De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 10 augustus pagina 15

10 augustus 1940 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

De goede dingen dezer aarde WIJ waren 's morgens met de auto uit Montreux vertrokken om over den Simplon-pas naar Italiëte gaan, Italiëdat ons met zijn kunstschatten en zijn heerlijk klimaat lokte als het beloofde land. Tegen het middag-uur bereikten wij Brig en genoten daar van een goede lunch. Daarna beklommen wij het was een zeldzaam heete Juli-dag, moeizaam den Simplon-pas. De wagen liep in de tweede versnelling met een vaartje van even dertig kilometer langs den bochtigen weg en de thermometer op mijn dashbord steeg onrustbarend. Het duurde dan ook niet lang of de radiator kookte en ik moest mijn auto aan den kant van den weg zetten, en rustig afwachten tot de temperatuur weer normaal zou zijn. Dat dit zeer veel tijd nemen zou, daaromtrent behoefde ik mij geen illusies te maken, en dat dit oponthoud mijn keurige dagindeeling volkomen in de war zou sturen lag voor de hand. Ik zat mismoedig in de schaduw van een schamel dennenboompje terzijde van den weg, mistroostig omdat ik nu zeker niet vóór het vallen van den avond in Stresa zou zijn, en ik ergerde mij geweldig aan de omslachtige bagage mijner beide vrouwelijke passagiers, die, naar ik meende, oorzaak was van dit oponthoud. Ware de auto minder zwaar belast, ik zou de helling ongetwijfeld zonder stoornis genomen hebben. Ik zat, ook in letterlijken zin, bij de pakken neer. Maar een der dames lachte mij uit. En terecht. Een reis-plan immers is een schema en mag geen dwang uitoefenen. En wie op een sportieve reis tegenslag ondervindt, een kokende of lekkende radiator, een bandje, een storing in de ontsteking enz. moet sportief blijven, want sportiviteit behoort bij sport. Zij lachte niet alleen, maar zij greep in. Terwijl ik moedeloos mijn toevlucht nam tot de eenige sigaret zag ik haar connecties aanknoopen met een jochie dat een honderd meter verder op een paar geiten toezicht hield en dat op haar verzoek wegrende om een kwartier later met een emmertje helder bronwater weer te voorschijn te komen. Wij leschten onzen dorst, wij vulden den radiator bij, zij plaatste het nog half-gevulde emmer tje, tusschen haar zijden kousenbeenen, zonder vrees voor mogelijk plensen en spatten, en wij haalden, zonder het verder nog noodig te hebben, gemakkelijk het laatste deel van de helling; het frissche bergwater had bij mij alle rm^enissen weggespoeld. Alleen een gevoel van lichte be schaming bleef. SPORTIVITEIT is een eigenschap die den beoefenaar van sport, in welken vorm ook, niet ontbreken mag. Maar ook buiten het gebied van de sport kunnen wij wil hebben van een levens houding, die moeilijkheden, als nu eenmaal onont koombaar, aanvaardt, en die, bij den strijd daar tegen, de opgewektheid en den goeden moed niet doet verliezen. Heel ons leven is zulk een strijd, is een avontuur als men het zoo noemen wil, dat onze strijdbaarheid vergt, en een strijdbaarheid waarbij wij onzen \evens-lust niet behoeven prijs te geven. Want wanneer wij dezen lust verliezen is alles verloren, zoowel voor ons zelf als voor hen die nauw bij ons leven betrokken zijn: vrienden, collega's, gezinsleden. Leven zonder lust tot leven, zonder opgewektheid, zonder opwekkende kracht, is de moeite van het leven niet waard. Wat levenslust zou kunnen en moeten zijn wordt levens-last, voor onze omgeving niet minder dan voor ons zelf. Wie geen geestelijke veerkracht bezit heeft ook geen geestelijke weerbaarheid. Hij buigt het hoofd voor iedere moeilijkheid; hij wankelt en zwicht voor iedere bezwaarlijke gebeurtenis, hij gaat ten onder aan een noodlottige passiviteit. Zijn leven wordt verziekt. Leven is ontwikkeling, en in ontwikkeling groei. Maar al wat groeit ondervindt weerstand van ander leven of weerstand van het doode ding dat ook tot dit leven behoort. Wie zijn eigen leven aandachtig beschouwt weet, dat het n onophoudelijke worste ling is, een voortdurend terzijde schuiven van opdringende moeilijkheden. Van dag tot dag heeft men zijn schouders te zetten onder een last, die terzijde geduwd moet worden, heeft men strijd te voeren tegen kleine en groote vijanden, die soms zelfs den schijn van verleidelijke bekoringen aan nemen en daardoor des te gevaarlijker zijn, en in dien strijd is geen respijt. Want wie in strijdbaar heid verslapt wordt onverbiddellijk van het niveau dat door hem werd bereikt teruggedrongen; verliest terrein, verliest vroegere winst en ondervindt in minder dan gén tijd dat stilstand achteruitgang is. Leven is beweging, is activiteit en wéwie uit mistroostigheid zijn actie staakt. Hij zal niet over den berg van moeiten komen die voor zijn voeten ligt. Hij komt niet in het beloofde land. WIJ hebben dezen zomer meer strijd te voeren dan ooit, strijd tegen kleine en groote moei lijkheden, tegen een last van zorgen en ontberingen waarop de meeste onzer niet waren ingesteld en die ons onverhoeds op het lijf gevallen zijn. In hun nietigheid zijn zij niet minder onverbiddelijk dan welke tegenslagen ook. Wij hebben ze het hoofd te bieden en dag aan dag te vechten met on verzwakte veerkracht. Laten wij die moeilijkheden op sportieve wijze overwinnen, laten wij van den nood een deugd maken, de deugd van een opgewekte strijdbaarheid. Onze activiteit zal intensiever moeten zijn dan ooit; ons arbeidsvermogen zal tot zijn uiterste spanningen moeten worden opgevoerd. Maar daarbij behoeft niemand te kort te komen, want spannende arbeid is gezond. Nieuwe zorgen openen een perspectief op nieuwe mogelijkheden en zoo waar als het is, dat rust roest, zoo waar is het dat inspanning staalt. Met klagen en zuchten komt men niet over den berg, men moet oog hebben voor reddende mogelijkheden en die zijn er zeker voor ieder die er naar zoekt. Het is misschien niet aangenaam met kleine wissewasjes van alledaagsche moeilijk heden rekening te moeten houden, maar het kan aangenaam worden voor wie deze moeilijkheden als een ingewikkeld spel tegentreedt en dit spel met blijmoedigheid speelt. Wie zin voor realiteit heeft zal daartoe ook het vermogen bezitten. Men droome niet van een blijdere wereld, van een wereld zooals die had kunnen zijn indien ons pakje lichter woog, men neme de wereld en de werkelijkheid zooals die is, en men zette al zijn veerkracht in. Met mokken over onze zware bagage komen wij er niet, maar met een frisch emmertje kristalhelderen levensmoed wordt het bestijgen van de steilste helling tot een blijmoedig spel, een spel dat in sportieven geest moet worden gespeeld. En daaruit puurt men geluk. Het geluk der sportieve strijdbaarheid is een on vervreemdbaar bezit. LIBRA © Was De Groene juist uitverkocht toen U er naar Een goede raad: Neem een Abonnement \ iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiHMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiii Merkwaardige berichten ,, In Transvaal zijn talrijke gebouw en ontploft." (Koerier) Kngelsehe postdienst niet Hritsche gebeden gestaakt." (.V.r.d.D.) Paindeluxe-brood ,,Men betreurde liet dat al deze in bijzonderheden tredende details wer den medegedeeld." (IL) De verhandeling is niet alleen degelijk maar bovendien ook bevat telijk." (De Slt'in) Dat lastige Hollandsch Zij hebben du aanvoerders niet leidelijk willen volgen." (IL) ,,l)e kunst der bruggenbouw." (.Irn/i. C.) Uit de hoogeschool Het lot van mijn levensloop had gewild dat ik, als eenige stad in Nederland, nog nooit in (.rollingen geweest was. (IL) Ik kan er voor mijn ge«eten niet omheen dat hij gelijk heeft." f\'td. D/,1./ Taaiverrijking ,L)it wil niet zeggen dat de autoCHARIVARIA nomiteit der bonden zal worden aan getast." (II.) Als zijn oogen eenmaal voor een fout openstaan zien /ij al spoedig hel middel lot verbetering opschemeren." ( Mm.) Het iets Koopwaar Hij had geen lust alle onjuistheden te verbeteren zooals over de visM'hers en de tomaten, \\elke verleden jaar zouden zijn doorgedraaid. Mies is toen echter tot soep verwerkt; dat kan iedereen weten." (_Y. il. :?. D.) Charivarius echter wist het niet. l )e drukkerij |. A l.uii heeft het overbekende End* ili -?< .-c/v irr/Y nu.l tot haar spreuk gekozen." l IL ,:;ii' di r IL cliinii i Zullen ze het nooit leeren?" zuchtten Charivarius en zijn vrien den. Dispereert niet," antwoordde Coen. ,,\h' spreker beëindigde zijn heldere \ ilordraelit ouder applaus der aan wezigen." l A, /'. i", llt'ü'^ \ ntu.) Nette menschen wachten tot 't uit is. Acoord. Tot onze verwondering antwoordt Het Handelsblad: Bij wat geduld zal het wel lukken". i Charivarius ontvangt graag ; knipsels uit kranten en citaten | uit romans. PAG. 15 DE GROENE No. 3294

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl