De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 3 augustus pagina 7

3 augustus 1940 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Afbeeldingen in woorden Jacob Hendrik Speenhoff door Jacob Hendrik Speenhoff IN Griekenland woonden op een rots de Spartanen die deze rots bezigden voor: het afwerpen van beschadigde zuigelingen, en die er de heele beebies met roode soep van krenten, rozijnen en hanenbloed groot brachten. Hadden ze tijgers kunnen betrekken dan zouden die leerlingen zijn gevoed met nog heldhaftiger en strijdlustiger bloed .... want de Spartanen waren buitengewone vechtkerels, evenals de leden van de Rotterdamsche Voetbalklup: Sparta, alwaar ik enkele maanden lid van ben geweest maar waaruit ik me moest ver wijderen omdat ik het spel niet begreep. Ik dacht eerst dat het zou gaan als: smousjassen of zoo. In. Sparta woonde op die rots een persoon: Diogeneus genaamd die gevestigd was in een okshoofd waarmede hij tochten rolde door den Balkan. Dat vat had als toegang een draaibaar deksel en door het spongat werd geventileerd. Al rollende zocht Diogeneus met een lantaren (ook overdag) naar een eerlijk mensen en het schijnt dat hij daarin niet geslaagd is. Dat komt doordat hij de eerlijke lieden langs de openbare wegen zocht terwijl hij ze in de gevangenissen had te zoeken want daarin zaten de menschen die eerlijk hunne ondeugden hadden ten toon gesteld en bekend. Of Diogeneus in zijn ton nog overgestoken is naar Rotterdam weten we niet en de geschied schrijver Piethagoras heeft er niets van vermeld in zijn journaal over de zeereis van Admiraal Odiesous .... doch dat Diogeneus in Rotterdam is geweest is vrij zeker want dat zien we aan Speenhoff den Nederlandschen bard en zoeker naar eerlijke menschen. Speenhoff lijkt van ter zijde op dien Diogeneus. Ook zoo een afgekauwde baard en ook zulke onder danige oogen. Alleen rolt Oom Koos, zooals de onwetenden hem noemen, geen ton langs de aarde of het zoude een volle moeten zijn met dubbelgebeide bessensap er in. Neen langs de Aarde beweegt hij zich op die wijze niet. Ik moet hier even de vraag stellen of iemand van mijne lezers me kan verklaren wat het woord: aarde beduidt? Waar komt dat woord vandaan en waaruit is het gevormd? In het eeuwige en onein dige Heelal wentelen milliarden Aardbollen gelijk aan de onze, rond. En er zullen daar wel milliarden Speenhoven medewentelen zooals er evenveel Colijnen en Buziaux en Mengelbergen zullen voor komen. En Diogeneus n het Heelal hebben met dien Speenhoff van doen. Zeventig jaren is hij nu al loodrecht of waterpas op deze planeet en eerst in de laatste anderhalf jaar heb ik hem een weinig leeren kennen. Het is niet goed dat de menschen elkaar kennen, want dan krijgen ze een hekel aan elkaar en als ze geheel vertrouwelijk zijn, gaan ze elk een ander zelfs haten. Veel heb ik met Speen omgegaan en heel wat naars met hem meegemaakt en intusschen heb ik hem evenmin gesnapt als zijnen ouden vriend: Nolst Trénitéwaarover Sp. onlangs zoo geestig en hartelijk heeft geschreven in de Groene Amster dammer zoodat al die nummers werden uitverkocht. De groote levensfout van Sp. is dat hij oprecht is en waar. Duizenden zijner vrienden noemen hem een leugenaar en niet een zijner vriendinnen ver trouwt hem en toch is hij altijd eerlijk en is wat hij zegt: waar. Niet wat hij doet! Een tweede fout in hem is dat hij altijd over dronkenschap spreekt en schrijft en zelfs dicht en niettemin: ook teekent. Hij kan dat alles vrij aardig maar zijne medelieden denken van hem dat hij een dronkaard is en dien indruk moet men nimmer willen maken als men in de wereld vooruit wil komen. Weer zoo een woord: Wereld.... wat beduidt het toch? Aarde, Wereld, Heelal, Hemel en Zwerk. Toe maar. Als kind was hij lang geen jong Diogeneusje. Hij vond zich het slechtste boebetje van de scholen die hij onvruchtbaar heeft bezocht. Hij leerde alleen goed Aardrijkskunde, verder appelen en makke eenden verduisteren, zwemmen, zeilen, smeden, zoenen, liegen en bidden. Vooral bidden verstond hij uitnemend en met zijne eigen woorden die hij nog nooit aan een ander mensch heeft geopenbaard en alleen aan den Almachtige. Hij klom in onbeklimbare juttelaars en zwom over de rivier en hij moest en hij zou zeeman worden maar dat wilden zijn beste ouders in het begin niet totdat hij door een verloren. .. . liefde teekende bij de Koninklijke Nederlandsche Marine en hij daar aan boord van oorlogsschepen net als Diogeneus naar zichzelf liep te zoeken; langs kanonnen en masten en stoommachines, want hij was machinist en dat is het eenige verschil tusschen hem en Diogeneus van Sparta (of die kant uit):. . . deze leefde in eenen tijd zonder smoorkleppen en stoomschuiven en pijpketels. Hoe achterlijk. Bij de Marine kwam hij aan als nummer drie van de leerlingen onder het Stamboeknummer 24087 op den i7-den Juni 1886 Ct. J. C. Commijs. Salaris tien gld. per maand, aan boord van Z.M. Wachtschip: J3e Prins van Oranje. Hij eindigde nr. laatst. Hij gedroeg zich nogal raar en blonk alleen uit door handenarbeid. Hij leerde er het smids- en bankwerkersvak zooals dat in de toekomst elke Hollandsche jongen zal moeten leeren; zij het dan een ander ambacht maar:. .. . zijne handen aan wenden, bezigen en gebruiken. Leerling Sp. was toen zeventien jaren oud en nog even kuisch als de Maagd van Holland op Plein 1813 te Den Haag. Wel was hij in verregaanden staat van verkikkering en openbare verliefdheid maar van de liefde die doodt en vermenigvuldigt wist hij nog maar de kletspraatjes af. De lezeressen moeten zich echter gerust stellen. .. . dat is nu alles veranderd en hij weet en kent de loopgraven van het Paradijs: .... Scheveningen, Seinpostduin 26 Tel. 553380 en vooral: giro 243332. Eigenlijk heeft hij daar te Hellevoetsluis steeds min of meer geDiogeneusd. Hij was er wél, maar niet er bij. Hij hoorde wel, maar verstond niet. Dus kwam hij enkele malen in de provoost terecht op water en brood. Iets wat hem voor levenslang een knak heeft gegeven. Nog ziet hij zijn celletje voor zich en zijn angst dat men hem zou vergeten. Jongens hooren niet in een cel. Zoo dwaalde hij door andermans levens en niet door het zijne. Denk ik nu nog aan .hem, dan was hij toen een leuk spookje in uniform. Speenhoff verliet de Marine omdat hij er niet vond wat hij zocht: avontuur. Alles: krijgstucht en de oorlam lustte hij nog niet. Met heel veel moeite mocht hij gaan en belandde weer bij zijne ouders in de Gemeente Krimpen a. d. Lek en trad in de zaken zijns vaders en ging toen wel reizend door geheel Europa bijna. Altijd was hij verliefd en als hij niet vischte of hengelde of zeilde dan verleidde hij meisjes en verlokte ze tot punaise-kusjes in de roeiboot of in de hooilanden of onder de kroozenboomen. Maar ach, zijn zedig heid en kuischheid brachten hem op het pad der deugd, als deugd vrouwelijk is ? De meisjes begaven hem en derfden hem omdat hij zoo een onnoozel doetje was. Meisjes blijven niet tevreden met pinkiepinkie en kneepe-knijpie. ... ze willen worden geschud als kastanjelaren in den storm en zoo dat de vruchten er van af smakken en niet ver van den stam, zooals een spreekwoord vermeldt. Koosje of Kobus of Kookie was veel te netjes. Hij achtte de meisjes te zeer. Moeders konden hare dochters met hem het ijs of het water op sturen en ze kwamen even kuisch thuis als ze gegaan wa:en. Die verlegenheid heeft Sp. nog niet verloren en al is hij nu zeventig jaar. ... hij is nog immerlings even strak. Op een kwaden Zondagmiddag stond hij te R'dam op het tooneel en op een kwaden Maandag avond was hij beroemd geperst. Als havenlooze teekenaar ging hij wat liedjes staan te teuteren en als kapitalist zat hij een week daarna al in de Mille Colonnes te Amsterdam Hij had namentelijk eenige rijksdaalders verbrast. Hij was beroemd geslingerd en gesmeten maar gelukkiger was hij er niet door. Speenhoff werd een speenboffer. Hij verdiende per jaar een kwart tonnetje. Hij was mild en gaf maar uit en leefde als de krekel. Tot hij opeens ging sparen en aan de oude dagen ging denken en toen werd hij kapitalist, dat is hij nu niet meer. Zie giro 243332. De oorlog heeft hem genekt en als hij voor het Rotterdamsch Nieuwsblad niet kon schrij ven en voor de Groene Amsterdammer dan zou hij nu steuntrekker zijn. Over een deel van de Aarde (daar hebbie het weer) heeft hij met zijne vrouw gekwinkeleerd en nog komt hij er aan te pas, als het moet. Zijn nummer" Koos en Cees dient nog dikwerf de weldadigheid. Diende vele malen onze troepen en zieken en als hij wordt opgebeld voor de Rotter damsche Vluchtelingen dan klimt hij in zijn gietaar en zijn vrouw in haar ponnetje en daar staan ze. ... op het tooneel en wijders in de dagbladen. Zooals ik alreede mededeelde ken ik Speen hoff pas goed anderhalf jaar van de zeventig die hij mede door het Heelal evacueert. Ik leerde hem kennen door iemand die heel veel van hem houdt. Die wees me op zijne gaven en deugden. Die heeft hem voor mij uitgepuzzeld, bloot gelegd en geopereerd. Die verwittigde hem dat hij goed en gul en eerlijk was en niet de leugenaar en boosneus dien hij zichzelf wel dacht. Die verstandige en schrandere mensch heeft hem zijne talenten voor de voeten gesmeten en om zich te verdedigen kwam Sp., bij haar aandragen met schilderijen en teekeningen, tooneelstukken, oorlogsboeken, romans, gedichten en liedjes die hij al ademende schreef en bijna niemand toevertrouwde. Een geheel an deren Speenhoff vormde die mensch. Een nieuwen, en het is jammer dat het zoo laat gebeurde maar het troost hem dat hij het tastbare leven verlaat als de ware Sp. En niet zooals hij dien zich immer gedacht had. Zoo is het: Sp. kan veel meer dan hij en men denken, en hij is verwaand genoeg om dit in De Groene te bekennen zooals millioenen mannen met mij dit doen of gaarne zouden doen. Wat troost hem dit nu dat hij iets is. O, hij lijdt niet aan zelfverguizing of minderwaardigheidsgepeuter.... tida baik. Maar die mensch zegde het hem in woorden die hij nog nimmer gehoord had. Daar ik het over Speenhoff eenmaal heb moet ik de heele Sinterklaaspop ook van hem opteekenen, in woorden. Denk ik aan zijne schrifturen dan vind ik veel wat zeer menschelijk is maar wat men niet schrijft. Hij mag zoo gaarne het liefde-bedrijf inlasschen. Telkens drijft hij bij zijn schrijven en tikken weer naar de lusten van het vleesch en daar zijn de men schen en de tijden nog niet naar. We moeten wach ten tot we weer Spartanen zijn en Grieken die schat tebouten van de ratsen kieperden. Als zanger heeft hij ook een vieze naam bij sommige Nederlanders en hunne tijdroovende kin deren. Hij noemt een: chemise een hemd, een buik een buik en een navel een navel. Verdrommele. En dat hij nu juist onder de mannen de kuische moet zijn, is wel vreemd. Als eter is hij ook bekend. Hij heeft het er zoo vaak over en sja: dan gaan de aardelingen denken dat hij een smulbeer is. Eilaas en edoch .... hij eet vliegelings om het nu maar eens opdringerig te zeggen. Hij maakt voor de zijnen hektolieteren soep gereed en hij spijst er zelf niet van. Vraagt hem welgemoed ten eten gij die dit leest. Hij kluift niet als de Pompadoer en pikt niet als Hendrik de Vierde, Koning van Navarre. Hij bezigt zelfs het vingerbakjen en het servet maar smullen zult ge hem zelden zien doen; zij het dan van wat visch of een pannekoek met spek en aardappelstroop, van voor den oorlog bonloos. Als huisvader is hij een Gabriël of zoo iets buitenmodels. Hij vergeeft en vergeet en verliest alles. Geen vestzakken als brandkasten. Alles vindt hij goed als er maar gezwegen wordt en als hij maar zwijgen kan en enkel aanwezig zijn. Als hij alleen is verveelt hij zich nooit en lijkonbevooroordeeld lijk-welwillend kan hij te midden van zijn magen slenteren als er maar niet bij ge sproken wordt. Hij slaapt en zit overal en men kan in zijn huis hem tienmaal verhuizen . . . .hij merkt het wel maar ziet het niet. Als echtgenoot is hij even trouw en ontrouw als al de lezers van de Groene. Huwelijksbedrog kent hij niet omdat dit geen bedrog is. Het is een domheid die altijd gestraft wordt. Een vrouw is niet te be driegen, een man altijd. Hij moge wel eens een kusje, ritselend aan de zedeloosheid, op de wangen van een bovenjaar-. sche vriendin in gedachten aanbrengen .... hij blijft de stommeling die zijn bien niet neemt o il Ie trouve. Als vriend heeft hij nog eenige duizenden uitge leende guldens te goed van zijne wedervrienden die óf wel allengs zijn overleden óf nu in onwetend heid des harten over de aarde als ijzervijlsel rondglijden door de magnetische krachten. Vroeger hield hij open tafel en bed en schuiflade. Nu is hij benard en tot vloekens toe gelukkig. Maar hij zoekt nog steeds als Diogeneus naar zijne vrienden en tientjes. Ze gaan langs hem en zijn notitieboekje in zijn colbertje en kennen hem nu niet. Laatst toen hij voor de zijnen geen geld had voor de bioscoop en een nieuw pakkie en wat forellen antwoordde hem een zijner vrienden, die nu rijk is en waarvan hij nog altijd een paar honderd pop krijgt, dat: hij hem wel de mooiste plekjes van den Haag wilde laten zien, maar leenen deed hij niet als: grond beginsel. Toen verkocht hij een artikel over Trénit aan de Groene en toen waren de zijnen ingelukkig. Nu zoekt hij niet meer.... ik bedoel Oome Koos. Als werker is hij een bokser van staal. Werken is zijn vreugde. Teekenen en schrijven en met de verwen arbeiden. Hij schreef in negen dagen een boek over den Vijfdaagsche oorlog. Een zeer goed boek maar dat niet verschijnen zal. Daar mijn ruimte is volgeschreven eindig ik noode. God zij met U. Ik voeg er nog even aan toe dat hij me zooeven opbelde en me vroeg hoe ik over mijn Vaderland dacht en ik antwoordde: net als jij en Diogeneus. Als er beroemde Nederlanders zijn die een geteekend portret wenschen . . . . ? PAG. 7 DE GROENE No. 3293

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl