De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 31 augustus pagina 15

31 augustus 1940 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

In en om den rozentuin DE rozentuin is altijd strak van lijn; al kan de vorm van de bedjes en vakken op zich zelf nog zo verschillend zijn, tezamen vormen ze een vastgesteld lijnenspel. Maar al deze lijnen hebben een neiging zich te willen krullen om een middelpunt of zich te keren naar een eindpunt, een vast doel temidden van al die speelse vormen. Als middelpunt van. een groep heel eenvoudige, rechthoekige vakken kan een vogeldrinkbak staan, sleehts even boven het pad uitstekend op een paar lagen oude baksteen; een pretentieloze ondiepe schaal waarin het water blinkt als een kleine, ronde lichtplek. Het tuinornament speelt een be langrijke rol in de rozentuin; het vormt er een onmisbaar onderdeel van. Een zonnewijzer staat in de as; alle paadjes komen hierop uit, alle perken keren zich er naar. Op een hoge, slanke zuil staat het luchtige bouwsel van vergulde ringen. De zon schittert op het windvaantje en een donker schaduwlijntje kruipt heel langzaam, haast onmerkbaar over de ringen voort en wijst de uren aan. Het is alsof de zon zich altijd richt naar deze ene plek, of alle bloemen zich wenden naar dit lichtende middelpunt, alsof de zonnewijzer de zonnestralen ge vangen houdt. Ook een beeldje kan staan aan het eind van een pad. In een park zou het groot en overheersend moeten zijn met een flinke open ruimte rond om maar in de kleine rozentuin kan het ondergeschikt blijven, slechts een onderdeel ervan. Een rank figuurtje op een laag voetstuk in het gras, alleen er achter als omlijsting van het beeld bloeien de rozen in een brede rand. Ook water kan mooi zijn in deze tuin, maar dan niet het water met zijn overdadige wilde planten groei, met waterlelies en moerasplanten, maar het water alleen als spiegelend oppervlak. Wat echter de vijver zijn grootste bekoring geeft blijft toch altijd het natuurlijke er van, het riet langs de kant, de sierlijke zwanebloem en het warnet van groene slingers en bladen onder en op het water, waartussen de vissen een schuilplaats zoeken. Maar voor de roos is langs zo'n vijverkant geen plaats, de roos hoort daar niet thuis. Om de vijver alleen als spiegel te ge bruiken is en blijft wat arm en er zijn ook andere mogelijkheden, andere ornamenten voor de rozentuin, iets dat toch aan water herinnert: de put. Rozen houden van vocht en zo bouwen we dan een put en als de zon is ondergegaan halen we het water in de emmer omhoog om de rozen te sproeien. Op deze manier is de put niet alleen decoratief, niet een zinloos beeld uit een voorbijgegane tijd, maar een practisch en aardig middelpunt van de rozentuin. Cementringen hou den het water vast en er bovenop metselen we de put van kleine oude steentjes, de z.g.n. ,,drielingen". Stevige palen komen aan weerszijden en om de middenbalk wordt de ketting geslagen waaraan de emmer hangt. Een eenvoudig dakje vormt de afwer king en een klimplant kruipt er voor zichtig langs omhoog. De zwengel piept, de emmer plonst in het water en maakt brede kringen, die zich als 't ware voortzetten buiten de put, in het stenen paadje rondom, dat in steeds wijdere cirkels is gelegd. Grijze laven del volgt verderop dezelfde lijn; rose rozen bloeien er achter en donker bruine berberis en dit alles wordt weer omsloten door grijsbladerige Cotone-asters en het lichte groen van ijle berken. Het enigszins stijve karakter van de rozentuin kunnen we opheffen door een lichte, wilde beplanting rondom, een beplanting van een totaal ander karakter en juist dit grote contrast geeft aan de rozentuin een nieuwe bekoring. Een hele groep berken staat in de achtergrond maar n enkele is als 't ware verdwaald en bij vergissing in de rozentuin verzeild geraakt. De witte stam staat grappig en onver wacht in het gras rond de put. De rozen bloeien maar een kort ge deelte van het jaar en daarom planten we om de rozentuin allerlei wat bloeit in een andere tijd, in het vroege voorBotte/rozen tegen de lucht jaar, in de herfst en ook struiken, die 's winters groen blijven. En in plaats van rechte, strakke lijnen wordt het hier een wild door elkaar groeien" waar tussendoor een kronkelend pad zich een weg zoekt. 's Winters bloeien hier hei-soorten; later zien we tussen de berken een grote groep brem en overal bloeien de bottelrozen. In de perken de ge kweekte, volmaakt gevormde struik roos, er buiten de wilde, botanische vorm. Er zijn hoge, slanke takken vol enkele, fluweligrode bloemen. Ze bloeien maar enkele dagen en vallen dan uit maar in de herfst hangt de hele struik vol met lange oranje bottels, die fijn van vorm zijn. Onder deze Rosa Moyesi, half er tussen verscholen, staat een groepje tijgerlelies. De knop hiervan heeft bijna dezelfde vorm en kleur als de rozenbottels; het is een speels samen gaan van zo uiteenlopende plantenNaast de donkerbruine berberis, waar aan de rode besjes in dichte trossen aan de takken hangen, staat een won derlijke, grijsbladerige roos. Het is Rosa rubrifolia. Steeds komen er nieuwe takjes aan en nieuwe bladen; de jonge scheuten zijn lichtend rood en de nieuwe blaadjes teer grijs waar tussen de donkere ronde rozenbottels verscholen gaan. Alles wat bessen heeft past in deze beplanting; alle berberissen, alle cotoneasters, de gelderse roos evenals de lijsterbes. En tussen al dit fijne groeit hier en daar een hogere struik of boom om de tuin te omlijsten, te beschermen tegen de wind en af te sluiten van het overige terrein. In het vroege voorjaar de witte bloesem van Prunus, daarna een enkele breed uitgroeiende donkerrose Malus, waaraan in de herfst de rode appeltjes hangen. Maar ook kunnen we enkele kleuren uit de rozentuin in de beplanting rondom herhalen. Er zijn grote bossige rozen, die de hele zomer doorbloeien met donkerrode bloemen, de variëteit Hamburg of de lichtere zalmkleurige Réveil Dyonnais. De struiken worden op den duur wel een paar meter hoog. Ze staan tussen de wilde vormen en de struikroos in en hebben van beiden de goede eigenschappen. Phlosten bloeien tegelijkertijd met de rozen en hebben soms precies dezelfde kleuren. Phlox hoort tot de heel enkele planten, die bij rozen passen, zelfs als het ware een aanvulling mee vormen. Zalmkleurige Phloxen bij vlammendrode rozen en gele rozen bij zalmkleu rige Phloxen. In de rozentuin de rozen in al hun tinten en rondom, ervan ge scheiden door een laag haagje en soms verscholen tussen de bottelrozen, soms plotseling naar voren springend de Phloxen in hetzelfde kleurenspel. Twee geheel verschillende werelden, de stijlvolle rozentuin en de wilde be planting er omheen, vormen zo een eenheid door het contrast. DE TUINARCHITECT De put is een goed ornament van den rozentuin

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl