De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 28 september pagina 5

28 september 1940 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

De tooverstaf der Bataks IN de eenzaamheid in het geheimzinnig schemer duister van het woud werd eertijds de toover staf uit het hout van een bepaalde boomsoort ge sneden door den Batakschen tooverpriester, de persoon, die met de mystieke krachten en machten, die het zijnde beheerschen, bekend is. De zware, verwrongen stam van dezen lagen boom is met lange spitse doorns bezet en de inboorling noemt de boom tada-tada, d. i. de weerbarstige. Het breede, rood bruine kernhout heeft fijne vezels, die gelijk touw getwijnd zijn en eigent zich voor reliëf en diepte. Het wordt niet door insecten aangetast. Oudtijds werd de wonderstaak ook gesneden uit het hout van een moordpaal, waaraan de slachtoffers werden vastgebonden, als zij ter dood werden gebracht. Geheel uit de vrije hand kerfde de primitieve hout snijder in afzondering en met inachtneming van de daarvoor geldende voorschriften met zijn simpel werktuig het abele spel van lijnen en volumina in het harde hout. Dit was een sacrale arbeid. De meeste tooverstaven geven een verticale, zich naar boven eenigszins verbreedende opeenstapeling te zien van gedrochtelijke, op elkander hurkende of staande menschelijke en klimmende en krui pende dierlijke figuren, maar in de uitwerking van het gegeven is immer een zekere regelmaat be tracht, waardoor een stijlvol effect verkregen wordt, vaak getuigend van een exquisen sculpturalen zin voor ruimtelijke harmonie en dynamiek. In den zigzaglijn, die men in vele tooverstaven, van terzijde bekeken, kan waarnemen en die ont staat door herhaling van dezelfde vormen, kan een verbeelding van den veelvuldig geknakten bliksem straal worden gezien. Aangenomen, dat in het algemeen de voorstelling een bedoeling inhoudt, zoo kan de rhythmische her haling daarvan, de dwingende versterking dier be doeling beduiden. Immers de waardeering van het resultaat van een dergelijk werkstuk uit zich niet in classificatie mooi" of leelijk", maar met het oog op de geheime werkingsmogelijkheden door het oordeel werkzaam" of niet werkzaam" en het is begrijpelijk, dat men meent de werkzaamheid te kunnen verhoogen door het beeld te repeteeren. De naam van den datoe, de priester-toovenaarwichelaar-medicijnmeester, die den tooverstaf snijdt, is niet bekend. De persoonlijkheid van den schepper wordt in het Oosten niet verbonden aan zijn con ceptie, doch gaat schuil achter den voorgeschreven vorm. Zijn naam verwaait en zijn leven verzinkt in het duister der vergankelijkheid. Hij gaf slechts gestalte aan hetgeen van generatie op generatie leefde in de gemeenschap, maar hij zal zich steeds houden aan de wet en de geboden, want een wijzi ging der traditioneele vormen en een ontwijding der normen beteekent het inroepen van de calamiteit over de groep, waarvan hij een niet los te maken deel is. Nu vormen de Bataks het tegendeel van een homogeen geheel met een innig onderling contact. Uiterlijke eenheid van opvatting ontbrak ten aan zien van de tooverstaf, als gevolg van de uitvoering door verschillende personen in ver uit elkaar lig gende plaatsen en tijdperken en de veelheid van de ten grondslag liggende voorstellingen, waardoor geen twee tooverstaven geheel met elkander overeen komen. Niettemin kan in de verscheidenheid een zekere eenheid worden waargenomen, waarin zich het aan het type gebondene, het grondige weer spiegelt. Alles wat wil imponeeren, zoekt in het loodrechte het middel tot de gewilde werking en in de volgorde van het verticale vindt de legendarische geschie denis haar weergave. Op ieder dier waarlijk oude tooverstaven, donker en dreigend als sombere droomen, komen zeven menschelijke figuren voor en de figuren van slang, hagedis en rund. Zij zijn verdeeld in een bovenste en een meestal korter onderste gedeelte, die be werkt zijn en waartusschen een ongeveer 20 cm lang part onbewerkt werd gelaten, het handvat. Aan den top staat een groote, mannelijke figuur en daaronder een kleinere, vrouwelijke figuur, de twee hoofdpersonen van het drama. De zin voor decoratie en styleering overheerscht geheel de anatomische uitwerking. Alle menschelijke ge stalten hebben abnormaal groote hoofden. Het hoofd toch wordt gedacht als zetel der magische krachten en van het vermogen der menschen. Het hoofd van het bovenste beeld, dat als regel een helmachtige hoofdbedekking draagt, is tulbandvormig omwikkeld met roode, witte en zwarte strengen, de kleuren der trimurti. Uit de tulband steekt een sierlijke pluim van paardehaar en elegante haneveeren, dan wel een wilde bos menschenhaar. Boven in het hoofd van de eerste figuur werd de met magische kracht geladen, gruwelijke tooverbrei ge deponeerd, die den staak moet bezielen; de brei bestaat uit de verkoolde deelen van een gedood kind, dus hersens, hart en lever. In den constructief o'pgebouwden, grilligen toren van door elkander gestrengelde, wonderlijke men schelijke en dierlijke figuren, komt aan den voor kant algemeen het motief voor van gedrochten, die met den geopenden muil het hoofd van onder hen staande wezens aanraken. De tooverstaf eindigt onderaan in een ijzeren punt, waardoor hij trillend blijft staan, wanneer de pries ter hem bij de plechtigheden in den grond drijft. Vele mythen zijn over den Batakschen tooverstaf in omloop en wat dit voorwerp van magisch reli gieus gebruik van een Batak als symbool bij uit nemendheid gecondenseerd en ondeelbaar inhoudt, de ware zin van de in de figuren verbeelde idee, de moraal van de voorstelling, wordt voor den Batak door de mythe ontvouwen. De incest-trek vormt in alle tooverstaf-mythen het kernpunt. Dit hoogsternstige vergrijp tegen de zeden des volks maakt trouwens een vast bestanddeel uit van de aller oudste legendarische verhalen, die een typisch Bataksch karakter dragen. De bloedschennige verhouding tusschen twee lingen, een broeder en een zuster van aanzienlijken huize, uitermate schoon van lijf en leden, verstoorde de cosmische orde. De toorn der goden werd gewekt en met vele anderen, menschen en dieren, ver groeiden zij aan een boom en werden tot hout. In het volksbewustzijn van den Batak domineert de stamgemeenschap en als uitvloeisel daarvan het exogam; huwelijk. Bij ontstaan en vergaan der indi viduen is de opzet, dat de soort tot bloei komt. De schakel der gemeenschappelijke afstamming ver bindt de leden van de stam, de marga, en het inces tueuze huwelijk is den Bataks een gruwel, het plegen van bloedschande de zonde bij uitnemendheid en deze breuk van de adat is fataal voor de geheele stamgemeenschap. In de tooverstaf is wellicht de totaliteit van de primair in twee phratries verdeelde gemeenschap verzinnebeeld. Het broer-zusterhuwelijk als my thische figuur stelt voor het mythische stamouderpaar, respectievelijk de exogam? stamhelften, die tevens de twee helften van den zich in alle vormen als tegendeelen openbarenden cosmos verbeelden en die door hun voorbeeld het exogame huwelijk instellen. Het is echter niet zonder bedenking de Bataksche tooverstaf en zijn geheele structuur te willen ver klaren als een afgerond geheel en gevaarlijk is het mede, om de herkomst der motieven tot in de kleinste details te willen verklaren. Vele cultuurinvloeden hebben de mythe beroerd en omgevormd. Dit object van heidensch-godsdienstig gebruik is geen puzzle, waar maar n oplossing voor geldt, doch er manifesteeren zich verschillende naar ge halte en tijdsorde ver uit elkaar liggende cultuur elementen in met twijfelachtigen of geen samen hang. Het is niet voldoende om de beeltenissen op zichzelve te catalogiseeren en te beschouwen. Zij dienen gezien te worden in het raam van de primi tieve gevoelswereld, waartoe zij behooren en be oordeeld naar de algemeene psychische gesteldheid, waaraan de voorstellingen ontsproten zijn. Niet alleen wordt binnen de grenzen van artistiek en technisch uitdrukkingsvermogen de wereldbe schouwing van de groep weergegeven, doch ook wordt, zoo minutieus mogelijk overgenomen en in het voorwerp verwerkt, dat wat in die gemeenschap voorhanden is aan veelal onbegrepen traditie en stijl. Er zijn vele trekken van verren en vreemden invloed in het snijwerk. Want bij de groeiprocessen in den Archipel, waarbij religie en mythologie zich weelderig ontplooiden, vermengden zich oud en jong en gingen in elkander over. In de voorstellings wereld eener nieuwe omgeving kan men dikwijls oude en oeroude begrippen terugvinden, die in merkwaardige assimilatie gemeengoed der inheemschen werden. Van de tooverstaf wordt in het algemeen gebruik gemaakt om heil te verzekeren, geluk te brengen, ongeluk te weren en rampspoed te voorkomen of te herstellen, maar ook kan de staak door middel van de zwarte kunst worden aangewend als verderfbrenger, die ziekte en dood kan veroorzaken. Gelijk soortige riten hebben plaats, maar de eerste hande ling wordt des daags, de andere omstreeks het mid dernachtelijk uur verricht. Zij kan in het bijzonder worden gebezigd als raadgever bij het besturen des lands, als vernietiger en medestrijder in den oorlog, als regenmaker in den drogen tijd, als regenweerder in den natten tijd, als orakelwerktuig. Met behulp van den staf kan de vruchtbaarheid van mensch, dier en akker worden bevorderd, kan het vuur van een uitgebroken brand in het dorp worden gebluscht, kunnen ziekten en epidemiën worden bestreden, kan een dief of moordenaar worden opgespoord en ander weldadig magisch effect worden verkregen. Tegenwoordig worden tooverstaven met allerlei, soms zeer koddige variaties overal in de Bataksche dorpen gesneden en als veritabele, heilige staken door curiosa-verkoopers gevent langs de huizen in Medan en voor de hotels in vacantie-oorden als Prapat, Kaban Djahéen Brastagi. G. L. TICHELMAN PAG. 5 DE GROENE No. 3301

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl