De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 10 augustus pagina 13

10 augustus 1940 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

Rampen in den tuin ONKRUID WAT een zorg en moeite kan het kosten om een enkele plant in leven te houden! We sproeien, we schoffelen, we spuiten tegen onge dierte en nochtans aarzelt de plant tussen leven en dood. Maar het on kruid tiert daarentegen welig, op de donkerste plekken, in de ongunstigste hoekjes; midden tussen de vaste plan ten border, overal waar maar een gaatje te vinden is schiet het onkruid snel omhoog. Het hecht zich vast aan de planten en wringt zich naarboven, naar het licht. Het spreidt zich wijd uit over de grond en zuigt de dauw op, vangt in droge dagen alle regen, zoekt met zijn wortels naar voedsel: leeft en groeit ten koste van onze bloemen. Helaas onkruid vergaat niet". Onkruid is een ware ramp voor de tuin, voor elke grond. Is er een ver geten hoekje, een oude kinderspeel plaats, die niet meer gebruikt wordt, dan is het terrein in korten tijd bedekt met onkruid. Het groeit, schiet in zaad en de wind waait het uiteen. Het valt overal in 't rond en niet alleen vlak bij maar ook verderweg komt het neer op het gazon, in de border en tussen de stenen van het terras. Het onkruid stelt geen hoge eisen; een ligging en grond, een spleetje tusschen de flagstones, een paar kruimels aarde en het zaad ontkiemt, een wortel zoekt zich een weg naar beneden, buigt om de steen heen en zet zich vast. De bladen spreiden zich plat uit en een grote paardebloem bloeit na enige tijd. Dan volgt het pluizige kaarsje, een zwe vende, donsende lichtbal, die weer uit een waait en in allemaal kleine pluisjes met de wind wegdrijft en na een poosje staan overal paardebloemen. Het hele pad gaat er haast onder schuil en hoe aardig ook die enkele bloem was, nu is het niet mooi meer. We steken de wortels daarom uit maar kunnen niet tussen de stenen komen en slechts de helft gaat mee. De andere helft groeit snel weer aan en na een poosje zijn we weer even ver, is weer het pad be dekt. Een klein hoekje is er waar hanepoot tussen de planten staat. Het blad is niet onaardig, maar toch stoort het op deze plaats. We trekken het on kruid uit maar het komt altijd weer terug, het is onuitroeibaar. Meibloempjes staan in het gras en verspreiden zich snel. Er zijn einde loos veel soorten onkruid: lepeltjeskruid kunnen we niet aanraken of de zaden springen een eind ver weg, het is onbegonnen ze kwijt te raken. Wie eenmaal ervaren heeft wat onkruid kan betekenen in de tuin, die zal niets na laten om te voorkomen, dat het tot een ramp wordt. Als we een nieuw terrein gaan aan leggen beginnen we tijdens het grond werk alle onkruidwortels zoveel mo gelijk te verwijderen. Hanepoot en kweekgras kunnen we zorgvuldig bij een zoeken; geen worteltje mag aan onze aandacht ontsnappen. Klaar zijn we hiermee natuurlijk niet want in de grond zit altijd onkruidzaad, het waait aan uit naburige tuinen, het zit in de mest, het is overal rondom als een dreigend gevaar. Maar dit zaad kunnen we uitroeien als we er vlug genoeg bij zijn, als we maar zorgen, dat het niet de kans krijgt zich uit te breiden, geen mogelijkheid om in zaad te schieten. Daarom beginnen we vroeg in 't voorjaar al te schoffelen, te wie den en elke keer als het onkruid op komt zorgen wij, dat het alweer ver dwenen is, haast voordat het goed en wel boven de grond is. Zo worden we snel het onkruid de baas en kunnen de jonge planten niet verstikken, wordt de tuin niet bedorven, wordt het geen wildernis. MAAR wat is eigenlijk onkruid? Is dit niet alles wat in 't wild groeit, overal over de wereld verspreid ? Zijn dat niet de grote vuurrode tulpen, die in Tasjkent in de steppen opvlam men, de duizenden Narcissen, in de bergen, orchideën in de tropen en in ons land kattestaart en wilgenroosje, gele lis en zwanebloem? Alles wat in 't wild groeit is immers onkruid, het nietige, onogelijke lepelt j eskruid net zo goed als het stralende boerenwormkruid. En opeens zien we, dat het eigen lijk een wonder is, al deze panten, die overal tevoorschijn komen, in mateloze overdaad, in eindeloze variatie, langs de sloten, langs de wegen, in de wei landen, in de tuin. Maar alleen in de tuin bekijken we het onkruid met een kritisch oog, want de tuin is nu eenmaal niet de natuur en we wensen ook niet de tuin als zo danig te beschouwen. De tuin is voor ons een combinatie van vele dingen: het is in de eerste plaats een plek waar we ons terug kunnen trekken van de wereld rondom ons. Er is zoveel lawaai, zoveel haast en herrie, zoveel wat ons hindert en ergert. In de tuin valt dat allemaal plotse ling van ons af. En in de stilte en rust, die er dan binnenin ons ontstaat, leren we nieuwe dingen zien, hoe de planten groeien, hoe de bloemen zich ontwik kelen en zaad vormen, hoe dit alles tesamen een eenheid vormt en hoe de tuin een heel eigen leven heeft. En dan wensen we ook schoonheid ! Als we zo voor ons uit kijken willen we, dat ons verlangen naar harmonie bevredigd wordt, in lijn, in kleur, in elk opzicht. Een samengaan dus van een bewust streven naar bepaalde vor men en een natuurlijk groeien en bloeien. En hierin vindt ook het onkruid zijn plaats want het is een deel van de natuur. Het onkruid wordt genadeloos vernietigd waar het niet mooi is maar kan een blauw klokje niet grappig staan te wiegelen tussen een veldje van rose Sedum? Kan het fluitekruid niet als kant zijn tussen enkele bomen of aan de voet van een haag? En aan de rand van een vijver, zijn daar niet juist de wilde bloemen het mooist? het pijlkruid, de waterviolier en de gewone witte waterlelie. Soms zijn er zaadjes van vingerhoedskruid door de tuin gewaaid en midden tussen lage bloemen groeit een sterke stengel omhoog, de vlakke lijn verbrekend. Een zonnebloem zien we plotseling staan aan de kant van een pad, op een plaats waar hij helemaal niet hoort. Hij groeit als onkruid en gedurende enige weken vangt hij steeds weer de aandacht, boeit juist door het onverwachte. Wie een tuin goed wil onderhouden moet fantasie hebben. Het is de kunst al dadelijk in 't begin, bij het eerste uitlopen van de planten, te zien wat weg moet en wat we laten staan en tot bloei komen. Daardoor wordt de tuin nooit saai en stijf, niet braaf en netjes maar vol verrassingen en overal waar heen we zien weten we de natuur. En inplaats van een ramp wordt het onkruid tot een nieuw geluk. Alle rampen zetten we om in vreugden want al werkende leren we de tuin pas werkelijk kennen en al wiedende het onkruid. DE TUINARCHITECT Jfff -*"*-.jr« ?""? Onkruid kan ook mooi zijn; fluitekruid aan den waterkant Kinderen Voorpret NATUURLIJK...., als ze niet geweten hadden dat er iets leuks stond te gebeuren, zou het allemaal anders zijn gegaan. Maar hoe zijn ouders? Ze beramen een pretje en in hun kinderlijk enthousiasme deelen ze dat hun kroost mee dat, naar aard en aanleg reageert, steevast probeert om iets aan het program te wijzigen en als dat niet gelukt is, minstens vier-en-twintig keer ver zekert: Het zou natuurlijk nog vél leuker kunnen worden, als we...." waarachter dan het niet geaccepteerde wijzigingsvoorstel komt. Het plan bestond uit het voornemen om ergens, gezessen, te gaan rijsttafelen ! Zus vond het knal en denderend en sprak vader zaakkundig na van poejong-haai en sambal. Freek zei alleen maar dat hij zooveel eten zou als hij opkon. Guus vond het mooiste van de heele zaak, dat vader een tafeltje besproken had vlak naast de groote mechanische gramofoonkast. En Broer was alleen maar zoo in-het-wilde-weg dol om de uitganerij. Hij begon 's morgens al omstreeks 7 uur. Hoe laat gaan we, moeder?" Half zes, denk ik, Broer !" O, dan kan ik nog wel even rolschaatsenrijden in dien tijd, hè?" Dat denk ik wel, Broer !" Waarop Broer verdween naar de rolschaatsenbaan in den kelder om even later jammerend weer omhoog te komen, omdat de weer pas voor vijf dure centen gekochte nieuwe rolschaatsensleutel al wér weg was.... Guus dolf hem echter op en even later deed Broers sport het huis dreunen. Een half uurtje later kwam Broer even op de klok kijken. Kind, het is nog lang geen tijd," zei kribbig Freek, die aan een kruis woordraadsel bezig was en niet wist wat een ander woord voor gevangenis onderkomen van drie letters was. Wét ik wel," was Broers veront waardigd commentaar, ik kwam alleen maar even zeggen dat ik om twaalf uur niet zal eten om vél honger te hebben aan die rijsttafel. En mag ik nou vast een koekje, moeder?" Heb je aan zoo'n rijsttafel ook patats?" vroeg Guus peinzend opziend van het beeld eener leeuwin met jongen" dat hij aan het teekenen was. Ach wel neen, jö, daarvoor moet je aan een kraam op de markt zijn," snibde Zus. Tegen den middag kregen ze allemaal iets: Freek had het in zijn buik, Guus betoogde dat hij duizelig was, en Broer klaagde omstandig over een rommelig gevoel ergens". Als dat zoo doorgaat...." zei vader bedenkelijk moeder aanziend, maar moeder, door ervaring wijzer geworden, meende dat het allemaal voorpret" was. Het wachten valt ze een beetje lang," dacht ze, en stuurde Guus en Broer ergens een half uurtje op bezoek bij een familie, die naar menschelijke berekening niet thuis was. Dan hadden ze tenminste het loopje gehad. Ziedend verontwaardigd kwa men ze na gezegd loopje weer thuis. Guus had Broer gestompt en Broer had Guus geschopt. Guus' veter was ge broken en Broer had een gat in zijn kous bij de hiel. En Zus zat als een steenen beeld en breide onverstoorbaar. Ze breide nóg toen de heele familie op het punt stond weg te gaan. Ik doe niet meer aan die roezigheid voor af," zei ze zeer beslist. Enkele uren later wisten ze allemaal wat rijsttafel en poejong-haai nu precies was. Guus bleef volhouden, dat hij de muziek uit de gramofoonkast het mooiste gevonden had en Broer zei den volgenden dag peinzend tegen moeder: 't Was natuurlijk wel leuk, ziet u, maar ik houd eigenlijk niet van rijst.... !" ERICA PAG. 13 DE GROENE N». 3294

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl