De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 12 oktober pagina 13

12 oktober 1940 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

bele horloge-kettingen met welluidenden aanhang. De Fransche Revolutie bracht een volslagen verandering van levensstijl teweeg. Evenals veel andere luister, verdwenen ook de juweelen nagenoeg geheel. In den Empiretijd, met zijn onstuimige voorliefde voor alles, wat naar het antieke zweemde, droeg men bijna uitsluitend gouden sieraden naar Romeinschen, Etruskischen of Griekschen trant en voor het overige dia manten en parels. Toen Napoleon, na den slag bij Belle Alliance vluchtte, liet hij zijn hoed achter, waarop een agrafe, met 22 groote solitaire en 121 kleine brillanten. Een Hongaarsch magnaat, Esterhazy genaamd, hield er in dien tijd een met juweelen bewerkte parade uniform op na, opgeluisterd met 7 millioen aan edelsteenen. Het was niet alleen wat dat betreft een kostbaar tenue, maar ook het onderhoud kwam den graaf, na eiken keer, dat hij zich aldus in pontificaal had uitgedost, op 8000 gulden te staan. Nadien is het echter voornamelijk nog de vrouw, die sieraden draagt, de man beperkt zich nu definitief tot een dikwijls uitvoerig versierd horloge een eenvoudige dasspeld en een enkelen ring. Doch de damesmode van den Biedermeiertijd met groot décolleté, korte mouwen en romantische kapsels geeft gelegenheid te over tot het dragen van colliers en lange kettingen, breedéarmbanden, oorbellen, diademen met juweelen bezette gespen, ceintuurs, beugeltasschen, haarnaalden, boeket houders en waaiers. Al deze toilet attributen achtte men althans voor den avond vrijwel noodzakelijk. Zij waren gewoonlijk samengesteld uit kleine parels, vergeet-mij-niet-blauwe turkooisjes, granaten, onyx, bloedkoraal en cornalijn, bij voorkeur in bloem- of stervorm en hadden dezelfde vriendelijk-sentimenteele charme als de gepolijste dametjes uit dien tijd. Het zijn sieraden, die ons ook nu nog zeer lief zijn. In den verderen loop van de igde eeuw werd de mode op het gebied van juweelen tamelijk plechtig, vervolgens van een ietwat onwaarschijnlijke coquetterie. En na een periode van een zekere smaakverbijstering, kort na1900 toen een overdaad van fonke lend materiaal als bijzonder begeerenswaardig werd beschouwd herleefde op den duur de belangstelling voor edel- en halfedelsteenen in al hun glo rieuze verscheidenheid, de liefde voor 'sieraden, die bij al hun fascineerende, ?t uiterlijke eigenschappen, in vele get vallen een ideëele beteekenis hebben. v COL UMBINA Recept van de Groene Een Gourmand vroeg: wil je dit recept eens aan mijn vrouw geven ?... hier is het antwoord: Profiteer allereerst van de laatste spinazie ! en rasp voor de te bakken groente- plus aardappelkoekjes, voor ruim 4 personen, in een kom ro rauwe aardappelen fijn. Daarna verdwijnt hier ongeveer 2 lepels bloem in (de hoeveelheid hangt af van uw soort aardappel, het beslag moet nl. een vrij dikke pap worden). Voeg nu toe: kerry, maggi, daarna op uw hakbord fijngemaakt 1/2 pond rauwe spinazie en een fijngemaakt uitje (i ei er doorheen is overbodig, maar zoals vele overbodigheden erg lekker). Nu komt uw koekenpan en in heel weinig olie worden hierin enige koekjes tegelijk gebakken. Ik schep het beslag met een lepel in de pan en fatsoeneer ze met een vork tot nette bruine koekjes bij. Vooral niet te dik maken! Uit het dagboek van een tuinarchitect HET is voor elkaar, hoera! De zandweg wordt verhard, een brug of dam komt over de sloot en mijn tuin is de ramp van een eindeloos lange op rit bespaard gebleven. Ik heb getekend en nog meer uitgegomd en weer getekend ! Daarna heb ik uren gedwaald langs de straten zon der aan iets anders te denken dan aan mijn tuin. De moeilijkheid is altijd het geheel te blijven overzien, je niet te verliezen in bijkomstigheden. Hoewel je op papier het beste de verhoudingen ziet, de ene lijn als het ware vanzelf sprekend voortvloeit uit de andere en zo het geheel langzaam groeit, moet je toch ook van tijd tot tijd het potlood laten rusten. Een tuin is nog iets anders dan vormen en lijnen alleen, een tuin is ook ruimte en licht en hier buiten moet de tuin ook n zijn met het omringende landschap. In de beslotenheid van een werk kamer is dat soms moeilijk te omvatten maar buiten is het me of het beeld van het terrein achter mijn ogen staat. Zo wandel ik dan en inplaats van huizen en straten zie ik het wijde land, de lijn van de duinreeks in de verte, de boomgroep rond de oude boerderij en de rechte sloten door de weiden. En zoetjes aan groeit er een zekerheid in me en weet ik tenminste hoe het niet moet zijn. In de lange gesprekken met mijn opdrachtgever had die zijn ideeën naar voren gebracht, zijn wen sen, zijn illusies. En een van de belang rijkste hiervan was het bezit van een grote vijver, een vijver met veel vissen, met waterlelies en moerasplanten. Er waren herinneringen aan vroeger, aan de schooltijd als je op de eerste warme voorjaarsdag met een inmaakpotje en een schepnet gewapend langs de sloten zwierf op zoek naar salamanders. Hoe altijd het water trok en boeide en niet alleen toen, ook nu nog, al is de nei ging met het schepnetje te vissen mis schien intussen verdwenen ! Een vijver moest er dus komen, maar wat voor een ? Uit het gesprek dook steeds weer de voorstelling op van iets heel groots; een vage, wijde armzwaai gaf een reusachtige plas aan, omvatte bijna de gehele tuin ! En in dat water moest een eilandje komen met een treurwilg en een rustiek brugje. Mijn opdrachtgever zag het, maar ik zag het niet! Dat ongerepte terrein, de wei landen en de sloten, de duinen op de achtergrond en daartussen plotseling een grillige, romantische vijver ? Nee, het wou er nog niet bij ms in. En al lopende drong het langzamerhand tot me door waarom zo'n enorme vijer hier niet paste, niet hoorde in dit land schap. Als we een tuin willen laten aansluiten bij de omgeving dan moe ten de hoofdmotieven van dat land schap ook in de tuin worden herhaald. Hier zijn dat de rechte sloten, de een voudige strakke lijnen en de natuur lijke begroeiing. Maar soms als ik zo loop te peinzen, raak ik verward in mijn eigen beschouwingen, want als ik dat principe een beetje verder door voer dan laat ik mijn tuinen buiten zoals ik ze vind: natuur ! Een mooie tuinarchitect zou ik zijn die alleen maar aanraadt het terrein net zo te laten liggen, weilanden en sloten. Ja, een echter natuurliefhebber en een tuin architect komen soms met elkaar in conflict en des te meer als ze n per soon zijn ! Een dergelijk conflict moet ik dan ook eerst uitvechten en dan stel ik mezelf weer de vraag: Wat is een tuin ? En altijd kom ik er weer op terug, dat een tuin vele dingen tege lijk wil zijn maar het is bovenal het natuurlijke groeien en bloeien in een door de mens bewust gewilde vorm. Dus eigenlijk een compromis? In vroe ger tijden was dit allemaal anders; toen speelde de natuur maar een onderge schikte rol in de tuin. Toen waren het vakken en strepen en punten vol ge plant met stijve perkplanten, afgewis seld door precies in de vorm geknipte bollen of pyramides. De paden waren breed en liefst met witte kiezel be strooid, zelfs de laanboomen werden geknipt tot strakke wanden. Vijvers waren ornamentaal en voor moerasplanten was hier geen plaats. De na tuur was immers overal rondom, de natuur was zo vanzelfsprekend, dat nie mand er ook maar enige aandacht aan schonk. De tuin daarentegen, die was knap aangelegd, die was een wonder. Eigenlijk moest ik dus erkennen, dat mijn tuinen decadent zijn. De mens is zo van de natuur vervreemd, dat hij meent de natuur in zijn tuin te kunnen halen. Maar decadent of niet, ik houd van deze tuinen, ik houd van dit in elkaar overgaan van natuur en tuin, ik houd van de vasteplanten-borders, die gegroeid zijn uit de bonte bloemenranden langs velden en wegen maar waarin door vorm en kleurschakering toch een bewuste gedachte, een vaste lijn tot uiting komt. En ik houd van de vijvers met hun wilde plantengroei langs de kant en de wijde wolken hemel, die in het water weerspiegelt. Natuur en tuin ! Ja, n van mijn kennissen beweert, dat mijn tuinen godslasterlijk zijn ! Dat ik me verbeeld het beter te kunnen dan de natuur, beter dan God. Het zij zo ! Ik ben weer hopeloos afgedwaald. Dat gaat altijd zo als ik me verdiep in het wezen van mijn vak. De erkenning, dat mijn vak een compromis zou zijn zit me altijd weer dwars. Een compromis? Nu goed, dan maar een compromis en zelfs dan nog is mijn vak een wonder ! Vandaag was het een druilerige regendag, een stille gezapige regen. Ook zo'n dag kan mooi zijn, van een vage, onbewuste schoonheid. Ik liep langs een rand bloeiende asters en opeens drong het tot me door, dat herfstasters veel mooier zijn bij zulk weer dan in stralende zonneschijn. In de zon is het altijd alsof ze dof worden, de kleuren vaal, maar onder zo'n stille, gelijkmatig grijze regen is het alsof de asters licht afstralen, of ze glanzen in een onwezenlijk, zilverachtig licht. Heel lang heb ik er geboeid naar staan te kijken: het waren donkerpaarse straalbloemen met een geel hart en kleinere zachtlila. Ook waren er heel teer-rose bij, allemaal in elkaar ver vloeiende tinten. Alleen een witte herfst-anemoon blonk op tussen de natte kleuren. In de achtergrond stond een groep hoge donkerrose Asters Barr's Pink, een sterke groeier. Een bijtje zat er verkleumd nog naar honing te zoeken, maar ik ging naar huis naar de warme kachel ! Tusschen veel zachte tinten glanst de witte herfst-anemoon Archief PAG. 13 DE GROENE N». 3303

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl