaar kan uitbarsten in een feestelijk lekkend vuur. Er heerscht onder dit geelwangige volkje een onverstoorbare harmonie en een concurrentloos vertrouwen. Het is in dit ijsland, dat kindertjes liefderijke tehuizen vinden bij kinderloozen, dat weduwen een onbezorgd bestaan leiden onder een vriendelijk dak en zieken om strijd worden ver pleegd. Hoewel ziekte zeer weinig voorkomt, zijn de Eskimo's b.v. zeer vatbaar voor mazelen, die wel eens door blanken onder hen worden ver spreid. Bij tientallen sterft dit volkje aan deze ziekte, waartegen hun lichaam geen weerstand heeft. Vier maal per jaar brengt een vlieg tuig post naar het Poolgebied. Twee keer daarvan zit in de cockpit de stille man met zijn liefdevollen glimlach voor alles wat leeft in de natuur. Den eenen keer wordt hij aan land gezet met zijn armen vol papieren. Den anderen keer zijn die papieren vol notities over de trekvogels en hun leven in het hooge Noorden. Als de vogels aanstalten maken tot vertrek wordt het ook zijn tijd den pels te verwisselen voor een colbertje en de korte Eskimo-letter grepen worden uitgewerkt tot stoere eenvoudige verhalen, die in korte vraaggesprekken uit een enormen wolkenkrabber van een millioenenstad worden uitgezonden over de Vereenigde Staten. En.... niet te vergeten de wetenschappelijke rappor ten, welke de aanwijzingen geven voor de wildbescherming van het Depart ment te Washington. Dan, na een paar dagen, de moeras sen van de Mississipi, waar de vogels nu genieten van Zuidelijke vischjes. En niet weten, dat in het riet twee kwieke oogen hun doen en laten be spieden. Dat het aan de rapporten van dien eenzamen man te danken is, dat zij veilig uit hun eitjes hebben kunnen kruipen en daarheen hebben kunnen vliegen. Dat het die stem, die o zoo bedrieglijk hun roep kan nabootsen is, die de wereld door de microfoon wat meer respect voor hun leven heeft bijgebracht en in vele gevallen dat leven heeft mogelijk gemaakt. Een unicum, Dr. Gillham. Een mensch, die elk persoonlijk comfort heeft opgegeven uit liefde voor de natuur. Die zijn body gehard heeft tegen de muskietenbeten, walvischvleesch en de grootste klimaatover gangen. En die maar n afschuw kent New York. Omdat. . . . hij er zoo eenzaam is ! I. v. D. B PAG 14 DE GROENE No 3Ï91

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl