De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 31 augustus pagina 3

31 augustus 1940 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMM ER OPGERICHT 1877 Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening : 72880. Gem. Giro G 1000. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd. 31 AUG. 1940 VOORSPELLINGEN VOORSPELLEN wil zeggen: vooruit zeggen; te voren aankondigen. Wanneer wij zwavelzuur op zink gieten, kunnen wij voorspellen wat er gebeuren zal. Een astronoom kan een zonsverduistering voorspellen, een arts het verloop van een ziekte, een psycholoog het gedrag van een dier of een mensen. Dergelijke, uit kennis, inzicht en het geloof in de wetmatigheid in de natuur voortvloeiende voorspel lingen zijn zoo gewoon voor ons geworden, dat het meerendeel onzer deze voorspellingen aanvaardt, zonder hier verder bij na te denken. Slechts de wijsgeerig geschoolde mensch ontdekt hier problemen, gelijk, b.v., het causaliteitsprobleem. Behalve voorspellingen welke, gelijk die van den natuurkundige, den arts, den meteoroloog en andere deskundigen uit vakkennis voortvloeien, vindt men nu ook van een geheel andere categorie van voor spellingen gewag gemaakt. Door alle eeuwen heen treft men het geloof aan in zieners en profeten, in personen, die in staat zouden zijn op ongewone of paranormale wijze aan hun medemenschen de toe komst te openbaren. In de geschriften van antieke auteurs is meer dan eens sprake van lieden, aan wie de goden de toekomst geopenbaardzoudenhebben. Dat in den Bijbel bij herhaling sprake is van voorspellende gezichten, zieners en profeten moge bekend verondersteld worden. Verschillende kerkelijke auteurs hebben zich met het verschijnsel der profetie of z.g. helderziendheid . in den tijd bezig gehouden en daarover theologische en wijsgeerige beschouwingen geleverd. Albertus de Groote, Thomas van Aquino en Bonaventura behooren tot hen. De mannen, die leiding gaven aan het wijsgeerig denken in de lóde, I7de en i8de eeuw, hadden, op een enkele uitzondering na, weinig of geen belang stelling voor het vraagstuk der profetie. In de tweede helft der i8de eeuw nam de belang stelling voor de buitenzintuigelijke waarneming (en daarmede voor de profetie) toe. Dit hield verband met het optreden van den Weenschen arts F. A. Mesmer en zijn leerlingen. IN 1873 kwam te Cambridge een kleine groep Engelsche geleerden samen, die zich tot taak stelden een onderzoek in te stellen naar 's menschen buiten-zintuigelijk waarnemingsvermogen. Zij wa ren tot de overtuiging gekomen, dat dit probleem krachtiger diende te worden aangevat, dan tot dus verre door de theologen en de filosofen geschied was. Zij waren er zich van bewust, dat hun taak verre van gemakkelijk zou zijn en dat zij met veel vooroordeelen te kampen zouden hebben. Maar zij be sloten zich hierdoor niet van hun stuk te laten brengen. In 1882 stichtten zij de Society for Psychical Research. Bijna zestig jaren zijn sinds dat tijd stip verloopen en in deze jaren is de parapsychologie, waarvan zij de grondslagen legden, uitgegroeid tot een officieel erkende zijtak van de empirische (experimenteele) psychologie, een zijtak, die thans in welhaast al!e cultuurstaten der wereld haar be oefenaren heeft. Wij willen ons hier thans bezighouden met de vraag, welke resultaten het parapsychologisch on derzoek met betrekking tot de profetie heeft afge worpen. De eerste eisch, welke de onderzoeker aan een geval van profetie behoort te stellen is, dat het goed gewaarmerkt is. Wanneer b.v., iemand een profe tisch gezicht met betrekking tot de een of andere gebeurtenis heeft, zoo is het niet voldoende indien hij later, als zijn gezicht bewaarheid wordt, hiervan aan een onderzoeker kennis geeft. Neen, de onder zoeker behoort te voren van het visioen in kennis te worden gesteld. Daarmede is vanzelfsprekend niet gezegd, dat gevallen, voor welker juistheid een aantal betrouwbare getuigen (die voor het in ver vulling gaan der profetie van het bestaan dezer profetie op de hoogte waren gebracht, instaan, waardeloos zouden zijn. Nu moet men echter volstrekt niet meenen, dat alle goed gewaarmerkte gevallen van vermeende profetie dit nu ook inderdaad zijn. Verschillende profetisch lijkende gezichten kunnen tot pseudoprofetische gezichten worden teruggebracht. Zoo kent men b.v., een aantal gevallen van voorspellin gen van eigen dood, welke zich weliswaar later realiseerden, maar waarbij men zich afvraagt, of de voorspelling mogelijk ook gezien kan worden als de oorzaak van de later plaats hebbende gebeurtenis. M.a.w. wij stellen ons bij een aantal dezer gevallen de vraag, of het, in de voorspelling geloovende in dividu, zichzelf ook mogelijk door autosuggestie doodde. Deze vraag is, sinds wij den enormen in vloed van het voorstellingsleven op het organisme hebben leeren kennen, geenszins absurd te achten. In het boek Genesis lezen wij over Josef, den zoon van Jacob. Het was een droomer" en een aantal zijner droomen draagt ongetwijfeld voor velen een profetisch karakter. Nemen wij, b.v. een paar droo men waarvan wij in hoofdstuk 37 gewag gemaakt vinden en welke hij aan zijn broeders vertelde. Hoort toch dezen droom, dien ik gedroomd heb.... wij waren schoven bindende in het midden des velds; en zie, mijn schoof stond op, en bleef ook staande; en zie uw schoven kwamen rondom, en bogen zich neder voor .mijn schoof.... zie ik heb nog een droom gehad, en zie, de zon en de maan en elf sterren bogen zich voor mij neder. ..." Wie het verloop van het leven van Jozef kent, wie weet, dat hij in Egypte tot zeer hoog aanzien kwam, vraagt zich af, of het niet waarschijnlijk te achten is, dat deze droomen als voorspellende droo men moeten worden aangemerkt en ongetwijfeld zullen velen geneigd zijn, deze vraag bevestigend te beantwoorden. En toch zou het weieens kunnen zijn, dat wij hier geenszins met symbolische, profe tische nachtgezichten te doen hebben, doch met machtsdroomen. Wij lezen in Genesis 37, vers 3 dat hij de jongste was in het gezin van Jacob. Gelet op de gezinswetten, welke in het patriarchale gezin van die dagen heerschten, beteekende dit: de minste. Alles werkte er toe mee h;m een sterk gevoel van minderwaardig heid te geven, waarop hij reageerde met een machtsstreven. Naar alle waarschijnlijkheid hoopte hij reeds vroeg eenmaal een groot man te zullen wor den, een held of iets dergelijks. En dit verlangen uitte zich nu zekerlijk ook in zijn droomen. Zoo kunnen wij zijn, hiervoor vermelde, droomen zien als uitingen van het verlangen naar macht. De korenschoven, die zijn broeders binden, buigen zich voor de zijne. Hij durft niet onomwonden droomen wat hij eigenlijk wenscht, n.l. dat zijn broeders zelve voor hem buigen. Hij laat hun sym bolen (de schoven) voor zijn symbool (eveneens een schoof) buigen. Ook de droom van zon, maan en sterren moet wel zoo verklaard worden. De zon en de maan symboliseeren hier kennelijk zijn vader en moeder. Hij wil ook grooter worden dan zij. En hij is machtiger geworden dan zij. Hij heeft zijn toekomst-droomen, die echter geen profetische droo men waren, weten te verwezenlijken. Maar al kunnen een aantal vermeende profeti sche gezichten tot pseudo-profetische gezichten worden teruggebracht, het valt niet te ontkennen, da': er gevallen zijn t.o.v. welke zelfs de meest critische onderzoeker zich gewonnen moet geven en er kennen, dat het ondoenlijk is (wil men althans de feiten geen geweld aandoen), deze tot pseudo-profe tische gezichten te herleiden, Zoo'n geval (een wille keurig gekozen voorbeeld uit vele) treft men, b.v. aan in den tienden jaargang van het Tijdschrift voor Parapsychologie". Het betreft hier een auto ongeval, op 29 November 1937 een bekend Neder lander overkomen. Op 27 November, dus twee dagen te voren, had ik van een mij bekende dame een brief ontvangen, waarin zij mij het ongeluk, met tal van bijkomstigheden en bijzonderheden voorspelde. Zij had het ongeluk in haar droom" zien geschieden. Zij was er zich echter van bewust dat het geen ge wone droom was. In vele gevallen wordt de toekomst tijdens den slaap geopenbaard, hetgeen verband houdt met het feit, dat toestanden van bewustzijnsinzinking het zich openbaren der latente paranormale begaafd heid begunstigen. De bewustzijnsinzinking kan ge ring zijn, maar is soms ook zeer diep. Er bestaan hier individueele en gradueele verschillen. Wij kunnen de profetische slaapgezichten in drie groepen onderbrengen. De eerste groep omvat de gezichten welke tot het conforme type behooren. Men krijgt een beeld te zien" dat later volkomen met de werkelijkheid overeen blijkt te stemmen. De tweede groep wordt gevormd door de z.g. profetische droomen met fragmentarische con gruentie. In de derde groep brengen wij die gezich ten onder, waarin de gebeurtenissen den slaper in symbolischen vorm geopenbaard worden. Wat betreft de z.g. profetische droomen rnet frag mentarische congruentie (waarbij het is alsof men droomt naar aanleiding van een toekomstige ge beurtenis, naar analogie van het ons allen uit erva ring bekende droomen naar aanleiding van een ge beurtenis uit het verleden) een uitgebreid onder zoek, waarbij vele personen mij hun medewerking verleenden, heeft mij de overtuiging geschonken, dat dit verschijnsel zich tamelijk frequent voordoet. Wie zich de moeite geeft zijn droomen systematisch op te teekenen zal zekerlijk dit type droom bij zich zelf ontdekken. Dit is ook de meening van den Engelschen onderzoeker J. W. Dunne, die aan dit ver schijnsel een opmerkelijk boekje wijdde. De eminente Fransche filosoof H. Bergson is, op empirische gronden, van meening, dat de herse nen niet dienen om het verleden te bewaren, zooals de aanhangers der klassieke localisatie-leer meen den, doch veeleer om het te verbergen en alleen datgene te reproduceeren, wat voor ons van practisch nut is. De hersenen zijn voor hem slechts een orgaan, waardoor de ziel zich op aarde manifesteert. Bergson heeft ook aandacht geschonken aan de buiten-zintuigelijke waarneming, aan de verschijn selen van telepathie, gedachtenlezen, z.g. helder ziendheid in tijd en ruimte. De hersenen hebben, volgens hem, ook tot taak de buiten-zintuigelijke waarmneing te beletten. Onder bepaalde voorwaar den en omstandigheden werkt dit mécanisme inhibitif" echter gebrekkig en dan doen zich verschijn selen voor, welke de aandacht van den parapsycho loog trekken en het object van zijn studie vormen. Onze gedachten gaan hier uit naar Kant, die in zijn geschrift over Svedenborg opmerkt, dat de mens mensch reeds tijdens zijn aardsch bestaan niet een onzienlijke wereld in verbinding staat en daaruit indrukken ontvangt, zich daar echter niet van be wust is, so lange alles wohl steht". Maar onze ge dachten gaan hier ook uit naar Leibniz, volgens wien elk mensch in zijn allerdiepste Zelf" zijn eigen toekomst kent. Tot deze erkenning zijn ook onderscheidene hedendaagsche bestudeerders der buiten-zintuige lijke waarneming gekomen. Velen zijn van meening, dat wanneer een helderziende" ons onze toekomst voorspelt, deze in verreweg de meeste gevallen niet anders doet dan putten" uit ons allerdiepste Zelf" (transcendentaal subject). Deze paragnost wordt zich dan bewust wat onszelf niet bewust mocht worden (mécanisme inhibitif). Wanneer wij deze hypothese aanvaarden, dan worden wij daardoor tevens in staat gesteld een aantal z.g. vergissingen van waarzeggers te verkla ren. Wij kunnen ons n.l. voorstellen dat naast een contact met diepere" lagen van onze wezenheid een contact met de meer oppervlakkige" lagen kan ontstaan, ja dat dit zelfs gemakkelijker tot stand zal komen, dan dat met de diepere" lagen. In zulke gevallen kan het voorkomen, dat de pro feet degradeert" (om het zoo maar eens uit te drukken) tot telepaath, dat hij onze toekomstwenschen leest en ons niet datgene voorspeelt wat ons te wachten staat, maar slechts datgene, wat wij ons wenschen. Opmerkelijk is het feit, dat voorspellingen, be trekking hebbend op wereldgebeurtenissen, in den regel falen. Men kent slechts zeer weinig goed ge constateerde gevallen van voorspellingen betrekking hebbende op oorlogen, revoluties e.a. geschiedkun dige gebeurtenissen. Slechts zeer weinigen hebben de oorlogen, waardoor Europa in de 20ste eeuw getesiterd werd en wordt, voorspeld. Daarentegen hebben, zooals mij gebleken is, wel velen aan hun medemenschen verwonding, gewelddadigen dood, gevangenschap, verlies van have en goed enz. ge profeteerd. Hierin is een argument gelegen ten gunste der Leibniziaansche stelling. Het spreekt wel vanzelf dat de profetie een ver schijnsel is dat van onschatbare waarde is voor den filosoof. Wie over de problemen van den tijd, het determinisme, het indeterminisme e.d. nadenkt, mag niet verzuimen daarbij ook kennis te nemen van hetgeen door de parapsychologie tot op heden hier gevonden is. PAG. 3 DE GROENE No. 3296

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl