De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 7 september pagina 12

7 september 1940 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

rouwen en vrouwenleven Handschoenenhistorie DE Fransche dichter Jean Godard overdreef, toen hij omstreeks 1580, in een ode aan den handschoen verhaalde, hoe Aphrodite zelve, toen zij, in blinde verliefdheid Adonis op de hertenjacht was gevolgd, haar handen dermate aan het dichte struik gewas verwondde, dat zij, om zich in het vervolg te wapenen, den Drie Gratiën opdroeg, lederen handschoenen voor haar te vervaardigen. Indien de handschoen bijwijlen tot den tooi zou hebben gehoord, die men in de Oud heid de godin der schoonheid toe dichtte, zouden de sterfelijke vrouwen van Hellas zich ongetwijfeld hebben beijverd, dit verheven voorbeeld te volgen, en dan ware het waarschijnlijk niet mogelijk geweest, dat Xenophon in zijn Cyropaedie den handschoen een Perzisch degeneratie-verschijnsel noemde. Homerus vertelt, bij wijze van curiositeit, dat Odysseus, toen hij van zijn omzwervingen terugkeerde, zijn bader in den tuin aantrof, waar hij met geschoeide handen aan den arbeid was. Het zou, ondanks het feit, dat handschoenen in de naburige landen reeds lang gebruikelijk waren getuigen niet alleen de gedege nereerde" Perzen, maar ook het gra.' van Toetankamen, waarin overblijf selen van handschoenen zijn gevon den, dateerend dus uit de I4de eeuw voor onze jaartelling nog geruimen tijd duren, eer de anders zoo vooruit strevende Grieken er zich aan waag den. Aanvankelijk droeg men ze slechts bij den maaltijd, om zich de handen niet te verbranden en geen al te vette vingers te krijgen. Lepels en vorken waren immers volslagen onbe kend, en men hield er, wat den disch betreft, voor onze begrippen tamelijk zonderlinge zeden op na. Van Anaxarchos een Lucullus avant la lettre die Alexander den Groote op zijn veld tocht naar Klein-Aziëbegeleidde, wordt, als blijk van bijzondere ver fijning, verhaald, dat hij zijn brood liet kneden door een gehandschoenden slaaf. Ook de Romeinsche patriciërs aten veelal met zorgvuldig bekleede handen, en voor het overige waren het voornamelijk de vuistvechters, die handschoenen droegen zware ijzeren exemplaren waarmee zij elkanders ooren en neuzen doel treffend bewerkten. Na den val van het Romeinsche Rijk verdwenen met veel andere uitingen van praal en bravoure, ook de hand schoenen. Zij werden in de vroege Middeleeuwen nog slechts door hooge geestelijken gedragen, als symbool van reinheid. Deze priesterlijke tooi was van zijde en gewoonlijk met goud draad geborduurd; het kruis, het lam Gods en andere Christelijke emblemen sierden den handrug. In de 8ste eeuw begonnen de edelen en krijgslieden ambtshalve handschoenen te dragen, en ook bij de profane kleeding kreeg dit simpele detail veelal een symbo lische of mystieke beteekenis, een ver schijnsel, waarvan in onze dagen nog overblijfselen zijn waar te nemen, o.a. in de huwelijksvoltrekking met den handschoen. In het Angelsaksische lied Beowulf", dateerend uit de 8ste eeuw, wordt uitvoerig melding ge maakt van de handschoenen van den reus Grendel; deze waren van drakenhuid en verleenden den drager magi sche macht. In de nuchtere werkelijk heid verwerkte men gewoonlijk de huiden van meer alledaagsche dieren, geiten, honden en herten. In de 9de eeuw wordt waarschijnlijk voor het eerst uit leder gebezigd, vermoe delijk echter niet voor handschoenen, maar voor wanten. Een goede tweehonderd jaar later begon ook de vrouwenwereld belang stelling voor handschoenen te toonen. Aangezien de handschoen nu niet meer uitsluitend tot practische doeleinden en tot verhooging van decorum diende, werden zoowel snit als versiering steeds meer gevarieerd, en toen de modieuze geest eenmaal vaardig werd over de handschoen-enthousiasten, stond men voor niets meer. Wie het zich kon ver oorloven, droeg handschoenen van kostelijke makelij, versierd met goudof zilverborduursel, parelen, edelsteenen en kleurrijk email. Het ge beurde niet zelden, dat vorsten elkan der handschoenen schonken, die een fortuin vertegenwoordigden. Richard Leeuwenhart is zulk een kostbaar bezit eens zeer noodlottig geworden. Toen bij zijn terugkeer van een Kruistocht, incognito door het land van zijn aartsvijand, den Hertog van Oostenrijk, reisde, werd hij aan zijn koninklijke handschoenen herkend en gevangen genomen. Van bijzondere pracht waren in het algemeen de kroningshand schoenen, van purper met gouddraad en juweelen. Deze weelderige tooi was, gezien de motieven van het borduur werk, vermoedelijk van Saraceensche herkomst. Voor het overige werden de handschoenen steeds buitensporiger van structuur, steeds uitbundiger van versiering. Aanzienlijke Noormannen, die er overigens toch nogal krijgshaftig uitzagen, completeerden, omstreeks het jaar 1250, hun uitrusting vaak met zulke lange handschoenen, dat zij even hulpeloos waren als geketende gevangenen. De meeste modellen waren van enorme kappen, lange lubben of franje voorzien, en niet zelden achtte men 24 knoopjes liefst van goud noodzakelijk, om den handschoen te sluiten. Om vooral de juweelen ringen niet aan het oog te onttrekken, werd de weidsche lederen of zijden handbedekking hier en daar gespleten; in andere gevallen schoof men de sieraden er overheen. INMIDDELS wordt, met name in den riddertijd, de geschiedenis van den handschoen van dag tot dag romantischer, en de legenden, balladen en kronieken uit die dagen zijn evenals het costuum van hun helden en heldinnen zonder handschoenen nauwelijks compleet. Als geschenk, golden zij als blijk van liefde, ver eering en trouw, als belofte van de hoogste gunst. De in onzen tijd nog spreekwoordelijke toegeworpen handschoen beteekende hoon, smaad, de zwaarst mogelijke beleediging, uit daging tot een duel. Bij zulk een twee gevecht verschenen de ridders gewoon lijk met den handschoen van hun dame aan den helm bevestigd. Bekend is voorts, door Schiller's gedicht, de wreede gril van Anna de Mendoza, die, tijdens een feest aan het hof van Juan III van Castilië, haar hand schoen in de leeuwenkooi wierp. De onversaagde ridder, dien zij op deze v/ijze had uitgedaagd, waagde onver wijld zijn leven, waarna hij de schoone Anna den handschoen in het gelaat slingerde, met de ongezouten ver klaring, dat hij den dank niet begeerde. Burgers bleven van zulke hand schoen-complicaties op leven en dood voorshands verschoond, doordat zij eerst vrij laat het recht verkregen, handschoenen te dragen. Alleen boeren en soldaten was het gebruik van wan ten toegestaan. Vele vorsten plachten destijds, in hun kwaliteit van leenheer, den leenman, dien zij op een of andere wijze wilden begunstigen, bij wijze van ongeschreven verdrag, een handschoen te zenden, ten teeken, dat hij hem een Man met handschoen (Titiaun) PAG. 13 DE GROENE No. 32-.B

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl