De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 12 oktober pagina 3

12 oktober 1940 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER OPGERICHT 1877 Redactie ei? Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C., Telefoon 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening: 72880 Gemeente Giro G 1000. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd. 12 OCT. 1940 DE WIJZIGINGEN DER HISTORIEBESCHOUWING ER zijn tijden, dat men boeken leest als tijd verdrijf, als amusement en er zijn andere tijden, dat men, dezelfde boeken in handen krijgend, ze herleest met geheel andere oogen, met een geheel andere ontvankelijkheid. Dit be treft dan de beteekenis, die een schrijver of het door hem behandelde onderwerp voor ons heeft gekregen; het zijn vooral wij, die veranderd zijn en waardoor onze belangstelling een wijziging heeft ondergaan, alsof ons nu pas~ dingen in het oog springen en treffen waar wij eerst over heen lazen. Hetzelfde is het geval met de dingen, die men beleeft. Wij hebben onze ontvankelijke tijden, de tijden, dat onze instelling tegenover de gebeur tenissen volmaakt ongeïnteresseerd is en het een zich in het ander oplost zonder dat wij er een blij vende indruk van ondergaan, en er zijn tijden, dat wij getroffen stil staan, ons bezinnend op een gelijkenis met andere gebeurtenissen, die ons frappant parallel schijnen met wat wij zelf eens beleefden. Zoo gaat het ook met onze belangstelling voor geschiedenis. Geschiedenis ondergingen wij veelal als iets waarbij wij zelf slechts min of meer geïn teresseerde toeschouwers blijven. Voor velen was het zich verdiepen in geschiedenis als een soort ontspanning van den geest, als lazen zij een verhalenboek en wat zij lazen deed zich aan hen voor als was het een kleurig beeld op een wazig fond van werkelijkheid. Het kwam zelden in ons op de gebeurtenissen van het verleden te ontdoen van de romantiek eener andere aankleeding, de menschen te onthullen van hun bepaalde bij een tijdperk behoorende uiterlijkheid, hun daden te zien buiten de heldensfeer, die ons traditie en school boekjes hebben bijgebracht. Zelden, te zelden zagen wij geschiedenis als iets, dat voorbijtrekt, zich herhaalt en zich in de toekomst voortzet. Daaraan heeft in de eerste plaats schuld het specialiseeren in de historie beschrijving tot geschiedkunde, waarbij de historische wensch vrij wel volkomen uitgeschakeld werd ten behoeve van de historische details, en die van de historie een wetenschap als van een antiquiteitenkamer heeft gemaakt, een kennis van attributen van een tooneeldecor, een kennis van alles wat om de men schen heen ging, hun zeden, hun gewoonten, hun staatsbestel, alleen voor de menschen zelf niet. Te weinig hebben vooral de 19-eeuwsche geschied kundigen, die van de geschiedbeschrijving, aan vankelijk een kunst in schrijvers, een wetenschap maakten, den historischen mensen weten te plaat sen in het middelpunt van wat zij beschreven en de groote veranderingen in de geschiedenis laten zij enkel tot ons komen als gebeurden zij buiten de menschen om, die ze ondergingen. Maar toch: dezelfde woorden komen in de monden van dezelfde menschen terug, dezelfde daden werden bedreven uit dezelfde menschelijke impulsen, al besturen zij ook de groote raderen van een staatsbestel, al omvatten hun handelingen ook een wereldgebied en steken zij zelf als op stelten ver boven hun medemenschen uit. En zoo herhalen de gebeurtenissen, die wij geschiedenis zijn gaan noemen, zich telkenmale opnieuw en zijn, gezien met het oog voor men schelijke handelingen, de handelingen van histo rische menschen voor ons evenzeer een product van beweegredenen, die niet verstandiger of onver standiger blijken dan die, welke de menschen van onzen eigen tijd drijven. Historie is de leerschool der volkeren, is wel eens gezegd. Maar dan ook gezien, niet als een voldoen aan onze zelfgenoegzaamheid door het -vertellen van verleden heldendaden, maar als een spiegel, die het verleden ons voor het heden voorhoudt. De historie geeft ons aanleiding ons op veel te bezinnen en er zijn tijden, dat wij tot die bezinning meer geneigd zijn dan in andere tijden. Dat zijn de tijden, dat wij zelf geschokt worden, de tijden, dat de historie ons met een waarschuwende vinger maant aan verleden gebeurtenissen, die zich op nieuw herhalen en ons dwingen de oogen te richten naar een ontwikkeling der dingen, waarvan ook het verleden voorbeelden biedt. In de laatste jaren heeft historie steeds meer onze belangstelling gekregen. Het verschijnsel is reeds vaak geconstateerd en op verschillende wijze uit gelegd. Is onze historische zin zooveel meer ont wikkeld dan vroeger? Neen, maar de historie is ons toegankelijker gemaakt juist door die moderne historiebeschrijvers en biographen, die besefd hebben, dat historie werkelijkheid is en haar be schrijving geen abstracte wetenschap, buiten den mensch, die historie maakte", om. De moderne historiebeschrijving streeft er naar ons de histori sche menschen als onze menschelijke gelijken te toonen. Wat ons bevreemdend lijkt in sommige van hun daden wordt door de psychologie verklaard, wat den wetenschappelijken geschiedkundige doet stilstaan als voor door de feiten niet te verklaren raadselen, onthult de met intuïtie begaafde schrijver als gesproten uit een samenstel van tegenstrijdige handelingen, uit de psyche van den betreffende verklaarbaar. Kortom, de weg naar den historischen mensch is door de moderne geschiedbeschouwing voor ons gebaand en maakt ons vertrouwd met toestanden en verhoudingen, die, in hun levend verband gezien, ons als waren zij heden ten dage geschied voor oogen komen. Zoo kunnen de inzichten veranderen wanneer wij hebben leeren zien. Dan hebben wij veel daarvan te danken aan de schrijvers, die begrepen hebben wat de historie werkelijk voor ons beteekent en wat wij door haar van onszelf, ons verleden, heden en toekomst kunnen kennen. De wijzigingen der historiebeschouwing plaatste ik als titel boven dit artikel. Wij hebben ons los gemaakt van de opvatting, dat in de historie de dingen gebeuren door een deus ex machina", een ingrijpen van noodlotkrachten als in de antieke tragedie. Golven en tegengolven treden op, over woekering en terugdringing, en noodlotskrachten kunnen er in de geschiedenis zeker heerschen, zooals ook de individueele mensch soms schijnt te handelen als onder den dwang van een lotsbeschik king, dat hem naar opgang of ondergang drijft. Maar inzicht zoowel als verblinding hebben hun tijd van voorbereiding. Niets geschiedt zoo plot seling, dat het geen oorsprong heeft, al mag het ons, toeschouwers, soms zoo schijnen. Veranderingen in machtsverhoudingen voltrekken zich even nawijsbaar als de groei van een plant, al komen zij voor hen, die de oogen ervoor sloten of het niet zagen, met een schok, die wakker doet schrikken. Maar het ging meer zoo, de geschiedenis heeft er talrijke voorbeelden van, en in het trekken van parallellen kan een leering schuilen, die niet zonder vrucht aan ons behoeft voorbij te gaan. Men sla de historie op en leze erin als in een boek. Maar men moet het ook verstaan te lezen. Wij behoeven ons niet meer van onszelf vervreemd te gevoelen als wij onze verbondenheid weten met wat ons verleden ons leert. Even als de mensch hebben de historische tijden hun momenten van depressie en regeneratie, ebben zij af en vloeien zij aan. Dat zijn de tijden, dat de mensch werkeloos schijnt of vol daad kracht. Uit de depressie wordt ook in de historie de daadkracht geboren. Even als Pasteur geloovenwij niet, dat de mensch als een microbe kan verdwijnen, de historie bewijst het met haar groote golven van ondergang en weer opgang. Maar het was de regenereerende kracht in den mensch, die de weeromhoogheffing uitwerkte. Volkeren verdwenen in hun ouden vorm om in een nieuwe vorm weer op te staan, niets verdwijnt blijvend zoolang de mensch blijft bestaan, in zich, hoe klein ook geworden, de mogelijkheid dragend tot nieuwe bloei en ont wikkeling. Ook dit alles leert ons de historie. Verdween b.v. het Romeinsche rijk werkelijk? Zijn begrenzing binnen zijn staatsvorm verdween, de Romeinsche mensch leeft nog heden ten dage en niemand kan iets van de toekomst zeggen. Zoo behoeft wat ons onwerkelijk schij nt geworden in onze tegenwoordige verhoudingen nog niet aan de aan nemelijkheid van andere mogelijkheden te doen gelooven. Zoo biedt de historie ons tallooze gelegen heden tot het maken van vergelijkingen. Nogmaals, wij danken de moderne historie beschrijvers, die niet meer enkel geschiedkundigen wilden zijn en erom door de mannen van de weten schap als vrijbuiters" op het terrein werden be jegend, veel. Zij hebben de geschiedenis voor ons boeiender, levender, menschelijker gemaakt. Zij hebben ons de historische figuren, de historische toestanden voor den geest gebracht als onderworpen aan dezelfde wetten van handelen en denken, die ook het handelen en denken van den tegenwoordigen mensch beheerschen. Zij hebben door dit alles onze historische belangstelling vergroot zooals ook het aanschouwelijk onderwijs leerzamer is dan het botte uit het hoofd leeren van feiten en jaartallen, dat ons in onze kinderjaren deed besluiten later vooral geen boek over historie meer in handen te nemen. De historie is weer een gemeengoed van den hedendaagschen mensch, ja van het hedendaagsche volk geworden. Talloozen lezen weer historie en worden getroffen door wat zij lezen en wat hun belangstelling nog verdiept. Wij danken het de moderne historiebeschrijvers, dat wij historie weer lezen /runnen, lezen willen en verstaan. CONSTANT VAN WESSEM PAG. 3 DE GROENE No. 3303

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl