De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 28 september pagina 8

28 september 1940 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven HET EPISCHE GENRE WANNEER men in het woordenboek het woord epos opzoekt, dan vindt men heldendicht, en tien tegen n, dat men dan onmiddellijk denkt aan de beide groote epen van Homerus, waarin immers helden: Achilles, Hector, Odysseus, de hoofdrollen vervullen. Maar, vraagt men zich wellicht af, beperkt zich het epische genre tot deze enkele groote Grieksche, Latijnsche, Indische, Germaansche gedichten en tot hun bewerkingen en navolgingen in latere eeuwen? Hoe komt het, dat b.v. in onze dagen zoo weinig helden het bezingen in een gedicht worden waardig gekeurd? Bestaat het epische genre dan in het geheel niet meer, is het zuiver een antiqui teit? Het epos in den strikten zin van het woord be hoort inderdaad vrijwel volledig het verleden toe, het heeft zich voornamelijk beperkt tot den tijd, dat de litteratuur, hetzij dan de gesprokene of ge schrevene, zich slechts met enkele figuren bezig hield, met helden en halfgoden, goden en aarts vaders, met toovenaars, vechters, heiligen, baanderheeren en vorsten. Om al deze figuren waart een religieuze wijding. Zij hebben eenmaal als persoon geleefd, ze hebben daden verricht, die in een zoo ver verleden terug liggen, dat men ze niet meer duide lijk kon onderscheiden. De dichters, wien het nim mer aan fantasie ontbroken heeft, gaven aan hun overlevering zulk een grootsche allure, dat de figuren als van zelf tot helden uitgroeiden, tot bewerkers van wonderen, tot verrichters van bovenmenschelijke daden. De dichters dier oeroude epen konden dus alleen gewagen van figuren, die ver boven de gewone menschen uitstaken. Hun dichten werden helden dichten. Dit is wat men, in strikten zin, onder de epiek heeft te verstaan. Maar de ontwikkeling van de litteratuur voltrekt zich gelijk en gelijkvormig met de ontplooiing der zelfkennis, van de bewustwording, van het psycho logisch inzicht. Toen de Grieksche tragici Aischylos, Sophocles, Euripides hun groote treurspelen voor de wedkampen vervaardigden, behandelden zij thema's, die bij hun hoorders reeds te voren bekend waren; het waren de oude verhalen, religieus in wezen, een ieder vertrouwd, die zij telkens opnieuw in breede uitwerking en verdieping ten tooneele voerden. Nieuwe namen, evenwel, kwamen daarbij niet aan de orde. Herinner u daarentegen het antwoord van Max Havelaar, wanneer hij in het vage weg spreekt over een luitenant Slobkous. { Ik heb nooit een luite nant Slobkous gekend of gezien? zegt Duclari. Goed, schep er dan een....") Deze kleine tirade karakteriseert den verderen gang van zaken. De dichters begonnen langzamerhand den kleinen voor raad figuren uit te breiden, ook de gewone" mensch kwam in het verhaal, niet meer anoniem als ,,de houthakker", de soldaat", de knecht", maar met naam en wel met een gefingeerden. Het epische ontwikkelde zich eenvoudigweg tot het verhalende gedicht. Ook niet-helden werden de hoofdpersonen in deze vertellingen, ook zulke figuren, die de wijding van den historischen, den godsdienstigen achtergrond misten. Totdat het ver halende gedicht tenslotte vrijwel geheel het veld heeft moeten ruimen voor de nieuwere prozavormen: het verhaal, den roman, de novelle. Toen Multatuli aanried, zoo men dien behoefde, een luitenant Slobkous te scheppen, was de vrijheid naar hartelust namen in de litteratuur in te voeren sinds lang volledig bevochten. Enkele van die gefingeerde namen hebben op hun beurt zulk een groote plaats in het hart der lezers, in den geest der menschheid veroverd, dat zij van gewone" men schen tot een soort helden" zijn geworden. Een greep uit duizend: Robinson Crusoë, Ie père Goriot, Onkel Brasig, Mr. Micawber, Emma Bovary, Raskolnikov. De functie van het heldendicht, de daden van helden te verheerlijken, is door den modernen roman overgenomen. Niet meer de oorsprong overwaast de figuren met een religieuse wijding, de Als U geregeld losse nummers koopt hebt U kans dat juist het nummer dat U speciaal interesseert U door een of andere oorzaak ontgaat Neem liever 'n abonnement schrijver is het, die den gewonen mensch, zoo maar uit de massa gepikt, de wijding geeft eener psycho logische vervolmaking. Het vermogen de ziel van zulk een mensch in factoren te ontbinden lag ten grondslag aan de macht figuren te scheppen, die de glans der verhevenheid, van een frisch ontdekt heidendom overstraalt. De ontdekking van het individu, ten troon verheven uit de grauwe massa, valt samen met de opkomst van den roman, de schepping van een millioenvoudigheid van indivi dualiteiten, ten behoeve van welke de heldenfiguren van vroeger, alle standaardpersoonlijkheden en trad-Aioneele grootheden op den achtergrond zijn ge raakt. Zoo valt er een plotselinge stilstand te constateeren in de ontwikkeling van bepaalde epische genres, die eeuwen lang was voortgegaan. De fabel is een der voorbeelden hiervan. De fabel hield zich voornamelijk bezig met de oer-typen, niet die waar aan men een diepere religieuze herkomst toeschreef als goden of helden, maar wezens van lager dan menschelijke orde: de dieren. De idee van den totem, de mysterieuze verbondenheid van mensch met god-in-dier sleet allengs uit het bewustzijn. De fabel vormde de eerste mogelijkheid tot het ont leden in enkelvoudige psychologische factoren; deze dieren waren de eerste gewone menschen", de eerste niet-helden en de verfrissching, die de fabel bracht wat juist deze, dat men niet over helden met bovenzinnelijke, maar met wezens met middel matig menschelijke eigenschappen verhalen kon. De fabels vormden de prilste oefenschool der psychologie. Eeuwen lang werden de fabels van overal her, Indische, Grieksche, etc., in verschei dene litteraturen uitgewisseld, vervormd, vervol maakt. Totdat, op het moment van de doorbraak der vrijheid in het kiezen van figuren, de beste der fabeldichters ze in haar definitieven vorm goot. Dit was Jean de Lafontaine en met Jean de Lafontaine begint en eindigt de volmaakte fabel. Aanvankelijk was het dier totem, maar zeer spoedig reeds de ongevaarlijke verpersoonlijking van menschelijke goede, doch meestal laakbare eigenschappen, uitnemend dienstig voor de satire, zooals in den Reinaart"; bij Lafontaine ontwik kelde de fabel zich tot een glashelder psychologisch verhaal, poëtisch van aankleeding en entourage, maar waarin het gezond verstand, of wat men daaronder in eerste instantie verstond, het over wicht schept en een onwillekeurige moraal dwin gend oplegt. De fabels van Lafontaine, betrekkelijk los van hun zeventiende eeuwsch tijdverband, tenzij dan door de gestyleerde natuur er mee verbonden, hebben dus het didactische karakter, dat al wat fabel is kenschetst, behouden maar vertoonen op de eerste plaats een psychologischen trek. Na hem is de fabel niet weer een speelbal ge worden van navolging, bewerking, her-ijking en weder-aankleeding. En dat is de reden waarom wij na hem, b.v. in onze literatuur slechts min of meer woordelijke overzettingen ontmoeten. Zelfs een vrijgevochten geest als de Schoolmeester, die onder zijn gedichten een afdeeling Fabels telt, geeft De Leeuw en de Rat", De Wolf en het Lam" Lafontaine vrijwel op den voet gevolgd, al kan hij het natuurlijk niet ontgaan in zijn woordkeuze met eenige malle draaien te toonen wie hij is. Verta lingen, overigens, zijn er verscheidene in onze taal, een i8e-eeuwsche van Nomsz, een ipe eeuwsche van J. J. L. ten Kate. En thans is daarbij een 2oe-eeuwsche gekomen, zij het slechts een selectie; VEERTIG FABELS VAN LAFONTAINE in het Nederlandsch weergegeven door JAN PRINS, verscheen in 1940 bij Boucher in Den Haag. Jan Prins steekt bij de eerste fabel uit het eerste boek van Lafontaine van wal, De Krekel en de Mier": Daar de krekel leefde in zang maanden lang, ziet van veel zij zich versloken, nu de koude is aangebroken. Bij die eerste regels al merken wij met een letter lijke overzetting te doen te hebben van: I.a cigale, avant chant tont l'été, se trouva fort dcpourvue qnand la bise fut vcnuc. Men denkt misschien, dat dit in zoo enkele regels wel eens lukt: idee, teekening, trant, rijm en rhythme te bewaren, maar ook het moeilijker slot is evenzeer letterlijk als welluidend en vloeiend: Maar /oo'n leentjebuur, zoo'n klaagster komt de mier wel 't minst van pas. Wat, zoo lang liet zomer was, deed-je dan", zegt-ze aan die vraagster. ,,Xaeht en dag, voor meusch en dier zong ik, als mij ingegeven." Zong je? heb-ik van mijn leven! Dans dan nu maar. Veel plezier !" Men is zelfs geneigd de voorkeur te geven aan de Hollandsche tekst, als men het eenvoudiger Fransch leest: La fonrmi n'est pas prêteuse C"est la sou moindre dt'faut. Ouc faisicz-vous au temps ehand." Dit-elle a cette emprunteuse. --- Nuit et jour a tont vcnnnt Je chantais, ne vous déplaise. - - You.i chantiez ? j'en suis f o n. aise: Kh bien! dansez maiiitenant. De mier is in haar ietwat snibbige gierigheid en zelfgenoegzame braafheid tegenover de bohémienne eigenlijk nog scherper gebeeld door Prins in de voortreffelijke regels i en 2, zonder dat, zooals Lafontaine doet, haar gierigheid met name wordt genoemd. Ook verklaart de krekel haar zorgeloos heid duidelijker door te zeggen: zong ik, als mij ingegeven". Reeds bij nadere beschouwing van het eerste gedichtje stellen wij het hooge gehalte vast van deze vertaling. Het bundeltje doorlezend geniet men als van oorspronkelijke gedichten en toch heeft het de aparte bekoring erbij echt franschen geest en echt latijnsche gevoelens te vertolken. Als men dezen versgevoeligen arbeid eens vergelijkt met het leelijke rijmwerk dat Ten Kate ervan heeft gemaakt, b.v. uit De Twee Duiven": Twee duiven beminden elkander recht teer; maar thniszitten smaakte den doffer niet meer. Op reis ! m den vreemde ! dit lachte hem aan. .Maar't gaaiken zei: ,,\\"aartoe die dwaasheid begaan '" is het of men een stoommachine hoort, want men is geneigd de ooren dicht te stoppen om ten minste deze ziellooze woorden niet te hoeven verstaan. Dit zelfde gedicht is door M. Nijhoff vertaald. Nu is Nijhoff voor het vertalen van poëzie, die met zijn wezen overeenstemt, wel de ideale dichter. Hij kent nauwgezet de waarde van elk woord, de wer king van elke woordverschuiving en schikking. Met vaste doch gevoelige hand weet hij de woorden zoo te plaatsen, dat hij er een maximum effect uit haalt en dat zij de bevalligste vormen en tevens de glansrijkste beelden vertoonen. Zoo vertaalt hij de beroemde passage: Mais un fripon d'enfant (eet age est sans pitié) Prit sa fronde etc. als volgt: -Maareen beroerd klein kind, die leeftijd heeft meen hart, .Mikt met /iju katapuit, irelt, en doodt voor driekwart .De hulploos fladderende stakker, Die voor zijn plannen zuaar beboet, .Met lamme vlerk en mauke vort, Voortspringt ei) hinkt lan^s veld en akker, Den kortsten weg naar luns inslaat, Door dik door dun, en inderdaad landelijk aankomt bij zijn makker. De natuurlijke gave om elk woord geldend te maken, te doen uitrollen in het gedicht, bezit Jan Prins misschien minder dan Nijhoff, maar daar staat tegenover, dat hij zich niet tot n fabel be perkt. Hij koos er veertig en hij koos de beste en de schoonste verscheidenheid. Telkens treft ook bij hem menige bewonderenswaardige vondst. De schalkschheid van het oorspronkelijke heeft hij met gelijke, goed geldende Nederlandsche munt be taald. Een enkele maal is het verloop van zijn zinnen wel eens zoo ingenieus, dat het dwingt tot naden ken, hetgeen ook al geen bezwaar is, daar toch de didactische pcëzie niet al te gemakkelijk mag vloeien om den lezer niet in den dut te brengen. Zoo vangt b.v. De Vos en de Bok" als volgt aan: welke laatste regel in het Fransch luidt: L'autre tait passémaitre en fait de tromperie. Natuurlijk was dit gemakkelijker" te vertalen geweest, maar Jan Prins heeft de voorkeur gegeven aan een wending, die eerder Fransch is dan Hollandsch om daarmee het karakter van het oorspron kelijke niet al te zeer van zijn overzetting te ver vreemden. Voor wie de fabels niet in het Fransch hebben gelezen, bevat dit bundeltje menige openbaring en verrassing, voor wie ze kennen een dubbel plezier van herkenning en hartelijke begroeting. C. J. KELK PAG. 8 DE GROENE N«. 3301

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl