De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 28 september pagina 10

28 september 1940 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Waar komen de Bohémiens vandaan? DE goudeneeuwsche Nederlandsche bohémien dichter Jan Janszoon Starter heeft in zijn Frieschen Lusthof een Drinck-liedeken" staan op de wijze der Balleti Espagnole, dat begint met de opmerkelijke regels: Vive Ie Roy de Bohemen Met syn Elisabeth.... Met Starker's eigen bohémienschap" heeft deze zegewensch weinig te maken, immers het drinklied is meteen een lofdicht op den zoogenaamden Winterkoning, Graaf Frederik den Vijfde van den Pfals, die in werkelijkheid zij het maar kort koning van Bohemen geweest is. Hij aanvaardde daar de regeering op 4 November 1619, toen het land, in opstand gekomen tegen Ferdinand II, den katholieken keizer van Oostenrijk, een eigen bestuur verlangde. Frederik was aanvoerder van de Protestantsche Unie. Tegen zijn Boheemsch bewind bracht Ferdinand de Katholieke Unie in het harnas. Onder aanvoering der Zuid-Nederlandsche bevel hebbers Tilly en Bucquoy versloeg zij op 8 Novem ber 1620 de Boheemsche troepen aan den Witten Berg in de nabijheid van Praag; onderwijl werd Frederik's erfgoed, de Pfals door Spanjaarden en Beieren overrompeld en verwoest. De Winterkoning in den rijksban geslagen, week naar Holland uit, waar hij, als zoon van Louise Juliana van Oranje Nassau, steun bij den stadhouder vond. Hij werd hier populair. Het Geuzenliedboek getuigt daarvan in Een Nieuw Liedeken van de wreede justitie des keysers binnen Praghe"; ook de pamfletten-littera tuur uit die dagen bewijst, dat de Hollanders hoopten op herstel van Frederiks regeering in Bohemen, terwijl daarentegen de Spaanschgezinden den Winterkoning scherp bespotten. Verscheidene liede ren en pamfletten tegen den vorst zonder land wer den in het Zuiden verspreid, zoowel in de Neder landsche als in de Fransche taal. Wie er belang in stelt, kan ze verzameld vinden door dr. Maurits Sabbe in zijn boekwerk: Brabant in 't verweer" (Antwerpen. 1933). Het lied van Starter vertolkt de Hollandsch-protestantsche verwachtingen, dat Fre derik van den Pfals opnieuw den Boheemschen troon zal bestijgen. Klaarblijkelijk sloeg het in zooals trouwens de heele bundel, waarin het werd opge nomen want boven latere liederen vinden wij dikwijls een zangwijs opgegeven: Vive Ie Roy de Bohemen. Houdt het misschien een ietwat smalende her innering in aan Frederik's onwerkelijk koningrijk, dat de Bohème" een aanduiding werd voor het geestelijk woonoord der dakloozen, het eenige, maar irreëele territorium van de idealisten der romantiek? Zooals de Philister onbewust verwant is aan de Bijbelsche Philistijnen, zoo is misschien de Bohémien een geestelijk onderdaan van dezen landloozen Frederik. Met zekerheid is het niet vast te stellen. De meeste verklaarders beroepen zich op de zigeuners of tziganen, die, veelal uit Bohemen afkomstig heetten. Men noemde hen gyptieres" (gipsies) of bohémiens". Misschien komt het omdat velen, die tot de verslagen Boheemsche troepen hadden behoord, langen tijd dakloos bleven zwerven, hun brood verdienend als waarzegger, straat muzikant of goochelaar. Of is het werkelijk de zwervende aard van Bohemens oudste bewoners, de Keltische Bojers, die aanleiding werd, dat zwervende zigeuners in Frankrijk den naam van , ,bohémiens'' kregen ? Al even duister als de vraag, waarom de naam van bohémiens" aan zigeuners werd gegeven, is het probleem, wanneer en door wien deze betiteling werd toegepast op de losse kunstenaarsbent van de Fransche romantiek. De antwoorden der verklaar ders zijn gewoonlijk vaag. Grappig is het, er den Dictionnaire de l'Académie Frangaise" op na te slaan, en dan liefst een oude editie, b.v. die van 1845, toen de glorietitel pas op gang maakte. Men leest in de verklaring alle min achting van den gearriveerden académicien tegen de onvermogende artiesten uit het vrije leven. Vroeger" zoo verklaart de Fransche Academie werd het woord gebruikt ter aan duiding van een soort vagebonden, waarvan men geloofde, dat zij uit Bohemen afkomstig waren, en die het land doorzwierven als waarzeggers, doch meestal deugnieten waren. Figuurlijk wordt het aangewend voor vrouwspersonen, die door list en vleierie haar doel weten te bereiken, of ook wel voor vrouwen, wier levenswijze veel te vrij is, dus voor liederlijke vrouwen. Men zegt dan: c'est une vraie bohémienne." Spreekwoordelijk en figuurlijk kent men de zegswijze: mener une vie de bohème". Ze beteekent: leven als zigeuners, die geen vaste woonplaats en geen geregeld bezit hebben. Foi de bohème" is het soort eer, dat dieven en schurken er onder elkander op na houden. Une maison de bohème" wordt gezegd van een huis, waar orde noch regelmaat heerscht." Dat de uitdrukking speciaal voor kunstenaars en door kunstenaars wordt gebruikt, verzwijgt de Dictionnaire nog in 1845 en toch staat het vast, dat er toen al volop artisten waren, die er groot op gingen, bohémiens te zijn. Dit gebruik van het woord bohémien" is opge komen in het jaar 1828, toen Victor Hugo zijn drama Cromwell" uitgaf met een voorwoord, waarin de romantische levenshouding werd afge schilderd als vijandig aan de burgerlijke, en waarin de vrije uitleving van de hartstochten tot voorwaarde van het kunstenaarsleven werd gesteld. De schrijver zelf bepaalde zich in hoofdzaak tot de vrije uitleving van een hartstochtelijke verbeelding, maar zijn programma werd ruimer toegepast door de kunstenaarsgroep van den Impasse du Doyenné, waar Théophile Gautier de aanvoerder was van Edouard Ourliac, Gérard de Nerval, Arséne Houssaye, Camille Rogier, Marilhoc, Victor Roqueplan en een heele school van minder bekend gebleven artisten. Voor dezen kring is de benaming bohémiens" door de tijdgenooten het vaakst gebruikt; misschien is zij eruit afkomstig. Zij noemden zich ook les Jeunes France" en vormden den vrijmoedigsten vleugel van de strijdkrachten der Fransche Roman tiek. Philothée O'Neddy heeft hun bijeenkomsten, waar het er luidruchtig toeging, verscheidene malen heel aardig beschreven: Et jusques au matin les damnés Jeune-France Nagèrent dans u n flux d'indicible démenco, Echangeant leurs poijjnarcls, promettant de percer L'abdomen des chiffreurs, jurant de dépenses Leur ame a guerroyer contre Ie siècle aride. Ze werden bohémiens of zigeuners genoemd, omdat ze gebroken hadden met elk geregeld leven. Ze maakten er een eeretitel van. Hun lijflied was Piffarero" van Béranger, dat in werkelijkheid over een kleinen straatzanger spreekt, doch dat zij toepasten op het dichterschap: J t'U' sur cettt boute l.aid, clx'lif ('t soulïrant, Ktouffédans la fnule, Kante d'être assez ^rand, l'ne plainte toiichante De ma bouche sortit: J,e bon Dien me dit: chante, Chantc, pauvre petit. In Lélia", een roman van George Sand uit het jaar 1833, wordt het woord Bohème" voor het eerst gebruikt als samenvattende benaming van heel het vrije kunstenaarsleven. De hoofdpersoon heeft een goed glas op, en heft dan plotseling een lied aan, waarop de anderen in koor invallen: Vive la Bohème". Of nog iets in dit lied herinnerde aan de oude zangwijze Vive Ie Roy de Bohemen" laat de tekst onopgehelderd, maar als men bedenkt, dat dit oorspronkelijk de zangwijze van een drinkliedje was, en dat Lélio de held van Lelia" klaar blijkelijk een drinklied aanhief, lijkt het niet heelemaal uitgesloten, dat er althans eenig verband bestaat tusschen het gedicht van Starter en het eerste gebruik van het woord Bohème" in de Fransche litteratuur. Wat George Sand hier vertelt, berust waarschijn lijk op een werkelijke gebeurtenis in een artistenkroeg, kort na 1830, het jaar van den Hernani"strijd. Het is zelfs niet uitgesloten, dat Lélio een Fransche verbastering aanhief van Starters lied, dat immers met een Franschen regel begint, en dat hij zong Vive Ie Roy de Bohème." waarop het jeugdige koor inviel Vive la Bohème". Op die manier zou het woord dan populair zijn geworden onder de kunstenaars. Het was dit spoedig. Victor Hugo gebruikt het enkele jaren later, precies in den zin, dien wij er vandaag nog aan geven: De cursiveering is van Victor Hugo, en bewijst, dat hij zich bewust was, een speciaal, nieuw woord te gebruiken, dat iets bijzonders aanduidde. Gewoonlijk meent men, dat de roman van Henri Murger (Scènes de la Vie de Bohème). die in den eersten druk van 1851 Scènes de la Bohème" heette, het woord eerst officieel heeft ?"""s» Carlcataur van Nadar op de dichters en schrijvers uit de romantische school De medaillons stellen voor Chateaubriand en F. Soulie. Op de eerste rij staan Victor Hugo, Béranger, L, Gozlan, Gérard de Nerval, Mery, Jules Sandeau, N. Roque plan, R. de eauvoir. Op de tweede rij: George Sand (het borstfcee/d), Baron Taylor, Lamennais, A. de Musset, Alfred de Vigny, Paul de Koek, Marquis de 8e//oy, Chennevieres, A. Karr. Op de derde rij: P. L. Courrier, Charles Nodier, Lamartine, Heine, F. Pyat, A. Luchet, Alexandre Dumas-père, A.Dumas-fils,A.Maquet, L. Gatayes.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl