De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 24 augustus pagina 18

24 augustus 1940 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

Lr-*a v ^-s u >i u \^f USA \?i u >J v£2&ir«j \ii> is» usj BAROK VAM MÜHCHHAUSiHjr. SINDS ik in mijn nieuwe kasteel woon, heb ik nog geen enkele nacht een oog dicht gedaan", zei mijn achterneef Jonkheer van Fladderack tot Pommerans onlangs- tot mij. En nadat ik mijn wenkbrauwen vertrok ken had tot twee vraagteekens, ver volgde hij: ,,Er gaat geen nacht voorbij, of ik hoor vreemde onverklaarbare geluiden. En ik vermoed dat mijn ergste vermoedens bewaarheid zullen worden. Toen ik het kasteel kocht, werd mij verteld dat het er spookte, en ik zou het zeker niet gekocht heb ben als er niet nog een andere gega digde voor het kasteel was. De schat rijke millionnair Graaf Nachtkaak begon tegen mij op te bieden. Hij bezit het belendende landgoed en wilde dit uitbreiden, en hij had alles in het werk gesteld om Schrielhove, want zoo heet mijn nieuwe woonstede zooals ge weet, in zijn bezit te krijgen. Ik veronderstelde direct dat het huive ringwekkende spook een praatje was dat Graaf Nachtkaak had verzonnen om mij van den aankoop van het kas teel te doen afzien. Maar ik liet mij door niets weerhouden, en bood schro melijk tegen hem op, totdat ik Schrielho?s voor 13.000.000 gulden mijn eigendom kon noemen. En nu ik er woon begin ik te gelooven dat het praatje van het spook geen praatje is, maar de naakte waarheid." Zelden had mijn achterneef zoovele woorden tot mij gericht. Geheel ver bleekt zakte hij weg in een mijner fauteuils en zag mij vragend aan. Omdat ik begreep wat hij bedoelde, bood ik aan bij hem te komen logee ren teneinde het spook in zijn doen en laten te observeeren en het eventueel onschadelijk te maken. Mijn achterneef was een aangenaam gastheer. Na mij het diner goed te hebben laten smaken, zetten wij ons aan het dam- en schaakspel. Wij speelden beide spelen tegelijk en ik won alle spelen na twee of drie zetten. Toen om elf uur het personeel naar bed gegaan was en een angstwekken-_ de stilte intrad, legden wij het schaak en dambord weg en bleven zwijgend tegenover elkaar zitten. De angst zweetdruppeltjes parelden van mijns achterneefs voorhoofd terwijl hij mij vroeg: Hoort ge die stilte? Is het niet ontzettend?" Ik hoorde echter niets anders dan het geknars van de oude wandklok die met zijn getik de beklemmende seconden van elkaar scheidde. Tegen de gesloten luiken meende ik af en toe een vaag kloppen te hooren. Het treft wel erg ongeluk kig dat wij verduisteren moeten", verbrak mijn achterneef Jonkheer van Fladderack tot Pommerans de stilte, want, weet ge, de spoken maken altijd misbruik van de duisternis. Ik stelde voor de kroonluchters uit te blazen teneinde het middernachtelijk uur in het donker af te wachten. Mijn achterneef schelde enkele huisknechts die zorg droegen voor het dooven van de lichten en het openen der blinden. Geruischloos begaven zij zich weer naar de zijvleugel waar zij hun domi cilie hadden. Wederom zaten wij tegenover el kaar, wij hoorden niets en wij zagen niets. Toen het roestige carillon van de oude wandklok kwart voor twaalf geslagen had, werd de stilte nog stiller en de duisternis nog dieper. Mijn achter neef bleef zwijgen, en nadat wij elkaar een poosje toegezwegen hadden, be gon ook ik mij onbehagelijk te voelen in deze situatie, die op z'n minst onge woon was. Wij staken een sigaar op en bij het licht van de gloeiende puntjes zagen wij op de klok hoe het holst van de nacht in aantocht was. Toen de klok begon te spelen hoorde ik bijna hoe het adellijke bloed in mijns achterneef s aderen begon te stollen. Na den twaalf den slag hoorden wij buiten een vreemd geritsel dat van opwarrelende herfst bladeren afkomstig had kunnen zijn als het herfst geweest was. Even daarna hoorden wij een gesmoorde rauwe kreet van het dak komen. Met mijn blauwe zaklantaarn in de eene, en mijn revolver in de andere hand begaf ik mij naar buiten om het huis in oogenschouw te nemen. Er was niets te zien. Ik ging weer naar binnen en bleef, evenals mijn achterneef, vrijwel versteend staan toen wij Hoei" door den schoorsteen hoorden roepen. Van een schoorsteenveger kon geen sprake zijn, daarom rende ik ijlings de trappen op en klom op het dak. Diep beneden hoorde ik gerinkel van flesschenscherven, als een hinde vloog ik door het trappenhuis naar beneden om mijn achterneef te hooren ver tellen dat hij iemand uit den wijnkelder had hooren komen. Hij had echter nog niet uitgesproken toen een dave rend gedonder uit de biljartzaal tot ons kwam. Ik snelde toe op dit ver trek en rukte de deur onverwachts open. De heele vloer was bezaaid met biljartballen die naar mij toe rolden, zoodat het niet mogelijk was in de zaal te loopen zonder te strui kelen. Met een forschen sprong stond ik op de tafel waarop ik een witte ge daante zag staan. Het spook wilde zich uit de voeten maken, maar viel over het rollend ivoor. Uit zelfverde diging begon het te gooien. De roode en witte ballen bezorgden mij enkele blauwe plekken, die ik blauw blauw liet. Na even op den grond gesparteld te hebben, verdween het spook door de openstaande deur in den tuin. In het donker had een wilde achtervolging plaats; ik haalde het spook in en greep het vast bij een slip van zijn kleed. Het spook liet zijn witte vermomming los en was nu door de duisternis nog beter vermomd. Ik ging voort de haastige voetstappen die ik voor mij hoorde, te achtervolgen. Opeens hoorde ik het krakende geluid van iemand die in een boom klimt. Bij dezen boom bleef ik staan, en schoot met mijn revolver alle takken er af, behalve de bovenste. Zoodoende was ik er van verzekerd dat het spook niet naar beneden klimmen kon. In middels had mijn achterneef mij inge haald om mij te vertellen dat er nog meer spoken spookten. Stuk voor stuk achtervolgde ik ook deze en wist ze de boomen in te jagen. Toen alle spoken op deze wijze opgeruimd waren en de zestien apenboomen onder hun zware last zacht heen en weer wiegden, had ik de boosdoeners meteen ontmaskerd. Ik wist namelijk dat Graaf Nachtkaak er zestien knechts op na hield. Toen de ochtendschemering was ingetreden bleek mijn conclusie juist te zijn. Gedeeltelijk gehuld in flarden van lakens zaten hoog boven onze hoofden mannen in livrei en rose huisjasjes heen en weer te schomme len. Ik oriënteerde mij nauwkeurig en bepaalde de richting van het slot van Graaf Nachtkaak die de slaap des onrechtvaardigen sliep. Stuk voor stuk boog ik de boomstammen ter aarde en liet ze los, zoodat iedere boom als een katapult fungeerde. Als kanons kogels vloog het personeel het slaap vertrekvenster van deszelfs broodheer binnen die waarschijnlijk verbaasd zal zijn geweest omdat hij niet gescheld had. Sindsdien kon mijn achterneef Jonk heer van Fladderack tot Pommerans zijn nachtrust genieten. Dagboek van een burgermannetje HET is in deze periode van niet-reizen een eerste-klas-wellust, zich eens te verdiepen in de gloriën der oude tijden, die oude tijden dan die we zelf hebben beleefd, en terug te denken, hoe we fleurig en onbezorgd en onge controleerd over de wereld rond trokken. Zelfs passen kunt gij het u indenken, gij na 19-10 geborenen? zelfs passen hadden we niet noodig; we beschouwden het woord paspoort" als een aardige antiquiteit; iets van museum en geschiedenis. Maar hoe veel geschiedenis, hoeveel verleden is nu weer heden geworden. Helaas, wij oude lieden kunnen niet inzien, dat we er in eenig opzicht op vooruit zijn gegaan. Grenzen waren geen belemmeringen in dien plaisanten ouden tijd ! Het waren alleen maar interessante toe gangspoorten. Er was een vage con trole; vooral en eigenlijk alleen op sigaren; en als je een kistje van vijftig had gesmokkeld, had je vermeerde ring van de blijheid der grens-sensatiën ! het gevoel een niet-voor- ngaatje te vangen boef te wezen. Het is voor burgermannetjes een van de plezierigste gewaarwordingen, die be staan. Valuta-verschillen van beangstigend of vroolijk-verrassend karakter be stonden er niet. Voor ons, om trent 1880 geborenen, was een gulden een gulden, een mark een mark, een franc Belgisch, Fransch of Zwitsersch een franc; en al deze waarden hadden op de eendrachtig samenlevende wereld, een plezierig geordende waarde-verhouding; en de koopkracht was ook vrijwel gelijk. Hoogstens was het aan den Rijn" wat goedkooper en in Parijs en in Zwitserland wat duurder, maar dat was een verschil dat je alleen maar tot het maken van scherp- en fijnzinnige opmerkingen in staat stelde; dus ook al een aangenaam-vleiend gevoel. Maar op 't oogenblik is het niet uit te rekenen hoeveel een verblijf in Zwitserland kost. Niet dat dat erg hindert, want je kunt er toch niet komen. En laten we ons troosten ! ook dat hindert alweer niet, nademaal het ook met 't weer donderen is. Nu weet ik natuurlijk wel vreeselijk goed, dat een rij gefronste critici klaar staat om mij op zwaar kleineerenden toon mijn minderwaardigheid duidelijk te maken. Er zijn andere quaesties op de wereld, autrement important, dan of jij prettig reist, jij, jij. ... Burger mannetje ! Accoord, die benaming heb ik a priori aanvaard; zie het opschrift boven deze dagboekbladen ! Maar, hebben dan ook de burger mannetjes die in hun knusheid zoo aangenaam konden leven geen reden van bestaan? BURGERMANNETJE Als geldbelegging te koop gevraagd een of meerdere huizen, liefst onder n dak op eigen grond. bij voorkeur omgeving groote stad. Brieven Adm. De Groene Amsterdammer onder letter A K 14 Door particulier te koop aangeboden 4 persoons Ford Jr. in prima conditie (laag benzineverbruik) Brieven: Adm. De Groene Amster dammer, letter B 6 PAG. 18 DE GROENE No. 3296

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl