De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 5 oktober pagina 14

5 oktober 1940 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

UITHUmGHEDEN Stadsinventaris De herfst DE herfst is in de stad gekomen zooals hij ook in bosschen en velden zijn intree heeft gedaan. Wat in de lente opgebouwd is, wordt nu weer afgebroken. De lente is het meest geliefde jaargetijde omdat de lente het eenige jaargetijde is dat vrouwelijk is. De lente is veelbelovend, de menschen houden zoo van haar dat ze de stad ontvluchten om de frissche groene weiden te zien, om de geurige lucht in de ademen en alle zonnestralen op te vangen. Voor de menschen die in de stad gekluisterd blijven is de lente een bos bloemen die men aan zijn ziekbed krijgt. In de lente doen de parken en plantsoentjes hun best, maar op het asfalt en tusschen de tramrails krijgt de lente geen schijn van kans. De herfst is als een grijsaard die om de jeugd glimlacht. De menschen wisten wel dat hij komen zou, maar toch gelooven zij ieder jaar weer op nieuw in de lente zooals ze aan de opkomende zon gelooven hoewel die iedere avond weer ondergaat. In den herfst laten de boomen hun bladeren vallen, de wind rukt er zoo hebberig aan dat ze ze maar loslaten. Waarom zouden ze" den wind niet ook wat gunnen, vooral nu hun bladeren toch niet meer zoo mooi groen zijn? Er komen dichters die met stemmingen langs grachten en parken dwalen, en zij bezingen de schoonheid van voorthaastende wolkenflarden, de ondoor dringbaarheid van nevel en mist, het geglinster van zilveren herfstdraden en het neerdwarrelen van het gouden loof. Dichters zijn altijd arm, daarom schrijven ze zoo graag over zilver, goud en andere dingen die ze niet hebben zooals de storm die in hun ziel ontbreekt. De natuur past zich aan, sommige dieren maken hun bed op voor hun winterslaap en zetten den wekker op Maart. Verslapen doen zij zich niet, dat kunnen alleen maar de menschen. De trekvogels gaan naar het zuiden, zij zijn benijdenswaard, want zij hebben geen paspoort noodig en weten van geen grenzen. De boo men voltrekken hun taak, ze laten hun vruchten op de aarde vallen. En of die aarde nu bestaat uit trottoir tegels met grabbelende kinderen die met steenen en stokken gooien om de boomen een handje te helpen, vooral als het kastanjes zijn, de boomen hebben hun plicht gedaan. Ook de menschen passen zich aan, evenals de boomen en planten hebben zij hun herfsttooi. Als de eindelooze trieste regenbuien begonnen zijn haas ten zij zich voort over het spiegelende asfalt in regenjassen, onder kleurige paraplu's en in glimmende kaplaarzen. Er waaien hoeden af, en paraplu's worden binnenste buiten gekeerd. Daar lachen andere menschen altijd om. En ze gaan naar kantoor of zaak, en ver langen naar huis waar het nu zooveel knusser is geworden dan in den zomer waar in de beslotenheid der muren gezelligheid is en rust als buiten de herfststormen woeden. Zoo zijn de menschen op hun manier tevreden. Natuurlijk zijn al deze dingen be trekkelijk, maar dat is de herfst ook. Want er komt weer een lente. Tooneel De getrouwde vrouw (Stadsschouwburg) PETER (Henri Eerens), de getrouw de man van de getrouwde vrouw (Annie van Ees) is op bezoek bij zijn vriendin Helene (Jos. van Gasteren) en omdat hij onwel wordt belt zij den dokter Walter (Jan van Ees) op en de vrouw van Peter, die dan ook respec tievelijk op het tooneel verschijnen om het conflict te laten beginnen. De situatie is na tuurlijk uiteraard pijnlijk, maar Wal ter, die de echte goede huisvriend van Peter en Anna is, tracht de situatie te redden door aan Anna te vertellen datHelene zijnvrien din is en dat Peter bij hen op bezoek was. Anna heeft echter direct door hoe de vork in den steel zit, maar zij laat er niets van blijken en speelt de rol van de onnoozele goedgeloovige vrouw. Zij speelt tooneel in het tooneelspel; dit is too neel in het quadraat dat uiterst knap gespeeld wordt door Annie van Ees. Zij begint een strijd op leven en dood tegen Helene, waarbij ze alle mogelijke groote en kleine menschelijke gevoe lens en reacties als wapen gebruikt. Peter begint te gelooven dat Walter een huisvriend in de ongunstige beteekenis van het woord is, en de onschul dige Walter gaat veronderstellen dat Annie van hem houdt. Zoo vormen deze vier menschen een schier on ontwarbaar kluwen van wantrouwen, haat, jalouzie, medelijden, verteedering, liefde en eigenliefde. En of Cor van der Lugt Melsert een bekwaam chirurg aan de operatietafel is, zoo legt hij als regisseur van dit stuk rnet een uiterste nauwkeurigheid de men schelijke karakters bloot met' de spelers die er voor geknipt zijn. Cabaret Saiioy-cabaret IN Savoy aan het Leidscheplein is een nieuw cabaret. Eigenlijk is het cabaret niet heelemaal nieuw, want de Utrechtenaren hebben het reeds leeren kennen onder den naam van Keldercabaret" onder een der ge welven van den Raadskelder. Maar hier speelt het niet in een kelder maar in een grillig zaaltje met mooie wand schilderingen en gezellige lichteffecten. Het kleine gezelschap geeft een pro gramma vol afwisseling. Twee henge laars (Herbert Perquin en Rob v. d. Bas) steken hun hengels het zaaltje in (ze vangen niets) en geven in een liedje blijk van hun eindeloos geduld. Dat liedje wordt een aangrijpende trieste obsessie en men moet er een extra glaasje Bols op drinken. Dan zingt Rob v. d. Bas een liedje met radde tong, een liedje over het bekomen van de schrik van de knal van het springen van de banden van de velgen van de wielen van de fiets van Piet Paaltjens. Het is maar een geluk dat we dat niet allemaal hoeven mee te zingen, want dat zou een Babylo nische spraakverwarring geven. Maria Soledad voert enkele Spaansche dansen uit met klepperende castagnetten, wat een lust voor oogen en ooren is. Verder leert men dat een tram nooit bij de vorige halte stopt en dat een kleine visch niet stinken mag. Een goed cabaret is leerzaam, maar deze leerzaamheid heeft niets afschrikwekkends. Daarvoor is er te veel onzinnigs. Bijvoorbeeld de sketch ge naamd De lachende Moordenaar" die belachelijk griezelig is in de driedubbel opgeblazen dramatiek. Eri Rouchéontpopt zich met haar liedjes als diseuse van internationaal formaat. Het programma wordt be geleid met goede muziek van Wim de Vries en zijn vleugelgenoot. Zoo heeft dit cabaret een eigen sfeer die prettig is voor menschen die er eens uit willen zijn, een eigen cachet dat het tot de goede soort van, ,kleinkunst" stempelt. Film Dansmeisjes (Alhambra) DANSMEISJES hebben een avon tuurlijk leven, vooral als ze sinds hun achtste jaar op het tooneel wer ken en daarbij groote reizen maken. De meisjes uit de dansschool van Jenny Hill (Lucie Höflich) zijn befaamd in alle groote variété's. Jenny Hill kiest een der meisjes uit tot captaingirl die zelfstandig de leiding van een troepje op zich moet nemen. Norma (Charlotte Thiele) aanvaardt haar nieuwe functie, haar troep heeft overal succes en tal van concurreerende dansgroepen zien dat met leede oogen aan. En dat zijn veel oogen. Er wordt dan ook getracht oneenigheid tusschen de meisjes te maken en omdat een knappe jongeman daartoe het meest geschikt wordt geacht, verschijnt Harvey Swington (Karl Raddatz) ten tooneele om tweedracht te zaaien. Harvey's gefingeerde liefdesbetuigin gen stuiten af tegen den muur van Norma's verantwoordelijkheidsgevoel voor haar troep. Als Harvey dan tot het inzicht komt dat hij eigenlijk on behoorlijk gedaan heeft, trekt hij zich terug, althans voorloopig. Ondertusschen krijgen drie meisjes uit den troep ten prachtige aanbieding met schiteerende vooruitzichten van een zekeren Torstone,eengewetenloozen agent der concurrentie. Zij kunnen zelfstandig worden, en ze willen opeens niets liever dan dat. Norma wil ze niet laten gaan, maar de drie meisjes nemen de beenen. Norma krijgt zorgen en wendt zich tot Harvey. Deze beweert dat hij haar lief heeft, en dat blijkt ook wer kelijk het geval te zijn. Als de meisjes een paar weken later in Parijs optreden, wordt Norma gearresteerd; ze wordt verdacht van diefstal. Er volgt een hevig schandaal dat door Torstone in scène gezet is. Zoo dansen de meisjes van het eene avontuur in het andere. Tenslotte weet Harvey zich te rehabiliteeren, als hij bij een brand in een theater een paar meisjes weet te redden. Tooneel j Mannen in de sncciih' (Bcutrix theater j IN het vorig seizoen waren de drie mannen reeds in de sneeuw, nu zijn ze er weer met hun blijspel dat oor spronkelijk van Erich Kastner afkom stig is. De drie mannen en de andere menschen die ten tooneele verschijnen, zijn De Jonge Spelers onder leiding van Ben Groeneveld. Ze spelen voor ons de lotgevallen van een millionnair, een zekeren Tobler, directeur generaal van een groot concern (Anton Burgdorffer) die er genoeg van gekregen heeft dat hij wegens zijn rijkdom altijd zoo uiterst vriendelijk bejegend wordt en daarom als armoedzaaier naar een duur hotel gaat om eens te zien hoe de menschen hem daar behandelen. Hij wordt er behandeld, en hoe ! De hotel directeur is er inmiddels achter ge komen dat er een verkapte millionnair in het hotel gekomen is, hij ziet een eenvoudigen gast, Dr. Hagedorn (Albert Snelders) voor den rijkaard aan en overlaadt hem met attenties. De echte millionnair krijgt een zolderkamertje zonder stroomend water, moet bood schappen doen en wordt als een hond behandeld wat hij heel leuk vindt. Zijn humor weet hij met zijn aanstekelijken lach op de zaal over te dragen, en al is Burgdorffer dan in werkelijkheid geen millionnair, rijk aan humor is hij wel. Dr. Hagedorn, die als prijswinnaar van een poetscrèmefabriek (waarvan Tobler die zich voor Schulze uitgeeft de directeur is) een reis naar en een verblijf in het hotel gekregen heeft, sluit vriendschap met den armen Schulze en vertelt dat hij reeds jaren naar een betrekking zoekt. Er is hier dus een werkloosheidsvraagstuk dat opgelost moet worden. En nog een ander vraagstuk, dat van de liefde, zonder welk een tooneelstuk bijna onbestaanbaar is. Dr. Hagedorn wordt verliefd op een juffrouw Schulze die onverwacht naar het hotel is gekomen om te voorkomen dat haar vader verdere dwaze stappen doet. Zij is in werkelijkheid de dochter van Tobler (Betty Kapsenberg), maar dat blijft natuurlijk geheim. Zij weerhoudt haar vader niet van verdere dwaze stappen, en dat is maar gelukkig ook. Want tenslotte worden de beide vraagstukken op een ideale wijze opgelost, bijna alle spelers zijn tevredengesteld en de toeschouwers eveneens, maar de hotel directeur niet, die vindt het bij de wilde beesten af". Tentoonstellingen /ohu Riideeher hij Huinck & Sc/io'jon IN het stemmige licht van het achter zaaltje van Huinck & Scherjon hangen teekeningen van John Radecker die als beeldhouwer meer bekendheid geniet dan als teekenaar. Maar op het platte vlak weet hij ons evenveel schoonheid voor te tooveren als in de ruimte. De tentoonstelling bestaat in hoofdzaak uit balletdanse ressen en naakten. Er is een enkel stilleven in olieverf, een tinnen kan tusschen een grijze en een blauwe doek voor een achtergrond met ter nauwernood zichtbare rose en groene tinten. Eigenlijk is er bijna geen kleur in dit werk, maar juist de subtiele tinten geven er de sterke bekoring aan. Er hangt een stadsbeeld van Parijs, de Pont St. Louis, een brug die zich met zijn gespierde n boog inde n mist uitrekt in zijn slaap. Radecker's nieuwste werk, het Rus sisch ballet, heeft de eereplaats midden aan den grooten wand, een plaats die het verdient. Het is een enkele greep uit de beweging van den dans, en het rhythme en de muziek stralen uit de teekening die een ode aan de schoon heid van het menschelijk lichaam is. Zoo zijn ook de andere teekeningen, verstarde bewegingen met weinig lij nen en weinig tinten, eenvoudig maar krachtig levend en daarom boeiend. PAS. n DE GROENE Ne. 3

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl