De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 24 augustus pagina 15

24 augustus 1940 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

In en om de rozentuin DE rozentuin is er voor om zoveel mogelijk verschillende rozen bij een te brengen in een aparte, besloten ruimte. Elke soort afzonderlijk, zodat de bloem goed tot zijn recht komt. Doordat de vorm en de groeiwijze van rozen iets gekunstelds heeft, planten we ze niet in losse, natuurlijke groepen, maar in strakke, geometrische vakken, in rechtlijnige bedjes. En alle bedjes tezamen maken de rozentuin tot een grappig spel van lijnen. Om het besloten . karakter van de rozentuin te accen tueren, planten we een haagje rondom, dat het afscheidt van de overige tuin. Voor grote terreinen vormt de bota nische roos Sweet Briar" een prachtige heg, breed en massaal, terwijl het blad met zijn sterke, kruidige geur de hele tuin vervult, vooral na regen. Maar ook een fijn, laag haagje van Taxus of Buxus kan geschikt zijn, al is het maar een aanduiding, een rechte lijn, die de rozentuin omsluit. En hierbinnen komen dan de rozen, in al hun vormen, in al hun verschillende kleuren in een afwisseling en opeen volging van licht en donker. De vakken zijn omlijst door gras, paadjes ver binden deze tuin met het huis en we zoeken naar een vorm waarin dit alles tezamen tot een eenheid wordt verbonden. Er moet een zeker rythme in zitten, het wordt een spelen met lijnen. Omdat de rozen elk jaar ge snoeid worden kunnen we ze dwingen binnen bepaalde vormen, rechte perken en daardoor krijgt de rozentuin een bijzonder karakter. Maar hieruit volgt ook, dat elke lijn in zijn geheel zicht baar blijft, dat hier de natuur, de tijd, niets verdoezelt, dat we kleine fouten niet onder een wijduitgroeiende coni feer kunnen verbergen. ledere lijn moet volkomen verantwoord zijn en aansluiten bij het geheel. Even vol maakt als de vorm van elke roos is, moet de lijn van elk bed zijn. DE vorm van de rozentuin wordt allereerst bepaald door zijn grootte en zijn verhoudingen, rechthoekig of vierkant. In een vierkante tuin krijgen we neiging alle bedden om een middel punt te groeperen en alle paadjes in dit centrum te laten uitkomen; dit geeft altijd een sterke verbondenheid. Maar nu moet in dit midden geen rozenvak komen. Het heeft geen zin alle rozen om n bepaald bedje heen te groeperen. Mooier is dan het spiegelend oppervlak van een vijver of een zonnewijzer, of een open ruimte. Vooral in kleine tuinen is een open ruimte vaak het mooiste, een plaatsje belegd met oude baksteen. Middenin kan een vogeldrinkbak staan, een heel eenvoudige, platte stenen schaal en in een kring rondom, op de hoek van elk vak, een donkere, zware Taxus. Grillig groeien ze uit en onbewegelijk staan ze als wachters, als beschermers van het vogelbad. Inplaats van zo'n donkere conifeer kunnen op de hoeken ook stamrozen komen; we krijgen dan als 't ware een tuin in twee etages! De bloemen bloeien juist op neus-hoogte, want het is de bedoeling bij stamrozen, dat we ze kunnen zien van vlak bij, dat we er aan kunnen ruiken zonder te bukken. Maar terwijl de struikroos, die we elk voorjaar weer diep insnoeien, al iets gekunstelds heeft, is zo'n pluim boven op een kale stok al heel onnatuurlijk, eigenlijk zelfs belachelijk. Als de stam volkomen kaarsrecht is en de kroon mooi regelmatig gevormd kan de stamroos soms aardig staan maar over het algemeen is hij toch dwaas en on geschikt. Bij het zoeken naar een aardige vorm komen we op de gedachte een ronde tuin te maken, niets dan elkaar opvolgende cirkels. In het midden de handvormsteen in een kring, als zonne stralen, die alle van n punt uitgaan en in steeds wijder kringen kunnen de rozenvakken zich dan hierbij aanslui ten, vak na vak, steeds groter wor dend; de lage rozen middenin en naar buiten toe oplopend. Deze oplopende lijn kunnen we nog versterken door de rozentuin iets dieper te leggen dan de omgeving en hoogteverschil tegen te houden door een laag stapeltje muur. Kruipende rotsplanten brengen hier in het vroege voorjaar al kleur en boven dit muurtje, inplaats van een haag, zetten we dan een pergola, die met een laatste zwaai alle cirkels omsluit en gevangen houdt. En langs de palen ranken klimrozen omhoog; ze vallen in zware trossen weer naar beneden; het is n uitbundige overdaad, het is de rijkdom van de volle zomer! Hebben we de vorm bepaald en zijn de bedjes klaar dan komt nog de keus van de rozen, de juiste verdeling over de verschillende vakken. We kunnen ze splitsen in twee kleurgroepen, in de rose en karmijnkleurige tinten en in alle zuiver-rode, oranje, zalmkleurige en gele rozen. Deze mogen nooit dicht naast elkaar geplant worden en als de tuin niet groot is bepalen we ons tot n van deze groepen: zilverachtig-rose naast donker fluwelig-karmijn of vlammend rood naast zalmkleurig-geel. Ook zijn er rozen waar rose zowel als zalmkleurig-oranje in zit en dergelijke tus senkleuren zijn heel geschikt als over gang tussen beide groepen. Maar de goede kleuren bij elkaar te zoeken is nog niet voldoende. Er moet ook een zeker evenwicht zijn tussen lichte en donkere rozen. We moeten niet de zware kleuren dicht opeen zetten en alle lichte rozen als overgang gebruiken maar we zorgen voor een voortdurende afwisseling, zowel naast elkaar als diagonaalsgewijze tegenover elkaar, want slechts zo ontstaat er harmonie. Niet altijd bestaat de tuin uit sym metrische vakken, omsloten door een haag. Soms loopt door de tuin een lang recht pad, dat twee punten met elkaar verbindt, een weg, die veel gebruikt wordt. Aan weerszijden is een brede grasband met grote heestergroepen in de achtergrond. Hier zouden we een lange rozenrand kunnen maken maar omdat gemengde kleuren niet mooi zijn en aan weerskanten van het pad een lange, lange baan van n kleur te saai is, zoeken we naar een regelmatige onderbreking. Een vaste plant, die past bij rozen is de lavendel. De grijsblauwe kleur van het blad zowel als van de bloem past overal bij en ook de hoogte is ongeveer dezelfde als van rozen terwijl bovendien lavendel gemakkelijk ge knipt kan worden in rechte haagjes of vierkante, strakke blokken. Nu kan de rozenrand om de twee meter onderbroken worden door een lavendelblok en hiertussen komt in elk vak een andere roos, zodat een soort laantje ontstaat: lavendel, rozen, lavendel, rozen en elke andere soort is een ver rassing! Ik houd van de rozentuin; ik houd van deze aparte wereld, die maar leeft en bloeit een lange zomer door. DE TUINARCHITECT Boven: Strakke rozenbedjes gesne den uit een grasveld. Onder: De zilverachtige rose New Down. PAG. 15 DE GROENE No. 3296

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl