De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 12 oktober pagina 10

12 oktober 1940 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Pietro Aretino, schurk of genie? ER zijn figuren, over wie de geschiedenis het oordeel van den tijdgenoot als het ware pas klaar kon overnemen; latere documenten bevestigen alleen, dat het mannen-uit-én-stuk zijn geweest, die levenslang met hun intieme persoonlijk heid konden verantwoorden wat zij voor het oog der wereld deden. Dienden zij den staat, dan hadden zij doorgaans een eenvoudige, voor weinig wijziging vatbare staatsopvatting en ze bleven daaraan trouw in vóór- en tegenspoed. Waren zij kunstenaars, dan leefden zij gewoonlijk eenigszins teruggetrokken en verwerkelijkten hun schoonheidsideaal met de rustige vasthoudendheid van iemand, die weet, dat hij een roeping vervult. Roem of smaad veranderde hun wezen niet; ballingschap, ziekte, gevangen schap of wat zij anders moesten doorstaan, scheen de rechtlijnige werkdadigheid van hun gedachte niet te stuiten. Zij keerden er ongehavend uit weer, dezelfden, die zij te voren waren. Bilderdijk die in strijd met zijn wisselvallige temperament gaarne zulk een type was geweest, karakteriseerde zichzelf als ,,semper idem". Dit woord blijft ook in de geschiedenis op deze figuren van toepassing: na hun dood zijn zij nog altijd in de waardeering van het nageslacht hetgeen zij zijn geweest in de oogen hunner tijdgenooten. Smaak of begrip kunnen zich tijdelijk afwenden, maar laten, het algemeene karakterbeeld van deze gestalten onveranderd: niemand zal Potgieter beschuldigen van ontucht en verraad, niemand zal schrijven, dat Groen van Prinsterer omkoopbaar was, niemand zal op het idee komen, te beweren, dat Vincent van Gogh baat zuchtig is geweest. Deze menschen vertoonden een trouw aan zich zelf, waardoor zij bij de latere generaties een zekere trouw verdienen. Maar er zijn andere, over wie het oordeel wisselt met den smaak. Ze worden nu eens gehuldigd, dan weer verguisd, naar gelang het inzicht der tijden. Tijdens hun leven waren zij omstreden. Zij blijven raadselachtig na hun dood. Vriend of vijand van hun gedachtensysteem blijkt meestal ook vriend of vijand van hun nagedachtenis. Men behoeft heelemaal niet liberaal te zijn om de karaktereigen schappen van Potgieter voor degelijk te houden, doch dat Douwes Dekker een degelijk man was, zal uitsluitend worden beweerd door menschen, die hem gaarne lezen. De vijanden van Multatuli's stijl zullen Aretino, geschilderd door Titiaan steeds hun kritiek ook uitstrekken tot zijn persoon. Ditzelfde nu is het geval met den felsten pamflettist uit het tijdperk der Italiaansche Renaissance, Peter van Arezzo, naar zijn geboorteplaats l'Aretino genaamd. Als kunstenaar is hij beurtelings bewon derd en gesmaad. De bewondering steeg zoo hoog, dat zij hem de bijnamen bezorgde van den goddelijken Aretijn" en den geesel der machtshebbers" (Divus Petrus Aretinus flagellum principum), maar de versmading daalde ook zoo diep, dat zij den veilen veelschrijver" niet slechts voorstelde als karakterloos, omkoopbaar, valsch, vleizuchtig, rancuneus en gierig, maar dat ze zelfs zijn herkomst overschaduwde met laster, en zijn moeder, die model gezeten had voor het schilderij der Madonna, dat in de Pieterskerk te Arezzo hangt, tot een publieke vrouw maakte. Voor sommige, ook heel bekwame auteurs, is de figuur van Aretino de samenvatting van alle bandelooze gemeenheid, die de Renaissance in Italiëkon opbrengen. Het vreemde hierbij is, dat er eigenlijk nog geen volledige biografie van Aretino bestaat, die recht doet aan alle documenten. Van zijn geschriften zijn er vele nooit herdrukt. De werken, waarin hij be handeld wordt, bespreken hem partijdig, nu eens als een der grootste pamfletschrijvers, dan weer als een der grootste misdadigers uit de wereldhistorie. Mazzucchelli verzamelde in zijn boek over Aretino allen laster, dien hij bij persoonlijke vijanden van den satyricus vond. Dit werk werd door DujardinBoispreaux in het Fransch vertaald (Den Haag, 1750), en vestigde in de Noordelijke landen het definitieve oordeel over den Goddelijken" schelder; men kon misschien nog beter zeggen: het afdoende vonnis. Alle latere Fransche, Nederlandsche, Duitsche en Engelsche auteurs zijn bij Mazzucchelli te rade gegaan; slechts de romanticus Philatère Chasles die zoo vaak een eigen idee had over historische personen, wist Aretino wat gunstiger te zien en besprak hem in zijn Etudes sur W. Shakespeare, Marie Stuart et l'Arétin" (Amyot, Parijs, 1851) als den vader van het moderne journalisme. Tot een juiste beschouwing van Aretino's karakter heeft niemand meer bijgedragen dan de Italiaansche historicus Alessandro Luzio, maar hij stierf in het begin dezer eeuw, voordat hij zijn studies had samen gevat in een blijvend werk, en zoo komt het, dat Archief foto zijn milder oordeel niet is overgenomen door de kritiek. Verleden jaar nog bezorgde de Duitsche schrijfsterElseHocksteFreiburgim Breisgau een stu die over Paus Adriaan VI, waarin de boosaardige Venetiaan Pietro Aretino" het terloops moet ontgelden. Hij heeft het er inderdaad naar gemaakt en het kost dan ook moeite, bij Aretino gunstige gemoeds bewegingen te veronderstellen. Zijn leven is avontuurlijk genoeg geweest om te boeien, maar dat hij het zou hebben gewijd aan den dienst van een ideaal is ongetwijfeld te veel gezegd. Hoogstens mag men in het midden brengen, dat hij als pamflettist een aanleg volgde, groot genoeg om hem recht te geven op erkenning als man van genie. Zijn gedrag geheel goedpraten is onmogelijk. Hij was tenslotte een geestelijk terrorist, wiens liefste bevrediging hierin bestond, dat men zijn scherpe pen vreesde. Met de waarheid nam hij het niet zoo nauw, wanneer hij maar dit effect kon bereiken. In 1492 werd hij te Arezzo geboren. Zijn vader was er schoenmaker en heette Luca; zijn moeder Tita, een meisje uit het volk, had inderdaad als model gediend voor het schilderij der Madonna, dat te Arezzo in de kerk hing. Door de zorg van den beroemden Giorgio Vasari, den levensbeschrijver der schilders, bekwam Aretino in zijn rijke jaren een copie van dit schilderij. Het hing te Venetiëin zijn werkkamer, en hij toonde het opgetogen aan al zijn gasten. Titiaan heeft het bewonderd, en prees in het bijzonder de maagdelijke reinheid der gelaatsuit drukking, de bescheidenheid en bekoorlijkheid van houding en gestalte, de preciesheid der gelijkenis, want hoewel hij Tita niet persoonlijk had gekend, vond hij haar trekken zuiver terug in Adria, de dochter van Aretino. De pamflettist zweeg in zijn werk zorgvuldig over zijn familie, maar uit deze gegevens weten wij, dat hij veel van zijn moeder heeft gehouden. Die weten schap is te waardevoller, omdat Aretino vrijwel nooit een persoonlijk gevoel van genegenheid uitdrukte. Daar lag zijn kracht als kunstenaar ook niet. Aretino had twee zusters, die door Mazzucchelli worden voorgesteld als de sieraden van het bordeel van Arezzo"; zelfs vertelt deze levensbeschrijver dat Aretino zijn dood zou hebben gevonden door de schuld van die zusjes, want toen men hem vertelde wat zij deden om hun klanten te bedriegen, zou hij in het onbedaarlijk gelach hierover zijn gestikt. Dit alles is fantasie. De zusters van Aretino zijn op huwbaren leeftijd met burgermenschen getrouwd; de kinderen, die zij nalieten, werden door Aretino zelf opgevoed. De satyricus is wel onverwacht ge storven, te Venetië, op 21 October 1556, doch hij bleef dood in zijn leunstoel omstreeks vijf uur in den namiddag, terwijl hij alleen in de kamer was. Zijn begrafenis werd bekostigd uit den prijs, die de zware gouden halsketen opbracht, hem door den koning van Frankrijk geschonken. Ook de geruchten over den fantastischen rijkdom, dien hij door chantage-geschrijf zou hebben verdiend, zijn dus wel onbetrouwbaar, althans sterk overdreven. Wat wij over zijn jeugd weten, is grootendeels door vijanden verteld, doch het staat vast, dat hij op school weinig geleerd heeft, en dat hij als jongen thuis wegliep, zuiver uit avontuurzucht. Hij werd nu schildersgezel, en volgens de legende moet hij als jong schilder godslasterlijke grapjes hebben uitge haald met heilige schilderijen, die hij te restaureeren of bij te werken kreeg. Zoo iets lag wel in zijn aard, maar men bedenke, dat aan Aretino, toen hij een beroemd man was, zoowat alle geestige invallen werden toegeschreven, die in heel Italiëwerden uitgedacht, evenals de kwinkslagen van Parijs tegenwoordig vaak op rekening van Tristan Bernard worden gesteld of dichter bij huis de beste moppen van Amsterdam uit het vernuft van Buziau heeten voort te komen. Natuurlijk heeft dit altijd zijn reden. Maar het is daarom nog niet allemaal waar. Een deugniet was de jonge Aretino, een schilder was hij niet. Al stelt men hem niet verantwoordelijk voor de twaalf ambachten en dertien ongelukken, waarmede zijn bespotters hem later hebben geplaagd, hij heeft toch zijn mislukkingen gekend voordat hij verbonden werd aan de hofhouding van Paus Leo X te Rome. Aan dit hof hadden schrijvers van talent een goed leven. De humanisten Bembo en Padolet waren secretaris van den paus; Bibienna, die de nogal vrijmoedige comedie van Calondria had geschreven, werd kardinaal gecreëerd; de monnik Fra Mariano, die lachwekkend was omdat hij zoo onwaarschijnlijk veel kon eten, werd pauselijk hofnar. In dit millieu maakte Aretino heusch geen slecht figuur. Een mensch, die erin slaagt, zijne be geerten te bevredigen, verlengt zijn levensduur'', was zijn levensopvatting, waarmede hij het bij de pausen uit het huis der Medicis tamelijk ver kon brengen. Later, toen hij zijn naam als schrijver gemaakt PAG. 10 DE GROENE N..3303

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl