Historisch Archief 1877-1940
Een verhaal van De Groene
DE FARCEN EN ANNIE
NEEN, onze schikgodinnen Clotho, Lachesis
en Atropos zijn er met de jaren niet op
vooruit gegaan. Ze hebben, om zoo te
zeggen, geen initiatief meer, ze zorgen niet meer
voor een groote verrassing hier en daar, ze borduren
er maar op los. Vroeger gaf Atropos goeden raad en
sprak op wijzen toon. Thans is het, wat je noemt,
louw-loenen met haar; ze heeft trouwens spit in den
rug. Waar is de tijd gebleven toen ze nog de anderen
tot steun was? Toen ze nog eens zeggen kon: Zus,
doe nu eens dit of dat, maak dezen bruinen draad hier
vast, breek haar af en begin met deze citroengele,
dat staat aardig !
Al eeuwen zwijgt Atropos, zit verdaasd bij haar
antiek getouw en doet maar wat.
Je moet er mee te doen hebben !
Lachesis en Clotho, vroeger reeds afhankelijk
van het brein van de oudste der Farcen, zijn, kort
en goed, aan het broddelen geraakt. Als ze flink in
de knoop zitten roepen ze Atropos nog wel te hulp.
Want in het land der blinden blijft noog immer
koning.
Hoort nu en ziet wat daar de gevolgen van kunnen
zijn !
Lachesis weefde eens een groen-rood motief. Het
moest een Amor-motief worden, waar veel liefde
bij te pas diende te komen. Ze had een groene pijl
in een rood hart geborduurd; een karwei waar ze
twintig jaren mee was bezig gebleven. Toen ze aan
het veerenuiteinde der schacht gekomen was, legde
ze een dubbelen knoop in den wollen draad, en was van
plan, door een reeks knoopen eenig reliëf in de rest
der pijl te brengen.
Echter, de draad knapte af.. .. per ongeluk, maar
hij knapte....
O, At, zei ze, ik ben aan het broddelen.
Atropos stond op van achter haar houten gevaarte
en, terwijl haar gewrichten kraakten, sukkelde ze
naar Lachesis. Ze zei:
Neem me niet Kwalijk zus, maar dat lijkt
wel snert!
Waarom snert?
Veel te eentonig, rg leelijk dat groen. Je
moet die pijl heelemaal uithalen en opnieuw
beginnen.
En met een andere kleur?
Zeker.... o, goden, zus, me rug !. . . . meid,
je moet dezelfde kleur nemen, maar dan in het
blauw.
Hierop ging Atropos zuchtend weer naar haar
eigen gedoe en zuchtend knipte ze tienduizenden
draden door, daar ze, vanwege het intermezzo in
de war was geraakt.
En Lachesis die allén maar iets over eenzelfde
kleur verstaan had, wierp den uitgehaalden en afge
broken draad van zich, nam opnieuw de spoel met
de groene wol en begon, het zinnelooze van deze
handeling niet ziende, weer het roode hart dat
smachtte naar liefde, te doorpriemen met eenzelfde,
groene, saaie pijl.
Toen ze, opnieuw na twee en twintig jaren, zoover
gekomen was dat ze wér met het veeren uiteinde
der schacht zou beginnen, zei ze niet eens hèhè,
maar vroeg At om raad hoe nu verder de pijl af te
werken. En na twee en twintig jaren stond Atropos
wér op, en zich over het stramien heen buigende,
zei ze:
Het is wér snert zus !
ANNIE, toen ze achttien was; zag de toekomst
met vertrouwen tegemoet. Ze had heerlijke
blonde haren, groote verwonderde, blauwe oogen
eneen verrukkelijke n mond waar omheen een
spotlustig trekje danste. Haar figuur.... ach, laat ik
kort zijn:.... ze was een meisje waar wij, mannen !,
mocht het onzen levensweg gekruist hebben, voor
zouden hebben blijven staan om het zoolang
mogelijk na te staren. Wellicht hadden we nog meer
gedaan, hadden we hemel en aarde bewogen ten
einde haar woning te ontdekken, maar dan hadden
we bloemen gestuurd, bloemen en nog eens bloemen,
rozen en anjelieren, maar bloemen zoo rood als de
kleur van haar mond en haar hart. Ja, dat zouden
wij gedaan hebben en we zouden er heel zeker van
geweest zijn, dat het meisje haar wangen tegen de
ragdunne kelken der bloemen zou gestreeld hebben
en dat er iets van het stuifmeel van ónze rozen aan
de mat-rose huid van het meisje Annie zou gebleven
zijn. Ze zou de eene ruiker na de andere opgeheven
hebben tot haar heerlijk-glimlachenden mond en
vóórdat ze onze lippen zou gekust hebben, zou ze
de roode bloemen die wij haar stuurden eerst kussen.
En wij zouden, als eenmaal haar geurende
lichaam in onze armen gerust had, een leven met
haar begonnen zijn, gansch verschillend van het
leven dat Tom met haar gepresteerd heeft.
Torn was een idioot!
Toen Tom haar adres gevonden had en haar
bloemetjes had laten thuisbezorgen, wachtte hij
nog slechts korten tijd voor hij zich met Annie ging
verloven. Nog een korten tijd en ze trouwden.
Hun huwelijk was niet bepaald slecht, o volstrekt
niet, het was slechts vervelend. Het kan zijn dat
Tom vroegtijdig een oud heertje werd, het is ook
mogelijk dat hij werkelijk geen fantasie bezat; maar
als dit laatste waar is, hoe is het dan te verklaren
dat hij af en toe wat planten meebracht?
In ieder geval was Tom een man, die, had hij
eenmaal een begin gemaakt met een of andere ver
siering van zijn doodgewone leven, daar onmiddellijk
mee door ging, alsmaar mee doorging. En er nooit
aan dacht dat z'n vrouwtje een bloedwarm wezentje
was dat óók wel eens verlangde naar wat anders.
Aangezien een week zeven dagen heeft, had Tom
voor iederen avond wat kunnen bedenken, maar
Tom was een idioot en bleef halsstarrig doorgaan
met biljarten bij Kras, kegelen bij Kras en pandoeren
in een voorkamer.
Na een jaar bleef Annie zelfs de pandoeravondjes
thuis en liet alle hoop op eenige verandering, abso
luut varen; ze wachtte voorbeeldig op haar man,
die nooit later dan twaalf uur thuiskwam. Ach, en
dan brak de nacht aan, en daarna een nieuwe dag
en die dag eindigde wel weer in een avond.
Annie, die begonnen was haar kleine tanden in
de bloemen van Tom te zetten, verwelkte nochtans
niet, ze leed, wonder boven wonder, ook niet zoo
hél erg; ze hield natuurlijk ook niet meer zoo hél
erg veel van Tom, want verveelde zich in haar
huwelijk, ononderbroken. Bovendien had ze het
finantiëal ook nog goed, zoodat zelfs de spanning
van het leven bij den dag ontbrak.
Alles goed en wel, dacht Annie wel eens,
maar zóó iets !
Dan kocht ze weer onverantwoordelijke bergen
kleeren, dure make-ups en bracht bezoeken aan
vriendinnen.
Toen ze twee en twintig jaar getrouwd waren,
werd Tom gepensionneerd. Op een dag, toen hij
onwennig door het werkelooze van de
voorbijkruipende dagen (bovenal onwennig omdat zijn
leven nog niet op werkeloosheid was ingesteld),
eindelijk eens meer aandacht aan zijn jonger
vrouwtje ging besteden, ontdekte hij iets dat hem
evenzeer verteederde als haar lieve oogen het hem
een twintig jaar geleden deden. Hij zag iets kwijnends
in haar slanke gestalte en een traan in het lieve
oog, terwijl ze naar een portretje keek. Het was een
kiekje van Bob en Bob was een schoolmakker van
Annie uit haar H.B.S. tijd. Bob was zoo onverstandig
geweest om in den tijd, toen wij allemaal, en óók hij,
verliefd op Annie waren, gén bloemen te sturen.
Ja, dat zag Tom. En toen voer een schok door
Tom en begon hij zich aan zijn vrouwtje te wijden.
Maar juist toen hij prospectussen van automobielen
had aangevraagd, stierf Tom en liet Annie een
fortuin en de herinnering aan een plichtsgetrouw
echtgenoot na.
De maanden van den rouw gingen voorbij, en er
werden bloemen bezorgd, roode bloemen, rozen en
anjelieren. En de vrouw Annie legde haar wangen
tegen de dunne bloemkelken en streelde haar wangen
met de bloemen, en van het stuifmeel bleef er iets
aan de haast onzichtbare haartjes van haar wangen
achter. Toen Bob, die meer dan twee en twintig
jaren op haar gewacht had, haar geurende lichaam
in zijn armen hield, zei hij: Eindelijk, eindelijk. . .
En de een zei: We gaan nu trouwen, jij en ik
gaan nu trouwen.
En de ander antwoordde: Ja, we gaan trouwen.
Doch toen ze in Nice getrouwd waren en in
Holland terug kwamen van hun huwelijksreis,
begon alles cht te worden.
Want op een avond, nadat ze een paar dagen in
hun splinternieuw huis hadden doorgebracht, en
ja. ... splinternieuw gemeubileerde huizen zijn een
beetje ongezellig .... maar na een paar dagen dus,
zei Bob:
Hoor eens Annie, je vind toch goed, hoop ik,
dat ik een paar gewoontes uit mijn vrijgezellentijd
onderhoud ?
Annie vroeg angstig:
Gewoontes?
Ja liefste .... ik had de gewoonte om 's Maan
dags te biljarten bij Kras en 's Woensdags te kegelen
bij Kras en....
En soms te pandoeren is het niet?
Juist ! ! ! Hoe weet je dat?
Ik raad het maar, jongen.... Nu, ga je
gang !
Ach ja, zei Bob die óók een idioot was, ik heb
het je nog niet gezegd, maar wat heb ik dikwijls op
Tom gevloekt als ik hem bij Kras ontmoette....
ATROPOS, zich over het stramien van Lachesis
heenbuigende, zei:
Het is weer snert zus !
Waarom snert ?
Je hadt wél dezelfde kleur, maar in 't blauw
moeten nemen. Hoe lang werk je nu al aan dat
arme hart ?
Vier en veertig jaren.
Begin, zei Atropos, met een anderen draad
een ander hart te weven. Dit hier breek ik af M ....
En met bevende gebaartjes hief ze het roode hart
uit het weefsel op en met de brokken tanden uit
haar ouden mond, beet ze een keer hél vinnig,
nijdig van haast en woede om het verlies van bijna
een halve eeuw, den rooden draad, waar het hart van
gemaakt was, doormidden. De roode spoel wierp
ze Lachesis voor de voeten.
Bob was werkelijk ontroostbaar.
WALTER BRANDLIGT
PAG. 16 DE GROENE No. 3302