De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 3 augustus pagina 17

3 augustus 1940 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

Nederlandsche zinnebeelden Het jaar IN ons eerste opstel over de zinne beelden onzer vaderen, hebben wij laten zien het verband tusschen het zinteeken voor het symbool zon" en het begrip jaar", gedeeld en gevierendeeld jaar. Wij geven hieronder een afbeelding van een gevierendeeld jaar" zooals het aangetroffen wordt onder een stoep van perceel Prinsen gracht 449 te Amsterdam. In het Frankenhuis te Zwolle trof fen wij in een raamluik een dergelijk gevormde lichtopening aan. Wanneer het erg zonnig weer is, wil de boerin wel gaarne de blinden sluiten. Er dient evenwel toch eenig licht binnen te komen en zoo vindt zij 't aangenaam op den tichelvloer het beeld te zien afgeschaduwd van het gedeelde of gevierendeelde jaar, van het zonnewiel of een ander goddelijk zinnebeeld. Het gevierendeelde jaar wordt ge vormd door een rechtkruis in den zonne- of jaarcirkel. God of Zon openbaart zich binnen het Veld van Tijd als vier seizoen-aanzichten. Toen men in onze Germaansche Oudheid ging begrijpen, dat het eene aanzicht zich ontwikkelde tot het volgende, dat het doordraaide met de zonnekracht, liet men het kruis wen telen en zóó ontstond het omgevallen rechtkruis of maalkruis. Daarmede werd tevens aangetoond, dat de zon in het jaar vruchtbaar was, zij ver menigvuldigde, bracht nieuwe toe standen voort. Het maalkruis kan men b.v. tweemaal zien aan het pand 611?613 Prinsengracht Amsterdam, bovenaan den gevel. Recht- en maalkruis komen uiter aard ook afzonderlijk voor; zij treden uit den zonne- of jaarcirkel als een zelfstandig begrip naar voren. Men ziet deze kruisen dan ook in later tijd in andere omlijstingen, b.v. het vier kant. Het rechtkruis blijft evenwel dezelfde konde doen: ik deel het jaar. In een raamluik van een huis te Oosterwolde in Gelderland kan men een gevierendeeld jaar (een rechtkruis dus) aantreffen als lichtopening. Dit alles zijn eenvoudige, wijsgeerige, zinne beeldige vormen, die in onze steden iets minder aangetroffen worden dan ten plattelande. Met het omvallen van het rechtkruis tot maalkruis is dus de draaiende beweging aangegeven in haar eerste faze. Teneinde het wentelen van het zonnesymbool inten ser weer te geven, kwam men er toe recht- en maalkruis te combineeren, waardoor het achtspakige zonnerad ontstond. De Skandinaviërs vertellen in sommige hunner sproken, dat zij als Noordrasvolk de afstammelingen zijn van de Atlantiërs. Dit zouden bewoners zijn geweest van een vast land, dat verzonken is in wat nu genoemd wordt: den Atlantischen Oceaan. Deze menschen zouden zich o. a. groepsgewijze gered hebben over Ierland, IJsland en de Noordpool en zouden daar toentertijd een groen eiland hebben aangetroffen, waar vandaan zij later zouden zijn weg getrokken tot bij de Oostzee. Wat er waar van is, moeten de geleerden nog vaststellen, doch de oude Skandinaven getuigen ervan, dat zij de Zon als een Rad aan den Hemel hebben waar genomen, toen de Noordpool hun woonplaats nog was. En het is, volgens de folkloristen, dit rad, dat gevallen is in de zinnebeeldige overlevering. Ro mantisch ? Ja, maar toch niet onlogisch en zinrijk. De achtster binnen het wiel geeft dus het draaien van de zon weer, maar tevens een diepe incarneering van de zonnekracht in den dag. Er zijn ook zestienspakige zonneraderen. De boeren zeiden mij het volgende: De rechte lijn in het jaar is de NoordZuid-lijn uiteraard. De punten worden genoemd winter- en zomer-zonnewende. Tusschenin liggen de Oost- en West-punten, de voorjaars- en najaarsevening, 21 lente- en 21 Herfstmaand, als dag en nacht gelijk van duur zijn. In oude tijden werden daarnaar zonnediensten geregeld. Op deze wijze werd God-Natuur gediend in den tempel van ongekorven hout. In Beieren ziet men de zestien spakige zonnewielen meer dan in onze streken. Ee,n grootuur in Beieren is l'J., uur. Zestien grooturen vormen een etmaal ! Het achtspakig zonnerad werd door ons aangetroffen o.a. als rand van een tuinhuis in den hof van perceel Weesperzijde 28 te Amsterdam-Oost. Wij geven er een afbeelding van. De ster zit in de zon en het hart is opengeboord, teneinde ook de zon daardoor te laten priemen. In Vlaanderen vertelt men een uitermate zinrijke volksoverlevering dagteekenend uit 1480 ongeveer, die Brising en de man met het rad" wordt genoemd. Deze sproke bewijst duidelijk, dat het zonnerad niet puur Skandinavisch is, maar in de middel eeuwen ook in het Dietsche volks bewustzijn leefde. De achtster wordt veel aangetroffen. Wij laten hier een voorbeeld afdrukken een stoep rret kiezelmozaïek te Elburg met de achtpuntige ster. Alvorens het huis te naderen werd de bezoeker dus herinnerd, aan het feit, dat het zonne licht werkt in de aarde, dat Geest arbeidt in Stof. Het zonnerad is door Guido Gezelle herdacht in de strofe: Vliegende vlamme, vlerke van 't zonnewiel, in zijn Oer-Germaansch gedicht SintJansvier. Om het draaien van de zon voor te stellen heeft men in de gothiek de zonneschijf voorgesteld als een rad met drie gebogen spaken. Men vindt deze voorbeelden toch ook op het boereland, bijv. in den vorm van een rond raam met drie gebogen roeden in een schuur te Grebbe. Deze uit beelding van de draaiende zon gaat denkelijk nog vooraf aan het ontstaan van het gedeelde jaar". ? BIJ DE FOTO'S © Boven: Rand van een tuinhuis: Weesper zijde 28, Amsterdam. Nu eigendom van het Nederlandsen Openlucht museum te Arnhem. © Daar onder: Een stoep van kiezelmozaïek te El burg, met de achtpuntige ster. © Onder: Een rond raam met drie gebogen roeden in een schuur te Grebbe. © Links: Een venster het gevierendeeld jaar voorstellende, onder de stoep van een Amsterdamsch grachtenhuis. PAG. 17 DE GROENE No. 3293

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl