De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 14 september pagina 9

14 september 1940 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Russische Ikonen DE 176 eeuwsche kunst der Nederlanden blijft in ons land in menig opzicht de maatstaf en het toppunt voor het kunstoordeel in het algemeen. Niet opzettelijk, maar onwillekeurig. Wel is men herinnert zich de Rotterdamsche tentoonstellingen de 156 en de i6e eeuw terecht in ruimer aandachtskring gebracht. Maar voor onze 176 eeuw heeft het publiek en een belangrijk deel onzer kunsthistorie, toch nog de allerhoogste waardeering gereserveerd en getuige de bedragen voor officieele aankoopen zijn de offers voor die kunst gebracht het grootst. Romaansche en gothische belangstelling is wel groeiende, maar nog niet evenredig daaraan het wezenlijk inzicht en begrip, de juiste waardeschatting. Zoo kan het gebeuren, dat men voor een tamelijk zwakke of weinig interessante Rembrandt groote belangstelling heeft, maar nauwelijks beseft, welk wonder en welke diepte van religieuse beeldende openbaring een Russische ikoon kan bevatten. Zeventig zijn er tijdelijk te zien op den zolder, van het Museum de Amstelkring, waar eens het Roomschkatholieke schuilkerkje werd gehouden te Amsterdam. Men kan zich gelukkig prijzen deze te mogen beschouwen in zoo zuivere stilte en sfeer van plechtigheid. Deze ruimte zal wel weinig ge meen hebben met de Russische kerken of huizen, waaruit de ikonen hun zwerftocht over Europa, na de Russische revolutie zijn begonnen. Maar het is toch altijd beter ze te zien in een ruimte en het kader van een liturgischen dienst, dan in een of ander neutraal museum, hoe veel voortreffelijker ook de belichting zou zijn. Want een ikoon is slechts ten deele zaak van aesthetica. Een ikoon be schouwen uit een oogpunt van kunsthistorie is buitengewoon interessant, maar dat neemt niet weg, dat de functie van ikonen zoo hecht verweven is met de godsdienstige handeling en de macht van de ikonen zoo zeer samenhangt met een bepaalde geloofsopenbaring, dat de beteekenis van dezen beeldvorm niet slechts langs aesthetischen weg duidelijk kan worden. Dat wij er iets meer van weten dan tot voor kort het geval was, dankt de wereld inzonderheid aan Kondakow, den vermaarden Russischen byzantoloog. De eerste groote tentoonstelling werd in 1912 te Moskou gehouden en in ruimer kring zijn toen de oogen opengegaan voor hetgeen in de ige eeuw feitelijk uit het gezicht was geraakt, omdat men onder vervlakkende vreemde invloeden en behept met de West-Europeesche overschatting der renais sance, geen gevoel en geen begrip meer had voor liturgische kunstvormen op byzantijnschen grond slag. Zooals West-Europa in 1902 de Vlaamsche primitieven weer leerde kennen op de beroemde Brugsche tentoonstelling, zooals omstreeks 1904 de compositorische waarden van exotische kunst aanwijsbaar bevruchtend inwerkte op kunstenaars, zoo volgde omstreeks 1912 het vergeten gebied der Russische ikonen. En meen niet, dat het slechts bij kunsthistorische bespiegelingen bleef. Wie het werk van Chagall kent, zal, staande voor de ikonen, beseffen hoezeer deze magische beelden ook op hem naar vorm en sentiment, van invloed moeten zijn geweest. Na Kondakow zijn er anderen gekomen, die hem bestreden, verbeterden, aanvulden, o.a. Ainalow. Een uitmuntend en voor den leek goed leesbaar en instructief werk is dat van Dr. Alfred Hackel (das altrussische Heiligen Bild die ikone Nijmegen 1936). De Sowjet-regeering heeft de studie der ikonenkunst voort doen zetten, met alle wetenschappe lijke middelen waarover ze beschikt, zoodat lang zamerhand veel, dat vroeger zwart bewalmd en vervuild in donkere kerken nauwelijks meer te onderscheiden was, thans in luister van kleuren en lijnen is teruggegeven aan de wereld. Wel is het nu studieobject, instêe van opgenomen te zijn in een ritus. Een deel der huis-ikonen is meegenomen door vluchtende Russische families en langzamerhand over Europa verspreid geworden. En zoo kan het gebeuren, dat er in Amsterdam thans 70 bijeen zijn, die een goed denkbeeld vormen van deze zeldzame schilderingen. De verzameling bevat niet de oudste en oude voorbeelden, maar is, behalve uit enkele igde eeuwsche producten, voor een belangrijk deel samengesteld uit vroege en late i7de eeuwsche exemplaren, die, b.v. volgens Dr. Hackel, niet meer in zeldzame mate de hooge qualiteiten der vroegere eeuwen bezitten, omdat een zeker na turalisme, een vermenschelijking, de hoogste zui verheid der traditie breekt en het plan verandert. In hoeverre dat juist is, kan men hier moeilijk beoordeelen. Doch het is wel zeker, dat ook de 17de eeuw blijkens deze collectie nog verheugend schoone ikonen heeft voortgebracht, die vaak van een late rijpe middeleeuwsche vervoering ge tuigen. De nog weinig met de historie dezer kunst vertrouwde leek, ingesteld op onze I7de eeuw, zal de ikonen veel vroeger dateeren. Kennelijk is hier een zeer late doorwerking van gewijzigde byzantijnsche vormen, hoezeer ook reeds aan het randje van ontbinding. De beeltenis van Heiligen, van de Moeder Gods en van Christus beteekende voor den geloovige niet een ontheiliging van het onstoffelijke, maar een afstraling daarvan in het stoffelijke, waardoor hij al schouwende deel kon hebben aan de verlos sende werking van den Heiligen Geest. De mogelijk heid der afbeelding was niet profaan, maar juist een bewijs van de menschwording van Christus, de vleeschwording van het Woord. Het symbool duidt hier niet alleen een hoogere werkelijkheid aan, maar is de boodschap zelf. De ikoon was voor hem bemiddelaar, toegangspoort. De beeltenis zelf berustte weer op een oer-beeltenis, waaraan men bovenmenschelijke herkomst toeschreef. De maker van een ikoon ( soms een meester met leerlingen met een strenge werkverdeeling, waarbij de meester in den regel het gelaat schilderde) was priester en het schilderen was een handeling, waaraan vasten voorafging en nog tal van ascetische eischen ter voorbereiding werden gesteld. De mogelijkheid van extase (in verschillende vormen) werd ongetwijfeld bevorderd. Het is niet uitgesloten, dat we in de ikonenkunst vormen van beeldende Oude Russische Ikoon mystische extase aantreffen, gelijkwaardig aan de extatische woord-openbaringen van mystici. Juist de vastheid en de beperking van het gegeven schema waarborgden een hooge vlucht van de een-wording door en in het beeld. Zoodra het schema wankelt en vrijheden insluipen, verzwakt de basis voor de beeldende verheffing, de vergees telijking van het gegeven schema. Men moet zich langzaam en rustig openstellen voor een overgeven aan deze beeltenissen, die al dadelijk een straling van de heerlijkste diepe en warme of lichter bloeiende rooden bezitten, die turkooizen blauwen kennen van den nachthemel als het tegen den ochtend gaat, die wonderlijke okers en koele groenen bezitten en dan bovendien nog de gestrengheid van compositie paren aan een vloeiende mildheid van lijnen. Dan is er vooral dat onpersoonlijke van den blik der oogen, die zacht en groot op den mensch ingaan en hem herinneren aan de lief ste,trouwste en rechtvaardigste aller oogen. Volgens vaste werkbeginselen zijn deze beelte nissen ontstaan. Ze zijn zorgvuldig opgebouwd, niet alleen de materieele vormen, niet alleen de composities, berustend op geometrische schema's en voorbeelden uit oude schilderboeken, maar ook de lagen der kleuren zijn, de n na de ander, al bouwende tot stand gekomen, opdat de inwerking dien wonderlijken glans en straling zou hebben, die toekwam aan het wezen, waar de afbeelding niet een profaan portret, maar een boodschap van is. Zoo werd met de ikonen geschapen een mogelijk heid van hooger verkeer voor den mensch, die bidden kan en wiens gebed geen strijd kent tusschen het geen de oogen kunnen schouwen en den geest ervaart. Voor hem is de ikoon het gebed zijner oogen; hij bidt met zijn oogen, zooals ooren al luisterende bidden kunnen. A. M. HAMMACHER PAG. 9 DE GROENE No. 3299

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl