De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 10 augustus pagina 10

10 augustus 1940 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Goethe en Rodolphe Töpfer VELEN onzer herinneren zich uit hun jeugd het prentenboek" Prikkebeen, dat, voor kinderen bewerkt, indertijd zeer populair was, en nog steeds bij name althans zeer bekend is gebleven. Sommige regels zijn blijven hangen, zooals het briefje, dat de spichtige kapellenvanger schrijft aan zijn tyrannieke zuster en huishoudster, voor wie hij de vlucht neemt: Lieve zuster Ursula Ik ga naar Amerika. Niet velen echter kennen den auteur van het door Goeverneur vertaalde komische avonturenboek met de vlotte, handige plaatjes, den eigenlijken titel, en het verdere werk van den Zwitser Rudolf of liever Rodolphe Töpfer. De titel van het, in het Fransen geschreven boek is Monsieur Cryptogame". Het is een der eerste caricaturen-albums van den jongen Töpfer, De Avonturen van Dr. Festus" is een ander. Vele van dergelijke albums met reeksen verhalende teekeningen in omtrekken, en begeleidende tekst, zijn nog gevolgd ; men komt ze nog wel in den oudeboekenhandel tegen, en ze zijn eigenlijk geestiger dan dit overbekende. Het waren de twee eerstgenoemde boeken, met nog andere teekenproeven-landschapstudies en reisschetsen van den toen jongen Töpfer, die de laatste levensjaren van Goethe hebben helpen ver aangenamen. De oude dichter was er uitermate mee ingenomen. Een vriend en schoolmakker van den Geneefschen kunstenaar, Frederic Soret, had ze door bemiddeling van Eckermann aan Goethe doen toekomen. De schrijver van de Gesprache mit Goethe", bezocht Töpfer te Geneve, bezag de teekeningen en albums, en meende dat de groote man er behagen in zou vinden. In Goethe'sdagboek vindt men op 27 December 1830 genoteerd: Einen sehrgeistreichen, fratzenhaften Roman in Carricaturen. Abends wurde beydes von Ottilie durchgesehen und beachtet." Den vierden Januari 1831 deelde Ecker mann, het volgende gesprek mee, dat Goethe met Soret gehad had: Ik doorbladerde met Goethe eenige deelen teekeningen van mijn vriend Töpfer te Geneve, wiens talent als schrijver en dat als beeldend kunstenaar even groot zijn, die er echter tot nog toe de voor keur aan schijnt te geven, aan de levendige beschou wingen van zijn geest door zichtbare gestalten inplaats van door vluchtige woorden uitdrukking te geven. Het deel, dat in lichte penteekeningen de avonturen van Doctor Festus bevatte, maakte vol komen den indruk van een komischen roman, en beviel Goethe ten zeerste. Het is werkelijk te dwaas," riep hij van tijd tot tijd uit, terwijl hij de eene bladzijde na de andere omsloeg, het fonkelt alles van talent en geest! Sommige teekeningen zijn bepaald voortreffelijk! Als hij in de toekomst eens een minder frivool onderwerp koos en zich nog een beetje meer concentreerde, zou hij onovertroffen dingen maken." Men heeft hem met Rabelais vergeleken, en hem willen verwijten," merkte ik op, dat hij dezen nagevolgd en aan hem ideeën ontleend heeft." De menschen weten niet, wat zij willen," ant woordde Goethe.,,Ik vind dit heelemaal niet. Töpfer schijnt mij integendeel geheel op zijn eigen beenen te staan, en zoo door en door origineel te zijn, als mij ooit een talent is voorgekomen. " Soret vroeg den grijzen meester op 3 Januari 1831 per brief (in het Fransch) namens den kunstenaar om hem eenige woorden van aanmoediging te doen toe komen bij het terugzenden, en Goethe antwoordde den i oden prompt: ,,De wonderlijke boekjes gaan hierbij dankbaar terug. De kleine pelgrimstocht met jongelui ge tuigt ervan, dat de kunstenaar de karakteristiek van het heden met geest weet op te vatten. In de gecaricaturiseerde romans zijn de velerlei motieven, die hij uit weinige figuren weet te halen, bewonde renswaardig; hij beschaamt den allerknapsten ken ner van combinaties, (ik begrijp dezen term overi gens niet, C.V.) en men mag hem met zijn aan geboren vroolijk en slagvaardig talent gelukwenschen." Inderdaad wilde Goethe niets ten nadeele van deze proeven van Töpfer's talent hooren. Later zond men den dichter andere teekeningen, waar onder landschappen uit Italiëen Zwitserland, die Töpfer op wandeltochten gemaakt had. Goethe was in het bijzonder getroffen door de aquarellen, het kwam hem voor, zeide hij, als waren het werken van den beroemden Lory (Kent men Lory thans? Sic transit...) Soret merkte op, dat dit nog lang niet het beste van Töpfer was, maar ontving een eenigszins korzelig antwoord. Wat zou dan nog beter moeten zijn? En wat zou het er opaan komen, als er werkelijk nog iets beters was ? Zoodra een kunstenaar tot een bepaalde hoogte van voortreffelijkheid geraakt is, wordt het tamelijk onverschillig, of n van zijn werken iets beter geslaagd is dan een ander. De kenner ziet in elk daarvan de hand des meesters en den ganschen omvang van zijn talent en vermogens". Het be geleidend schrijven bij de terugzending klinkt dit maal nog warmer dan dat van de eerste maal. Ze zijn elkaar alle gelijk in gelukkig gerichten humor." Hij prijst de heerschappij over pen en penseel en de matigheid van de caricatuur in de stof f age, welke caricatuur zich in den kleinen barokken roman (Goethe gebruikt hier het woord barok in den zin van wonder lijk) vol moedwil en levendigheid toont. Intusschen naderde Goethe's einde. In Januari 1832 publi ceerde Töpfer, voorloopig anoniem, een korte, wat sentimenteele novelle La bibliothèque de mori Oncle". Speciaal voor Goethe en zijn Weimarsche kunstvrienden, die zich zoo geestdriftig hadden ge toond, liet hij een exemplaar drukken met een zeer breede marge onderaan, waarop hij vlugge schetsen maakte ter illustratie. Op het schutblad schreef hij de opdracht: A monsieur de Goethe, de la part de son tres humble serviteur Rodolphe Töpfer." Helaas, het boekje met de fijne krabbelige schets jes, die picturaler zijn dan de teekeningen in de albums, trof den dichter niet meer in leven ! Ze be reikten de woning te Weimar een paar dagen te laat. In i )2$ heeft het Insel-Verlag te Leipzig, met een voorrede van Walther Vulpius een facsi mile uitgegeven van boekje en teekeningen. Deze origineelen doen zien, dat de teekeningen van Töpfer bij de reproductie door de houtgravures wel iets verloren. RODOLPHE Töpfer (1792?1871) was een merk waardig man. Hij was de zoon van den genrecaricatuur- en landschapsschilder Adam Töpfer, en wilde evenals deze schilder worden. Reeds in zijn jeugd belette hem een oogkwaal de verdere studie. Vergeefs zocht hij te Parijs (waar hij met den vier jaar ouderen Soret samen was) genezing. Hij was een zeer ontwikkeld man en werd onderwijzer, zonder echter geheel af te zien van zijn vroegere plannen. De oogkwaal schijnt, gezien het vele, dat hij gepresteerd heeft, te zijn meegevallen. Na een tijd lang particulier onderwijzer te zijn geweest, werd hij leeraar op een jongenskostschool, die hij later overnam. Aanvankelijk gaf hij daarna nog zelf les, o.a. in het Grieksch, later belastte hij zich uitsluitend met de algemeene opvoeding der knapen, waaronder behalve Zwitsers, ook veel buitenlan ders waren. Hij was de uitvinder" zou men kunnen zeggen, van de schoolwandelingen en schoolreizen. In een boek, dat door zijn vriend den beroemden Calame geïllustreerd werd, Voyages en Zigzag" (Men ont moet het nog vaak in de catalogi der antiquariaten) 6/7 DE AFBEELDINGEN : Rechts: Twee schetsen van Töpfer in zijn boekje ,,La bibliothèque de mon Oncle". Onder: Een bladzijde uit ,,Monsieur Pene//". geeft hij verslag van die tochten en de ervaringen en van het opgemerkte, dat door hemzelf en zijn leerlingen in de winteravonden werd beschreven met de pen en met de teekenstift. Hij schreef ver der menig werkje over kunst, zooals Réflexions et menus propos d'un peintre génévois". Maar origi neel en belangrijk als kunstenaar was hij vooral door de caricaturen-albums waarvan de eerste Goethe zoo hebben vermaakt. In de Histoire d'Albert", geeft hij, in die vlotte, krullerige om trekken, soms tegen lichtgrijs gehouden krabbelige maar tonige achtergronden, die zijn manier bleven, in tal van stadia het leven van een lui avonturier, wien alles mislukt, die anarchist wordt, en ein digt met een rijke vrouw te trouwen. Doctor Festus is een satire op de onpraktische geleerdheid, en M. Pencil, gaat over een schilder, vol wonderlijke lotgevallen. Ongetwijfeld waren deze geestige krab bels, waarin typeering en beweging altijd raak zijn, gemaakt onder den invloed van de ernstige en plechtige omtreklijnen, waarmee Genelli, Retsch en Flaxman de klassieken op vrij vervelende wijze illustreerden. Hij maakte er iets uiterst levendigs en komisch van en zijn vlot vertellende prenten hebben zeer bijzondere kwaliteiten, die ons het uniforme doen vergeten, b.v. de uitdrukking van groep en massa, de aanduiding van het landschap in enkel lijnen. Ik zou denken, dat Wilhelm Busch van hem geleerd moet hebben, en ofschoon hij altijd een regeltje tekst onder zijn prentjes gaf, kan men hem beschouwen als den voorlooper van de verhalen in Bilder ohne Worte". CORNELIS VETH ^V^fV^ |Ail^-^. -^ ^ '?: \.(&d? ^A^^^ ?-?--. -;Vé.^ 'T,'.,,-'? PAG. 10 \M GROENE No 329-1

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl