De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 14 september pagina 13

14 september 1940 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

UIT HET DAGBOEK VAN EEN TUINARCHITECT NU ik in afwachting ben van het bezoek, dat ik aan mijn eventuele opdrachtgever zal brengen, heb ik niet de rust me te verdiepen in een paar beplantingsplannen, die nog liggen te wachten. Inplaats daarvan heb ik me weer eens een hele dag lang vermaakt met het schikken van bloemen. Dit spelen met kleuren geeft, althans voor een deel, de verwezenlijking van de dromen van den tuinarchitect; het bevredigt het verlangen naar harmonie tussen vorm en kleur. Als ik ontwerp zie ik met gesloten ogen maar als ik bloemen schik heb ik mijn beide ogen wijd open, dan groeien de bouquetten onder mijn handen, als het ware buiten mij om. Plotseling is alles mogelijk: ik hoef geen rekening te houden met de hoogte van de planten en niet met de bloeitijd; het doet er niet toe of de struiken meters hoog zullen worden in de toe komst of, dat ze kruipend blijven. Ik heb niet te maken met zon of schaduw en niet met droge of natte grond. Er is maar n doel: kleuren bij elkaar te zoeken en vormen te vinden, die samen gaan. Zo ga ik door de tuin, zoekend en spiedend. Hier is een heestertak, met donkere bottels, daar een struik, die al even begint te verkleuren. Er bloeien Dahlia's in alle denkbare tinten, er zijn gele en oranje goudsbloemen door elkaar. De tuin is al echt herfstig met grote bossen stralendgele Rudbeckia's, vlammend oranje Senecio's en vuur pijlen, evenals warmbruine Heleniums. Als de zon aan kracht verliest is het alsof de tuin opnieuw oplaait in een overdaad van kleur en gloed. En al die kleuren en al dat licht halen we naar binnen in de kamer en we verwarmen er ons aan nu de avonden al weer lang en donker zijn. De kleur van de bloe men moet passen bij de gordijnen, bij het vloerkleed, bij de hele kamer. Al schikkende doe je soms merkwaardige ontdekkingen; in een donkere kamer verliest blauw zijn kleur helemaal, het blauw wordt vaal en somber; alleen tegen de zon in, vlak voor het raam behoudt het zijn licht. Ook rood wordt erg donker binnenshuis maar geel en oranje gaan gloeien en stralen alsof de zon naar binnen schijnt. Bloemen zijn het mooiste als je op ze neer kijkt en daarom zet ik altijd grote pullen en inmaakpotten op de grond. ledere bloem heeft ook zijn eigen vaas en terwijl je plukt moet je al weten wat je door elkaar gaat zetten en waarin het komt. Hoe mooi ook een vaas kan zijn met n bloemsoort toch geeft het schikken van verschillende soorten dooreen een veel groter genoegen. Het behoeven niet altijd contrasterende kleuren te zijn, in elkaar vervloeiende tinten zijn soms nog mooier. Nu staat er naast me op de grond een zware tinnen pot met crème Artemisia, matgele Rudbeckia en vleeskleurige Macleya, van elk enkele takken in groepjes bijeen. Tussen dit alles een overdaad van de krachtige geel-oranje Senecio. Het is een wonder van licht en warmte, een wonder dat steeds je aandacht gevangen houdt, waar je telkens weer naar kijken moet of je wilt of niet. En op een laag tafeltje dicht erbij is nu een drijfschaal met korte takjes van de bottelroos Rosa rubrifolia; tussen het grijzige blad steken de bloemen van Hydrangea paniculata. Ik heb een hekel aan Hydrangeastruiken; ze zijn grof en niet mooi van vorm en vervelend. Maar toen ik langs zo'n plant liep, die vol kleine zijtakjes zat deed ik een ont dekking. Hoe wonderlijk is van dichtbij de crème kleur, die bij de knoppen eigenlijk groen is. Als je elke bloem goed bekijkt is hij zo teer en doorzichtig met zijn vier eenvoudige bloemblaadjes, waar middenin een klein rood knopje zit; geen meeldraden, niets dan dit donkere puntje. Alleen langs de rand van elk bloemblaadje is iets van dit zelfde rood uitgevloeid. Zo zie je al weer, dat je niet te gauw een plant als lelijk moet kwalificeren. Aan een der wanden hangt een oud schilderij, een mooi ding uit de vorige eeuw met een gladde, vergulde lijst. Hiernaast wil ik altijd rode Dahlia's zetten; fluweligrode, zwartrode en zalmkleurige. Waarom juist Dahlia's en waarom speciaal deze kleuren weet ik niet maar dit past er beter bij dan iets anders. Vroeger zette ik Zinnia's altijd met lange stelen in een grote tinnen kan, maar als je zit, wat je nu eenmaal meestal doet in een kamer, kijk je hoofdzakelijk tegen de onderkant van de bloem aan. Nu zet ik de bloemen met een steel van slechts een paar centimeter in een ondiepe schaal,vlak tegen elkaar en nu zie je pas hoe mooi de kleuren bij elkaar passen. De paarse en rose bloemen laat ik in de tuin staan en ik verlustig mijn ogen aan een combinatie van rood, oranje, zalmkleur, vleeskleur, crème en hun tussentinten, bloem naast bloem met alleen een enkel knopje er hoger bovenuit. Deze lage schalen met kort afge sneden bloemen geven ongekende mo gelijkheden. In elke tuin staan de gele pannekoeken van Achillea; ze blijven afgesneden heel lang goed. Een paar bloemen zet ik helemaal onderin, bijna zonder stengel en een enkele komt er beschermend boven, op een iets langere steel. Tussen deze platte, scherp om lijnde vormen komt een warnet van kleine bloempjes in blauw en paars en oranje, een grappig contrast. Juist contrasten van vorm hebben soms zo'n bekoring. Tussen een wolk van de kleine knopjes van de rose Gypsophila komen grote sterren van MignonDahlia's, van een iets donkerder tint. Ik leer altijd verschrikkelijk veel van dit bloemenschikken en niet alleen over de bloemen, ook over mezelf. Het is merkwaardig hoe je stemmingen, geheel onbewust, in je bouquetten tot uiting komen. Soms kan ik werkelijk stom verbaasd staan over mijn eigen werk. Toen ik vlak na de oorlog voor 't eerst de tuin inliep bleef ik staan bij een donkerbruine berberis en plukte gedachtenloos enkele takjes. Vlak onder het raam bloeiden grote vakken gemengde violen in geel en blauw en bruin. Ik plukte alleen de mahoniebruine en de fluwelig-zwarte en schikte ze samen tussen de bruine berberis: een rouw-bouquet. En nu staat er midden op tafel een kom met rode monarda, blauwe monnikskap en grijze edelweiss: wanne sprekende kleuren, al wandelende ge dachtenloos geplukt en onbewust een geheel geworden: de vaderlandse kleu ren. De ene dag prijken er in mijn kamer stijlvolle, pretentieuse bouquetten, de andere laait alles in geel, oranje en rood. En als ik te weinig werk heb dan houd ik altijd nog mijn bloemen en daar zal ik mee werken en me mee vermaken zolang ik leef ! DE TUINARCHITECT Boven: Witte en blauwe Ceabiosa, met grijs b/oder/ge Artemisia. Tegen de zon in worden deze bloemen doorschijnend. * Links: Een schaal met herfstbloemen, m/spe/b/ad, Berberis, nerfstchrysanthen en, een enkel laat viooltje. PA3. 13 DE GROENE No. 3299

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl