Historisch Archief 1877-1940
KIESPIJN is een gevoel dat men
op z'n minst tot de gemengde
gevoelens moet rekenen, en dat als
regel uitermate onaangenaam is. Toen
ik dan ook dezer dagen 's ochtends
ontwaakte en bevroedde dat ik met
een verkeerd been uit bed zou stappen,
bleek de oorzaak daarvan een
penetrante kiespijn te zijn. Hoewel het
voor mij een kleine moeite is, een kies
eigenhandig te trekken, liet ik eenige
mijner lijftandartsen opbellen. Want
waarom zou ik mijzelf vermoeien, als
ik dat een ander kan laten doen?
Terwijl de tandartsen onderweg waren,
groeide mijn kiespijn in hevige mate.
Ik had het gevoel dat mijn linker oog
rechts stond en omgekeerd, en in de
spiegel zag ik dat ook. Nadat ik enkele
extra glazen cognac had gedronken,
kwam de eerste tandarts met zijn
instrumentenkoffers binnen. Ik ging
zitten; de tandarts bekeek mijn
geopenden mond en greep met een tang
een mijner kiezen stevig beet. Natuur
lijk was het de verkeerde. Hij vroeg
mij: Is het deze, mijnheer de Baron?"
Ik had slechts n antwoord klaar,
dat was het woordje neen". Omdat
de naarstige man de kies met de tang
bleef vastklemmen, was het mij niet
mogelijk te antwoorden. Daarom
schudde ik heftig met mijn hoofd heen
en weer, zoodat de tandarts die de
tang vasthield zich niet meer staande
kon houden, heen en weer en ten
slotte het raam uit werd geslingerd.
Ik schelde om den tweeden tandarts.
Deze ontdekte direct mijn bouwvallige
kies en oordeelde het niet noodig haar
te trekken. Uit zijn koffer haalde hij
zijn electrische boormachine en stak
de stekker in het stopcontact. Met de
draaiende boor trad hij op mij toe, en
priemde de boor in mijn holle kies.
Mijn kies was echter zoo hard, dat de
boor er in vast bleef zitten. Vandaar
dat ik als een razende draaimolen
rond ging wentelen. Als een variét
kunstenaar probeerde de tandarts mij
op zijn boor in evenwicht te houden,
waarbij mijn armen en beenen de
lucht doorkliefden. Omdat ik dit geen
behandeling vond, ik niet in de wieg
gelegd ben als circusartist maar als
Baron, en een dergelijke ochtend
gymnastiek niet bevorderlijk voor
mijn kiespijn was, greep ik mij vast
aan een kroonluchter. Nu was het de
beurt voor den tandarts die zijn boor
uit angst en uit sleur bleef vasthouden
om als een ventilator in het rond te
draaien. Al draaiende wikkelde hij het
snoer van de electrische boormachine
om zich heen, zoodat het stopcontact
tenslotte werd losgetrokken en het
apparaat ophield met draaien. De
tandarts en het snoer vormden een
onontwarbaar kluwen dat voor mijn
voeten lag.
De boor zat nog onwrikbaar in
mijn kies; daarom liet ik twintig man
komen die met vereende krachten het
kluwen wegsleepten terwijl ik mij aan
een poot van de vleugelpiano vasthield.
Het mocht niet baten, de vleugel zeilde
met mij dwars door de kamer en
met een galmenden knal tegen den
deurpost, welke knal slechts over
stemd werd door het geweeklaag van
den tandarts. Deze laatste liet ik uit
het snoer bevrijden, en ondertusschen
begaf ik mij naar het bordes waar ik
eenige oude kanonnen heb staan
waarvan ik er een liet laden. De
boormachine schoof ik in den loop,
waarop ik vuur liet geven. Met een
knal koos het kanon het luchtruim.
De kies was ik nog niet kwijt, ze
scheen wel zeer verknocht aan mij te
zijn. Door den kruitdamp werd mijn
neus evenwel dusdanig geprikkeld, dat
ik moest niezen. Kletterend viel de
kies op de marmeren tegels en met dit
verlies voelde ik mij den koning te
rijk.
Toen ik de hal weer betrad, kwamen
een paar mijner honden
kwispelstaartend en grijnzend op mij af.
Natuurlijk was ik zeer verbaasd, want
ik had nog nooit gezien dat honden
grijnzen konden. En mijn verbazing
werd grooter, want uit de blauwe
ridderzaal hoorde ik eigenaardige ge
luiden, niettegenstaande er niemand in
die zaal was. Ik opende de deur en zag
dat de portretten van mijn voor
vaderen aan hun spijkers heen en weer
schommelden. Alle gezichten waren
tot een grijns vertrokken en een
onderdrukt gegiegel drong van alle
vier de wanden tot mij door. Alle
portretgezichten lachten, ze lachten
zich tranen en die tranen liepen langs
de kostbare doeken naar beneden. Ik
vreesde het ergste voor de kostbare
schilderstukken, want de zoute tranen
zouden verf en vernis zeker bederven.
Terwijl mijn voorgeslacht zich dood
lachte, liet ik eenige huisknechts met
trapleeren en zakdoeken komen.
Schaterlachend kwamen zij binnen.
Onwillekeurig begon ook ik te lachen
en ging weer naar de hal.
De koekoekklok lachte twaalf maal.
In de hal stonden de twee tandartsen,
min of meer onder de blauwe plekken
en lachend. Langs de muren stonden
mijn lakeien, die zich hinnikend op
de knieën sloegen. Mijn heele kasteel
daverde van het lachen, en de tand
artsen profiteerden van mijn oogen
schijnlijk goede stemming en presen
teerden hun rekeningen. Lachend las
ik de volgeschreven paperassen. Twee
honderd gulden voor dit, driehonderd
gulden voor dat, ha ha, en allerlei
schadevergoeding voor verloren gegane
instrumenten waren in rekening ge
bracht, waaronder een apparaat voor
lachgas-narcose. Terstond zette ik alle
deuren en ramen open. Langzamer
hand kwam alles tot bedaren, en ik
zei tot mijn tandartsen dat ik mijn
kies zelf getrokken had en dat ik het
gelag niet wenschte te betalen.
Dagboek van een
burgermannetje
HET gaat tegenwoordig ietwat woest
toe op de wereld; en het weer
doet mee. Héle diep-zinnige filozofen
zouden zich zelfs kunnen afvragen, of
deze atmosferische wildheid wellicht
primair en causaal is ten opzichte van
de menschelijke dito; hoe vaak hebben
onze vaderen, die q.q. wijze, niet ge
zegd: Wat zijn de kinderen wild, er
zal vast storm komen !" En zijn de
groote menschen, sub specie
aeternitatis, zoozeer verschillend van de
kinderen ?
In elk geval: 't is beestenweer, en
we beleven ook te dezen een kentering
der tijden; een grooten ommekeer.
Was Augustus en waren de
hondsdagen" weleer aanduidingen voor een
overmatige hitte, . nu hebben mijn
onderhuren de centrale verwarming
aangestoken; waar ik, Burger
mannetje, met knus en kneuterig
handen-wrijven, mee van geniet. Adam
durft in zijn spreekwoordelijk
costuum het Vondelparksch paradijs niet
meer aan, maar verkiest het
nazondevalsche colbertje en so does Eva,
mutatis mutandis. Ik Burgerman
netje, heb koude teenen, en zit met
een voetenzak, een sjamberloek en een
plaid, als de Schoolmeester, de rela
tiviteit aller dingen in de natuur te
bepeinzen; en dat ik het met mijn
timide-burgerlijke uitstapjes nog, rela
tief, goed getroffen heb, want toen
regende het maar den halven dag en
nu den heelen, en toen was 't een
beetje koud en nu erg kil. Gelukkig is
daar nog de voorloopig bonloos ver
krijgbare vaderlandsche volksdrank,
die gelijkelijk warmte en den
daardoor onnoodigen moed geeft,
de koude te trotseeren.
Deze Umwertung aller Werte is
trouwens al eenige jaren in wording;
komt politiek uit. In 1936 woonde
ik in Frankrijk, en wetende hoe
fnuikend in dat iets zuidelijker land
de zomerhitte kan zijn, had ik mij
een uitzonderlijk frisch zomerverblijf
verzekerd. Dat was aan den rand van
het woud, te St. Germain-en-Laye,
alwaar ik een appartement had ge
huurd, waar nooit een zonnestraal
doordrong. En ziet, de
Augustuskoude was zoo ongemeen, dat ik in
die Gallische oorden, waar anderen
genezing gaan zoeken van 't vader
landsche wee genaamd rheumatiek,
juist voor 't eerst mijns levens rheu
matiek opdeed, die eerst op een reis,
in October, naar het vaderland, week.
Het is een Pech, waarbij Peter, die de
Pech incarneert, maar een kind is.
Een vriend ried mij toen, ter genezing,
een abonnement op het Journal des
rheumatisants" aan; en ofschoon men
niet alle raadgevingen die men als
rheumaticus gratis ontvangt, ter harte
kan nemen, dezen raad volgde ik op,
maar het bleek slechts vermeerdering
des Pechs, want dit blad bevatte niet,
zooals ik, als rationeel Nederlander
had verwacht,
zorgvuldig-uitgeknobelde kuren ter genezing van deze
folterbank-kwaal, maar zeer vele mop
pen over de rheumatiseerenden",
rijkelijk geïllustreerd met afbeeldingen
van lotgenooten die in uiterste pijnen
komische gezichten trokken en ver
wilderde ellende-gebaren maakten; ook
deze van de komische zijde te zien,
maar alleen door de buitenstaanders.
Of. ... of. ... zouden er zóó
geestkrachtige lieden zijn, die zich door
dergelijke beelden boven de eigen
pijnen, hun aldus geobjectiveerd voor
oogen gesteld, kunnen verheffen? Het
is, après-tout, en gezien den bloei van
dat blad, waarschijnlijk; maar ik moet
nederig bekennen, dat ik daar niet
aan toe was. Evenwel. ... als we de
vis comica ook eens trachtten toe te
passen op al onze zorgen en nooden?
Humor héft een verheffende kracht !
En alles is in de menschelijke als in
de natuurlijke ? historie relatief.
Dat spreekt als een brief", besluit
de reeds genoemde Schoolmeester. En
zoo besluite dan ook het
BURGERMANNETJE
Was
De Groene
.juist uitverkocht
toen LI er naar vroeg,
Een goede raad:
Neem een
Abonnement
PAG. 18 DE GROENE No. 3297