De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 24 augustus pagina 14

24 augustus 1940 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

?PP! U l T H U l Z l G H E D E N Stadsinventaris Vluchtheuvels OP alle drukke punten in de stad zijn de kleine eilandjes, waarop menschen die onder dreigen te gaan in den ziedenden oceaan van het ver keer hun toevlucht kunnen nemen, want ondanks de vele groene, gele, roode en blauwe lichtbakens is het oversteken van de zee dikwijls levens gevaarlijk. Het verlaten van een vluchtheuvel is vaak nog moeilijker dan het bereiken van zoo'n heilzame instelling. Daarom zouden er eigenlijk consumptietentjes op moeten staan, ze zouden goede zaken maken. Het woord heuvel" klinkt ietwat euphemistisch, maar in ons vlakke Holland noemen we een heuvel graag een berg en een hoopje zand met een paar tegels er op: een heuvel. Zoo vormen onze straten een heuvelachtig landschap; voor het uitzicht moet men die heuvels niet beklimmen. Het kan er eenzaam zijn als ge er alleen op staat, eenzamer dan Robinson Crusoe het had, want de eenzaamheid is het grootst tusschen de menschen. Hier is het een eenzaamheid tusschen eindelooze scharen gemotoriseerde en trappende maatschappelingen die niet rechts of links kijken en den weg rond om u versperren. Als voetganger hebt ge niets in te brengen, als voetganger zijt ge een ouderwetsche diersoort die desnoods kan uitsterven. Ge krijgt geen kans het eilandheuveltje te ver laten, de automobilisten kijken u hoogstens beleefd meewarig spottend aan, en de zwaaiende slagersjongens fluitend en sarrend. Gelukkig zijn ze gauw voorbij, maar er komen altijd weer nieuwe! Ge staat er min of meer te kijk en te koop; eindelijk komt er een vacuüm in den eindeloozen stroom van bewielde medemenschen, ge zet n voet op straat maar dan wacht ge nog even voor een enkele fiets en haalt uw voet terug. Achter die enkele fiets duiken er dan weer honderd op, en pas nadat ge drie of vier maal een gunstige gelegenheid hebt laten voorbij gaan, steekt ge over. Onze voorouders waren zoo gelukkig geen vluchtheuvels noodig te hebben. En de voetganger beroept zich steeds weer op zijn oudste rechten: de uitvinding van het wiel werd n.b. door een voetganger ge daan. Zijn recht is het op trottoirs te loopen en op vluchtheuvels vacantie te nemen. Zijn plicht is zich niet te laten overrijden, want dan brengt hij het verkeer in gevaar, het verkeer dat altijd zoo'n haast heeft omdat tijd geld is. Wie staat te wachten op een vluchtheuvel, verliest tijd. Het zijn ook arme menschen, die bannelingen bij de verkeerszuiltjes. Tooneel De Jantjes (Cinema Royal) HET is niet de film De Jantjes", een van de eerste Nederlandsche klankfilmproducten, maar het echte oude tooneelstuk, opgevoerd door het origineele Bouber-ensemble dat we ons nog zoo goed uit de Plantageschouwburg herinneren. De Royalbioscoop is als schouwburg geriefelijker dan de indertijd door den tand des tijds ietwat wrakkerig geworden Plan tage-schouwburg waar Bouber c.s. een ware volkstooneelcultuur gegrond vest hadden. De Jantjes zijn er weer, en ze zijn met luide bijvalsbetuigingen binnen gehaald. Ze zijn er weer, Dolle Dries, Schele Manus, Blauwe Toon, Blonde Greet, Mooie Leendert, Toffe Jans, Tante Piet, Na Druppel, De Mop, en allemaal. We hooren weer de oude wijsjes van Draaien, anders dan ga je....", Als de tros wordt losgesmeten" en Omdat ik zooveel van je hou-ou" en we zingen ze onwille keurig mee, al zijn we dan niet gewend mee te zingen. De Jantjes is een van de meest Mokumsche tooneelstukken, en wie De Jantjes niet gezien heeft, is geen rechtgeaard Mokummer. Het stuk speelt voor een groot deel binnen de muren van Tante Piet's kroegje, waar heel wat rondjes gegeven worden. Er zal wel wat water bij zijn, bij wat ze op het tooneel drinken, want anders zouden ze de vijfde acte niet halen. En er wordt geroddeld, gehost, ge kibbeld, gevloekt, gedanst en gevochten door de kerels met scheve petten en de toffe dansmeiden. We zien Heintje Davids weer, 'die vertelt dat heel Den Haag aan haar voeten gelegen heeft, waarbij ze de vergane glorie van die voeten in afge trapte rijglaarzen laat zien. Annie Verhulst is er weer (Blonde Greet) die Dolle Dries (Jan Retel) in den steek laat om tenslotte tóch met hem te trouwen. En De Schele vergeet niet om voor Toffe Jans uit Indi een apie mee te brengen, al is dat apie dan iets meer dan levensgroot. De Jantjes is het stuk van den echten Amsterdamschen lach en den echten Amsterdamschen traan. En dat is de verdienste van Bouber's tooneel, het is zoo cht. Adam in Ballingschap ( Vondelpark) EEN hoekje in het Vondelpark is in een Paradijs herschapen dat als decor dient voor Vondel's Aller treurspelen treurspel". Aan den rand van het paradijs zitten de twintigste eeuwsche menschen op een tribune en kijken naar Adam en Eva, die tus schen engelen en duivels aan hun zondeval bezig zijn. En Vondel zelf zit enkele honderden meters er van daan, op zijn steenen voetstuk, met zijn rug er naar toe en ziet het niet. We weten niet hoe hij het zou vinden. Albert van Dalsum is een machtige Lucifer met een verbeten wraak zucht, Jan Musch is giftig groen zooals een slang maar zijn kan, en Louis van Gasteren is geniepig duivelsch. Over het algemeen spelen de duivels hun rol beter dan de engelen; dit is verklaarbaar, want de rol van den duivel is beter op het menschenlijf geschreven dan de rol van den engel, sinds den Zondeval. Hoewel de ontknooping bekend was, werd de tragedie met groote spanning gevolgd. Hier en daar was een kleine overdaad aan stemverheffing en mi miek, maar de uitgestrekte decors en het gebrek aan acoustiek bij een openluchtvertooning werken dit in de hand. Terwijl Adam en Eva (Johan Schmitz en Willy Haak) hun verdoemenis on dergingen zonk de zon weg in het westen en vlogen er een paar duiven weg uit de boomen; maar de twee agenten der bereden politie die tijdens het eerste bedrijf onbewust den achter grond flankeerden en er uitzagen alsof zij het eerste menschenpaar op den bon wilden slingeren, vormden minder gewenschte requisieten. Aan het eind der voorstelling werd een oprecht applaus gegeven dat klonk als een slagregen. Maar over regen mag men eigenlijk niet spreken als men het over een openluchtspel heeft. Operette Rose Marie (Carré) HEBT ge wel eens echte Indianen gezien die in een echte blokhut zitten midden in de Wild West, en whiskey drinken ? Dan moet ge naar Carré, dan krijgt ge er schetterende knallende Indianenmuziek bij cadeau, en Rose Marie met haar teere stemme tje, en Poons die als maar gek doet met Johan Boskamp, en Harry Boda met een wonderlijk spraakgebrek, en de jongeheer W. Alberti, de jeugdige ster van het gezelschap die als bedelmeisje haar ontroerende eenzaam heid bezingt met een pop die geen draad aan haar lijf heeft. Dit is veel, maar er is nog veel meer. Men krijgt waar voor zijn geld. De revue-operette bestaat uit tien tafereelen die vol muziek zitten. We verhuizen van de blokhut naar het oerwoud, van het oerwoud naar het hooggebergte dat van een avondgloren voorzien wordt. We krijgen een modeshow en een moord te zien en een aan vankelijk mislukkend huwelijk tus schen de wolkenkrabbers van NewYork. Er is zoo veel te zien, dat men zich verwondert hoe dit alles in het programma a 10 et. vermeld kan staan. Er worden groote balletten uitgevoerd waarmee het tooneel zoo vol is als een sardineblikje, en die in kleurenrijk dom den regenboog overtreffen. Die balletten zijn monstrueuze en bedwelmende manifestaties van vrouwelijk schoon. Naast mij zat een mannetje dat zijn bril vergeten had. Zielig. Dwars door dat alles heen mis kent Rose Marie haar trouwen minnaar, totdat het scherm voor de laatste keer dreigt te vallen. Film Tango Notturno! (Alhambra) TANGO Notturno is de naam van een dans, evenals Mazurka dat is. In de film Mazurka" speelde Pola Negri met denzelfden partner (Albrecht Schönhals), als in deze film. De film draait om een lied, en aan het begin van de film draait een gramofoonplaat de tango-notturno. In het gezelschap dat de plaat aanhoort, bevindt zich toevallig de componist Jac Gerard, die plotseling opstaat en de straat opslentert. Op de gramofoonplaat heeft hij de stem van Mado Doucet (Pola Negri) gehoord, de stem die hem vroeger zoo boeide, de stem die hem nu ook niet meer loslaat. Gerard was eens een arm musicus, die componeerde en dus ook honger had. Totdat hij de zangeres ontmoette die hij het lied wilde laten zingen, maar er geen belangstelling voor toonde. En korten tijd later kwam Mado Doucet naar hem toe, omdat zij het lied toch wilde zingen. Ze zong het, en Gerard's lied werd beroemd. Al deze herinne ringen doemen voor den geest van den componist op, die in het nachtelijk duister van de nevelige straten slentert. Hij herinnert zich zijn roem, en zijn gelukkige dagen met de zangeres. Door duisternis, herinneringen en nevel heen dringt de tango-notturno. Hij weet niet waarheen zijn zwerftocht hem leidt, totdat de schaduw van een vrouw hem voorbij gaat. Er valt een schot in den nacht, Gerard komt voor den rechter en zwijgt. .. . Niet alleen Jac Gerard werd gegrepen en geboeid door de diepe stem van Mado Doucet, maar ook de duizenden cinemagangers komen onder den in druk van Pola Negri's stem. En het is een geluk dat het publiek de drama tische gevolgen daarvan niet hoeft te dragen. Drie dolle dagen (City) DE drie dolle dagen duren op de film slechts anderhalf uur, en dat is maar goed ook. Want niet ieder zou over voldoende weerstandsver mogen beschikken om een dergelijke dolheid drie dagen lang mee te maken, laat staan te bedrijven. De film is n carnavalsfeest vol dwaze invallen en koddige situaties. Joep Hansemann (Jupp Hussels) sticht een soort kunste naarscentrum en wil daar een schouw burg bij oprichten. Maar hij heeft een tante die zijn geld beheert en die hem dus dwars zit. Ze heet tante Jutta, bovendien woont ze in Calcutta, want dat moet rijmen. En omdat het rijmt, maken de artisten wien de tante een doorn in het oog is, een lied dat rijmt, en wel: Tante Jutta uit Calcutta". Dat lied wordt gelanceerd op het Keulsche carnaval en de in Londen toevende tante hoort de aan haar ge wijde hymne door de radio. Hals over kop gaat tante Jutta naar Keulen en valt daar pardoes midden in de feeste lijkheden. Omdat Joep zijn erfdeel pas mag beheeren als hij getrouwd is, heeft een van J oeps vrienden de tante ge rgerd door haar te vertellen dat Joep getrouwd is. Als de tante nu plotseling onverwachts op het feest verschijnt, moet Joep een vrouw hebben en laat een van zijn vrienden in travesti voor zijn egaa doorgaan. Wat voor dien vriend niet pleizierig wordt omdat deze verliefd wordt op tante Jutta's stiefdochter. Drie dagen lang is die vriend bezig met niet uit z'n rol te vallen, waarbij de situaties in dwaasheid met elkaar wedijveren. Ondanks alle gekheid, komt de film op een redelijk bevredigende wijze aan zijn end. De theaterplannen kunnen doorgaan en het feest is niet met zoo'n grooten kater geëindigd als men ver wacht zou hebben. PAG. M DE GROENE No. 3796

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl