De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 24 augustus pagina 4

24 augustus 1940 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Een bolwerk der wetenschap IN onze meeste oude steden zijn de bolwerken herschapen in vredige plantsoenen. Maar Leiden heeft een bolwerk dat bolwerk gebleven is, een bolwerk der wetenschap. Daar zijn de kanonnen en kazematten vervangen door telescopen en labora toria; daar worden de geheimen van het heelal aangevallen, en het heelal heeft veel geheimen want het is groot. Het heelal is altijd de meest ontzagwekkende bezienswaardigheid voor het weetgierige menschdom geweest, al bestaat het voor meer dan 99 pCt. uit niets. De heelalvorsching gaat hand in hand met de andere exacte wetenschappen. Uit de ge dragingen van sterren en planeten leeren we die van Zon en Aarde kennen. We weten bijvoorbeeld dat de Zon een gloeiende gasbol is die hard bezig is af te koelen; deze wetenschap heeft iets onrustbarends, we weten dat er een dag zal komen dat de laatste ijscoventer het bijltje er bij neer legt, en we denken aan de ontroerende plaat in Flammarion's Wonderen des Heelals", voorstellende het laatste menschenpaar, door den vinger des doods aange raakt, bedolven onder het lijkkleed van het eeuwige ijs." De elkaar omhelzende geraamten zijn afschrik wekkend. De sterrenkunde heeft de menschheid ver volgens weer gerustgesteld: er kunnen nog duizen den beschavingen opkomen en ondergaan, er kunnen nog millioenen oorlogen worden uitgevochten voor dat de Aarde ongeriefelijk als woonplaats begint te worden. De astronomie is alles behalve een weten schap die los staat van de andere wetenschappen; men denke slechts aan de ijstijden. De droom van menigen schooljongen is sterren kundige te worden. Want is er iets aantrekkelijker dan op zoo'n belvédère met prachtig uitzicht te zitten? Inderdaad heeft het beroep een zekere romantiek, maar het uitzicht is beperkt. De sterren blijven altijd puntjes, en hoe beter de kijkers vergrooten, hoe scherper en kleiner de puntjes worden. Alleen Zon, Maan en planeten zijn als lichamen door de kijkers waar te nemen. Maar deze hemel lichamen liggen volgens astronomische begrippen als het ware voor het grijpen, want hun afstanden tot de Aarde bedragen slechts enkele honderd duizenden of millioenen kilometers, terwijl de af standen tot de vaste sterren op z'n minst millioen maal grooter zijn. In de Leidsche sterrenwacht spelen de visueele waarnemingen niet zoo'n groote rol als de foto grafische. De fotografische plaat ziet meer dan het oog. Door een plaat langer te belichten, ver hoogt men als het ware de gevoeligheid er van. Als men twee maal een foto neemt van hetzelfde stukje van den hemel, en men belicht de eerste plaat vijf minuten en de tweede een uur, dan zal op de laatste plaat aanmerkelijk meer te zien zijn. De moeilijkheid bij het maken van zulk een tijdopname is dat de fotografische kijker niet bewegen mag, of m.a.w. juist bewegen moet. Want de draaiing der Aarde moet geëlimineerd worden. De De groote broer: de Mount Wilson-sterrenwa:ht kijker is gemonteerd op een as die parallel is met de aard-as en die in 24 uur een volledige omwenteling maakt, tegengesteld aan de draaiingsrichting der Aarde. Voor die beweging zorgt een zeer nauw keurig uurwerk. Alle grootere telescopen zijn van dergelijke uurwerken voorzien; zonder uurwerk zou het beeld snel uit het gezichtsveld schuiven. Een fotografische opname wordt gemaakt met een dubbelen kijker, de eene kijker fungeert als foto toestel, door den anderen kijker wordt gecontroleerd of de klok niet voor of achter loopt. Zoonoodig wordt de klok dan gecorrigeerd. De foto's hebben tal van voordeelen boven de visu eele waarnemingen. Een foto kan dagen, desnoods jaren lang bestudeerd worden. Wat van het grootste belang is: verschillende opnamen, genomen met tusschenpoozen van tientallen jaren, kunnen onmiddellijk met elkaar vergeleken worden. En dit is het groote voordeel van de fotografie: men kan waarnemingen in het verleden maken, Van oudsher werden de sterren verdeeld in twee groepen, nl. de bewegelijke sterren (de planeten, die mét de planeet Aarde" om de Zon draaien), en de vaste sterren, waarvan de duidelijkst zicht bare de sterrer beelden vormen. Zoover het geheugen van de geschiedenis reikt, zijn die sterrenbeelden hetzelfde gebleven. Julius Caesar beproefde de oogen van zijn soldaten door hen naar den staart van De Groote Beer te laten kijken. Vlak naast de middelste ster van den staart staat een klein ster retje dat moeilijk zichtbaar is. Dat sterretje gold als norm voor goede oogen, en ook heden ten dage kunnen wij onze oogen er mee beproeven. Duizen den jaren hebben de zeelieden op de Poolster ge varen en zich naar de sterrenbeelden georiënteerd. Men nam aan dat de sterren zoo vast waren alsof ze als gaatjes in den hemelbol geprikt waren. Maar evenals onze aardrijkskundige atlassen aan ver anderingen onderhevig zijn, zoo zijn de sterrenkaar ten dat, al is het tempo daarbij dan aanmerkelijk langzamer. Geen enkel hemellichaam staat stil; ze bewegen zich met duizelingwekkende snelheden van tientallen kilometers per seconde. En dat de ver anderingen in de sterrenbeelden zoo uitermate moeilijk op te merken zijn, is te verklaren uit de groote afstanden, die zoo mogelijk, nog duizeling wekkender zijn dan de snelheden. Op de Leidsche sterrenwacht wordt onder ande ren studie gemaakt van de beweging der ster ren en die der dubbelsterren. Een dubbelster bestaat uit twee sterren die tezamen een systeem vormen en om elkaar heen draaien. Zoo zijn er ook drievoudige en nog gecompliceerdere systemen. De ster Castor in het sterrebeeld De Tweelingen doet zich aan het bloote oog voor als n heldere ster, door den telescoop ziet men echter niet n, maar drie sterren. Na vele spectografische opnamen is gebleken dat deze drie sterren alle dubbelsterren zijn. De ster Castor is dus niet n ster, maar een zesvoudig systeem. Hier hebben we dus te doen met De dubbele fotografische ,,arceer"kijker op de Leidsche sterrenwacht zes zonnen, waarbij de mogelijkheid bestaat dat zij ieder een aantal planeten hebben die er op hun beurt misschien weer manen op'na houden. Dat som mige vaste" sterren, evenals onze Zon, planeten hebben, kan als hypothese aangenomen worden; vastgesteld is het tot op heden niet. Professor Hertszprung, de directeur van de sterrenwacht, maakt een uitvoerige studie van de eigen beweging der Pleïaden, die ook wel Zevengesternte genoemd worden. De Pleïaden bestaan uit heel wat meer dan zeven sterren, het zijn er een paar honderd. Het zijn honderden zonnen die door elkaar heen krioelen en tezamen een zelfstandig geheel vormen. Dank zij den fotografischen opnamen is het moge lijk de eigen beweging der sterren te leeren kennen. Een dubbelster, die door den kijker gezien als n punt zichtbaar is, ontpopt zich als dubbelster op de foto's. Het blijkt, als de foto's door een spectrograaf genomen zijn, dat de spectra op verschillende tijdstippen ongelijk zijn. Naarmate een lichtgevend voorwerp zich met een meer of minder groote snelheid naar ons toe of van ons af beweegt, heeft een verschuiving van de lijnen in het spectrum plaats. Aan de hand hiervan valt een snelheid_ te berekenen. Doen zich nu periodiek herhalende ver anderingen in de spectra voor, dan kan men daaruit afleiden dat de ster een twee- of meervoudig systeem is, en bovendien den duur van den omloopstijd. In sommige gevallen is zoo'n omloopstijd honderden jaren, maar de gegevens over b.v. 40 jaar kunnen voldoende zijn om dien omloopstijd bij benadering te berekenen. Een speciale soort dubbelsterren zijn de Algolsterren, die haar soortnaam te danken hebben aan de ster Algol. Deze ster vertoont een regelmatig schommelende helderheid. De verklaring is zeer eenvoudig: de Aarde (en dus ook ons oog) liggen in hetzelfde vlak als dat waarin de beide zonnen die de dubbelster vormen om elkaar heen draaien. Het gevolg hiervan is, dat de beide zonnen nu eens naast elkaar staan, dan weer dusdanig dat de eene de andere bedekt en de lichtintensiteit derhalve gehalveerd wordt. Indien men nu over voldoende toto's beschikt, kunnen deze met elkaar vergeleken worden in den Blink-microscoop. Er worden twee platen, waarvan het opname-tijdstip natuurlijk bekend is, in het apparaat gelegd. Dank zij een vernuftig mechanisme ziet men beurtelings de beide platen in snelle afwisseling. De verschillen springen onmiddellijk in het oog. Er wordt uit sluitend gewerkt met de oorspronkelijke negatieven op glasplaten, want het maken van afdrukken zou slechts onzuiverheden in de hand werken. Een uiterst k'ein stofje op de gelatinelaag zou voor een ster kunnen worden versleten; daarom worden er vaak foto's gemaakt met de dubbele fotografische telescoop. Dan worden de beide platen gelijktijdig belicht, het verschil tusschen deze platen wijst dan op onzuiverheden in de gevoelige laag. De lichtintensiteit van een ster wordt bepaald met den microfotometer. Een uiterst smal bun deltje roode lichtstralen valt door het zwarte stipje (de ster) op de glasplaat. Hoe zwarter het stipje is, dus hoe helderder de ster, hoe minder licht er aan den anderen kant uittreedt. Het gezeefde" licht valt op een thermo-zuüdie een electrische stroom PAG. -f DE GROENE No. 3296

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl